Tijdens deze weken van coronaquarantaine schrijven we samen geschiedenis. We dijken de epidemie in met een ongekende beperking van onze vrijheid. We ervaren angsten en onzekerheden die ook voor onze groot- en overgrootouders ‘nieuw’ zijn. Zelfs de oudsten onder hen hebben immers geen herinneringen aan de Spaanse griep in 1918 – een pandemie die tot voor kort als een eindpunt gold van een tijdperk van epidemieën in Europa. Sinds die tijd is onze kennis over de verspreiding van infectieziekten enorm toegenomen. Toch vertoont onze omgang met de coronaepidemie vandaag heel wat parallellen met de manier waarop epidemieën in het verleden werden voorgesteld en beheerst.
Statistieken van cholera
Cholera teisterde het 19de-eeuwse Europa via terugkerende epidemieën, soms met decennia van luwte tussen. Vooral de uitbraken van 1848-1849 en 1866, met meer dan 43.000 slachtoffers in België, lieten diepe sporen na in het collectieve geheugen. Artsen die zichzelf ‘hygiënisten’ noemden, boden een plan van aanpak. Zij hanteerden een drievoudige strategie om het ongrijpbare te beheersen. Eerst ontkrachtten zij geruchten in de pers door een ‘choleraepidemie’ te ontkennen (bij valse geruchten) of net te bevestigen (om de overheid en bevolking tot actie aan te zetten). Vervolgens stelden zij nieuwe gevallen medisch vast. Die werden geteld in statistische bulletins, gericht op de doodsoorzaken bij de bevolking – vergelijkbaar met de cijfergegevens die vandaag via dagelijkse persconferenties worden bekend gemaakt. Zij reageerden ten slotte met hygiënische maatregelen.
De dynamiek van benoemen, vaststellen en maatregelen nemen, maakte de epidemie tot iets tastbaars en wezenlijk. Vandaag gebeurt met de coronaepidemie iets gelijkaardigs: zij krijgt vorm als geheel in de cijfers en maatregelen van deskundigen. Of anders gesteld: de epidemie wordt geconstrueerd om haar te kunnen bestrijden. Zij is pas een ‘epidemie’ als ze ook zo wordt benoemd en voorgesteld met cijfers. De wortels van die dynamiek – en dus van de actuele coronacurve – liggen met andere woorden in de 19de-eeuwse epidemiologische statistiek.
19de-eeuwse gezondheidspolitiek
De politieke vertaling van die cijfers was heel anders dan vandaag. De overheid legde ter bestrijding van cholera het openbare leven niet stil. Gemeentelijke besturen – het niveau dat toen de grootste bevoegdheid had op het vlak van openbare gezondheid – verboden wel openbare bals, feesten en religieuze processies. Ook kerkelijke diensten werden soms geschorst, een voor die tijd controversiële maatregel die op veel weerstand stuitte bij de bevolking.
De meeste inspanningen waren echter – op aangeven van de hygiënisten – gericht tegen ‘onhygiënische toestanden’. Daarmee werden vooral de leefomstandigheden in de grootstedelijke arbeidersbuurten bedoeld. Hier vertoont zich wél een parallel met het heden: in de manier waarop epidemieën sociale verschillen hebben uitvergroot. De lagere sociale klasse werd immers het zwaarst getroffen door de cholera. Hun dichtbevolkte volksbuurten met gedeelde waterputten vormden de ideale voedingsbodem voor een bacterie (de vibrio cholerae) die zich vooral via besmet drinkwater verspreidde. Bovendien wogen ook de maatregelen ter bestrijding van de epidemie voor hen het zwaarst. Bij een geval van cholera bijvoorbeeld werden hun huizen verplicht verlucht en gedesinfecteerd (gefumigeerd), waardoor zij tijdelijk een ander onderkomen moesten vinden.
