Maandelijks archief: maart 2019

Zes middeleeuwse topwijven

Gastblog door Andrea Bardyn, Chanelle Delameillieure en Nena Vandeweerdt.

De woorden ‘middeleeuwen’ en ‘vrouwenrechten’ zal u niet snel terugvinden in dezelfde zin. Films en boeken over het verleden portretteren middeleeuwse vrouwen meestal als gehoorzame huisvrouwen of smachtende prinsessen in kastelen. Maar hoewel de middeleeuwse maatschappij door en door patriarchaal was, beschikten vrouwen over meer rechten dan die clichéverhalen doen vermoeden en namen ze voluit deel aan het publieke leven. Daarom stellen we u graag voor aan zes middeleeuwse ‘topwijven’ uit Vlaamse steden. In de middeleeuwen was wijf overigens de neutrale benaming voor een vrouw. Het woord had dus helemaal niet de negatieve bijklank van vandaag.

Een vrouw helpt in een slagerij. Ze vangt het bloed op dat ze later zal gebruiken om bloedworsten te maken (Ibn Butlân, Tacuinum sanitatis, BNF, Département des manuscrits, Latin 9333).
  1. Machtilde Perloecx bekritiseert de keurmeesters

Op de Leuvense vismarkt ging het er niet altijd even vredig aan toe. Ambachtslieden leurden er met zeevissen die de stad werden ingevoerd en bewoners van de stad en haar omgeving verkochten er vis om een extra centje te verdienen. Ook vrouwen waren talrijk aanwezig, als kopers én verkopers. Die visverkoopsters, toen viswijven genoemd, genoten niet de beste reputatie, maar dit werkten ze zelf soms wel eens in de hand. Zo moest de Leuvense Machtilde Poerloecx zich in 1423 voor de stadsraad verantwoorden. Zij baatte een kraam uit op de vismarkt. Machtilde was verontwaardigd nadat de keurmeesters (dit waren mannen die de kwaliteit van de vissen keurden) haar vis hadden afgekeurd en riep hen daarop toe dat ze niet grondig keurden en dat “sij stoncken”. Hiermee stelde ze de rechtvaardigheid van het economische beleid van de stad in vraag – en hun welriekendheid. Dit werd haar niet in dank afgenomen en Machtilde werd op een bedevaart naar Milaan gestuurd.

  1. Katlijne van Brussel leert haar echtgenoot een lesje

Anno 1430 leefde de Leuvense Katlijne van Brussel in Kortrijk, waar ze een eigen handelszaak had uitgebouwd. Dat was ook nodig, want ze leefde gescheiden van haar man Hendrik, die nog in Leuven woonde met hun zoontje. Katlijnes succes kwam Hendrik echter al snel ter ore. “Met behendicheiden ende scoenen woerden” smeekte hij haar om terug te keren naar haar thuisstad. Minder gewiekst in de liefde dan in het ondernemerschap verkocht Katlijne haar zaak. Ze stuurde de opbrengst alvast naar Hendrik alvorens zelf de reis te maken. Eenmaal aangekomen in Leuven stond ze – letterlijk – voor een gesloten deur. Hendrik weigerde niet alleen zijn echtgenote te verwelkomen, hij woonde ook samen met een vriendin en hield Katlijnes geld voor zichzelf. Katlijne wist wat haar te doen stond: gesteund door vrienden trok ze naar de rechtbank, en vroeg hen “omme Godswille” om gerechtigheid te laten geschieden. Dat lukte ook: de Leuvense stadsraad strafte Hendrik en dwong hem om het geld dat hij met “listigher subtijlheyt” had ontvreemd terug te geven aan Katlijne. Eind goed, al goed voor Katlijne.

  1. Woyeken Hagen zegt neen tegen een gearrangeerd huwelijk

In 1500 ontving het Antwerpse stadsbestuur een klacht van de familieleden van Woyeken Hagen. Ze claimden dat een zekere Symoen het meisje tegen haar wil had geschaakt. De gerechtsofficier confronteerde Woyeken met de klacht, waarop ze ontkende dat Symoen haar ontvoerd had. Integendeel, Woyeken verklaarde prompt dat ze uit vrije wil was meegegaan en geen andere man wilde. Ze had namelijk vernomen dat haar familie haar aan een “leeliken man mit eenen baerde” wilde koppelen. Om dat te vermijden trouwde ze snel met Symoen, hoewel Woyeken eigenlijk minderjarig was (jonger dan 25 volgens het middeleeuws recht) en de goedkeuring van haar familie nodig had. De schepenen bestraften Symoen daarom met een boete. Toch was het huwelijk tussen Woyeken en Symoen geldig en onbreekbaar. Beide partners hadden namelijk ingestemd en dat was de enige voorwaarde om te trouwen in de middeleeuwen. Voor meisjes als Woyeken boden schakingen dus een mooie kans om aan een gedwongen huwelijk te ontsnappen.

De priester brengt de rechterhanden van de verloofden samen wat hun instemming en keuze voor elkaar symboliseert (British Library, catalogue of illuminated manuscripts, Royal 17 F IV, fol. 65v.).
  1. Liesbet van Keerbeke verzet zich tegen haar uitsluiting uit het slagersambacht

In 1564 besliste de Leuvense stadsraad, na aandringen van het slagersambacht, dat slagersweduwen de zaak van hun overleden echtgenoot in het Vleeshuys niet langer mochten uitbaten. Volgens de ambachtslieden tastte de aanwezigheid van gevestigde weduwen het inkomen van jongere gezellen van het ambacht aan. Die nieuwe regeling was echter buiten Liesbet van Keerbeke gerekend. Twee jaar na de verordening stapte deze slagersweduwe naar de stadsraad. Ze stelde dat ze als arme weduwe zonder de zaak van haar voormalige echtgenoot haar kinderen niet meer kon onderhouden. Daarnaast argumenteerde Liesbet dat weduwen in alle Leuvense ambachten steeds het beroep van de overleden echtgenoot hadden verdergezet. De stadsraad gaf gehoor aan haar argumenten en Liesbet kreeg toelating om de vleeskraam te blijven uitbaten totdat haar zoon meerderjarig was. Het bleef niet bij die uitzondering: vier jaar later schrapte de stadsraad de verordening in zijn geheel. Liesbet kende als ambachtsweduwe haar rechten en aarzelde niet om die af te dwingen voor de schepenbank.

  1. Cornelijken Barinagen laat zich niet doen door haar belager

Op 14 augustus 1480 viel het verdict in de rechtszaak die de Gentse Cornelijken Baringen samen met haar ouders had aangespannen. De schepenbank veroordeelde Colaert Roose tot een verbanning van vijftig jaar uit Gent. Colaert had Cornelijken het leven immers erg zuur gemaakt. Als jonge vrouw – vermoedelijk was ze een tiener – zocht ze al een tijdje naar een geschikte partner. Maar tot Cornelijkens grote frustratie hapte geen enkele man toe, en dat was de schuld van Colaert Roose. Deze man verspreidde immers kwalijke roddels over haar en zei dat hij met haar had geslapen. In de eergevoelige middeleeuwse maatschappij waren zo’n woorden niet onschuldig. Het seksueel gedrag van vrouwen bepaalde hun reputatie én die van hun familie. Voor jonge meisjes waren maagdelijkheid en eerbaarheid daarom erg belangrijk. Door Colaerts “blameerlijke ende afdraghelijke woorden” had Cornelijken dan ook “diverssche goede huwelijken” misgelopen die ze nochtans “gherne ghe(h)adt hadde”. Nu Colaert zwaar bestraft werd en het duidelijk was dat Cornelijken een “eerbaer maeghdekin” was, kon ze haar zoektocht naar een partner met goede moed hervatten.

Een visverkoopster in haar verkoopkraam (Ibn Butlân, Tacuinum sanitatis,BNF, Département des manuscrits, Latin 9333).
  1. Janne Schuts groeit uit tot een gerespecteerde zakenvrouw

Janne Schuts, een alleenstaande vrouw in vijftiende-eeuws Antwerpen, verstrekte op grote schaal leningen aan haar stadgenoten. Dat was een typische activiteit voor alleenstaande vrouwen in middeleeuwse steden, maar weinigen waren zo actief als Janne. Zij liet zo’n 158 transacties registeren voor de Antwerpse schepenbank – een enorm aantal. Dat waren voornamelijk leningen maar ook investeringen in vastgoed. Janne was daarmee een erg succesvolle geldschieter die de groeiende Antwerpse economie van krediet voorzag. Ze deed dat bovendien vanuit een allesbehalve evidente positie: ze was van bescheiden komaf en de alleenstaande moeder van een onwettig kind uit een affaire. Toch klom ze op van dienstmeisje naar een vishandelaarster met een eigen zaak, om vervolgens begijn te worden. In het begijnhof gaf ze les en breidde ze haar investeringsactiviteiten uit. Dankzij wat financiële meevallers en zakelijk talent kon ze een klein fortuin opbouwen, dat ze onder andere gebruikte om aan haar zus en dochter een mooie huwelijksgift mee te geven.