De beter beschermde bourgeoisie maakte hen daarbij tot een zondebok voor de snelle verspreiding van de epidemie. De roep om de volkswijken ‘op te kuisen’ klonk plots luid. De lockdown vandaag is weliswaar heel anders, maar treft ons – net als de maatregelen in het verleden – naargelang onze sociale situatie (alleenstaand of met partner en/of kinderen, wonend in een stad of in een landelijke gemeente enz.). Die sociale context bepaalt net als in de 19de eeuw onze ervaring van de epidemie.
Gezondheidsvoorlichting
Op korte termijn bleken de maatregelen van de hygiënisten weinig effectief. De Amerikaanse historicus David Barnes stelt zelfs dat de meeste maatregelen tegen de verspreiding van epidemieën in het verleden hun belofte tot indijking niet hebben kunnen waarmaken. Dat geldt ook voor cholera. Pas met de installatie van waterleidingen en -zuivering in de late 19de eeuw zou de verspreiding stoppen. De laatste grote uitbraak dateerde van 1892-1894. Op lange termijn bleken de politieke effecten niettemin groot. Mede dankzij de ervaring van de choleraepidemieën omarmde de 19de-eeuwse liberale klassenmaatschappij de idee van een staat die sterker kon ingrijpen, op basis van wetenschappelijke inzichten en in het algemeen belang. Epidemieën legden met andere woorden mee de basis voor het 20ste-eeuwse ‘nieuwe’ en centrale beleidsdomein van de volksgezondheid.
De hygiënisten beleefden rond de eeuwwisseling hun hoogdagen. Vanaf 1908 kon je als Belgisch arts aan de universiteiten van Gent en Luik een extra diploma als ‘hygiënist’ bekomen. De introductie van de laboratoriumwetenschap leidde tot de ontwikkeling van nieuwe medische specialismen als de bacteriologie en de virologie. Een nieuwe generatie schoolartsen, arbeidsgeneesheren en gezondheidsinspecteurs bouwde de gezondheidsvoorlichting en preventieve geneeskunde uit. Hygiëne en ‘handen wassen’ geraakte ingeburgerd. De verspreiding van de kennis over micro-organismen bij het brede publiek leidde bovendien tot het beeld van een strijd tegen een ‘onzichtbare vijand’ – een mobiliserend beeld dat we vandaag volop zien terugkeren in de berichtgeving over de coronaepidemie. Maar de hygiënisten werden ook het slachtoffer van hun eigen succes. Na de Spaanse griep verdwenen de verwoestende epidemieën grotendeels uit Europa. Zij werden een zaak van verre landen. Cholera transformeerde tot een tropische ziekte. De studie van epidemieën in Europa werd een zaak van historici, zo leek het wel.
De tijden zijn intussen veranderd. Eerst met SARS en nu COVID-19 zijn epidemische infectieziekten opnieuw een realiteit geworden. Het discours van een ‘onzichtbare vijand’ en de hygiënisten – nu: virologen – zijn helemaal terug in beeld. Dat geldt ook voor hun wetenschappelijke logica die een ziekte tegelijkertijd als epidemie construeert én beheersbaar maakt. We herontdekken daarbij een stuk van ons verleden. Dat wil zeggen: we maken opnieuw kennis met een collectieve kwetsbaarheid die we ‘voorbij’ hadden gewaand, die we tot voor kort als iets van het verleden hadden beschouwd. Tegelijkertijd blijken de mechanismes waarmee we die kwetsbaarheid het hoofd bieden evenzeer historisch verankerd. Het vatten van een epidemie in cijfers is een beproefd frame waarvan de politieke en sociale vertaling om veel wijsheid vraagt.
Joris Vandendriessche is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij is gespecialiseerd in de geschiedenis van (wetenschappelijke) kennis, geneeskunde en universiteit. Momenteel doet hij onderzoek naar publicatiecultuur en piraterij in de negentiende-eeuwse wetenschap.
Titelafbeelding: Map Exhibiting the Progress of the Late Epidemic Cholera from Hindostan to Great Britain. Credit: Wellcome Collection. Attribution 4.0 International (CC BY 4.0).