Meer lezen.

Haemers J., Bardyn A., Delameillieure C. (red.), Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen, 2019.

Andrea Bardyn, Chanelle Delameillieure en Nena Vandeweerdt zijn gastbloggers. Andrea verricht postdoctoraal onderzoek naar de economische genderrollen, machtsverhoudingen, en taakverdeling binnen het middeleeuws huwelijk in de laatmiddeleeuwse Nederlanden. Het doctoraatsonderzoek van Chanelle richt zich op de controle van ouders en overheden op de partnerkeuze van jongeren in laatmiddeleeuws Gent, Leuven en Antwerpen. Nena vergelijkt in haar doctoraat de posities van vrouwen in de beroepenwereld van Noord- en Zuid-Europa in de vijftiende en zestiende eeuw. De drie onderzoeksters zijn verbonden aan de onderzoeksgroep Middeleeuwen aan de KU Leuven.

Titelafbeelding: Fresco in het Castello di Issogne, Aosta, Italië.

Op bezoek in een middeleeuws bordeel in Leuven

Gastblog door Jelle Haemers.

Waar boden prostituees hun diensten aan in middeleeuws Leuven? We zoeken het even voor u uit, en bezoeken met een nieuwsgierige blik een bordeel. Prostituees waren geen ‘marginalen’ in de middeleeuwen, zoals soms gedacht wordt, want ze bevonden zich in het hart van de stad.

Waar kon je terecht?

Leuven kende twee rosse buurten. Ten eerste vond je ‘vrouwen van lichte levene’, zoals prostituees toen heetten, rond het Ladeuzeplein, waar nu de universiteitsbibliotheek gevestigd is. Die ligt immers op het tracé van de oude, twaalfde-eeuwse stadsomwalling. Aan de buitenkant van die muur tippelden prostituees, zoals in de Ravenstraat en Vlamingenstraat. Toen de muur gebouwd werd, bevond de rosse buurt zich dus buiten de stad, maar na verloop van tijd raakte deze buitenwijk volgebouwd. Toch bleven de prostituees er klanten lokken. Ze bevonden zich dus voortaan in het midden van de stad, en konden er relatief vrij hun gang gaan. Prostitutie was geen misdaad, maar wel een zonde. Het werd afgekeurd vanuit moreel oogpunt, maar strafbaar was het niet.

Een man leidt een vrouw binnen in een slaapkamer, een ander koppel eet er.

Ten tweede vond je in het noorden van Leuven enkele bordelen, langs de aanlegplaatsen op de Dijle, bij de abdij van Sint-Geertrui. De uitgeputte reiziger kon er bijvoorbeeld terecht in het pand ‘De Roose’ waar er gepast vermaak werd aangeboden. Ook vandaag nog zijn havenbuurten (of treinstations) een geliefkoosde plaats voor prostitutie – in Leuven daarentegen is de gentrificatie er nu doorgedrongen, en verdwenen de ‘quade herberghen’, zoals ze soms genoemd werden. Ook verder stroomopwaarts kwamen mannen aan hun trekken. In de Wieringstraat, dichtbij het paleis van de hertog van Brabant, lag namelijk een gerespecteerd bordeel. Maar ook de Halvestraat stond bekend om zijn seksueel vertier. Beide etablissementen waren aan de Dijle gelegen, want bordelen verbruikten veel water.

Hoe zag een bordeel er vanbinnen uit?

Bordelen waren bovenal badhuizen. De bezoeker betaalde er voor een duik in een badkuip, gevuld met heet water, want niet iedereen beschikte over de faciliteiten om zelf een verwarmd bad te nemen. Door middel van een buizenstelsel dat aan een kachel verbonden was, werd warme lucht door het gebouw vervoerd. Die kachel heette een stoof, en heeft zijn benaming aan het hele gebouw gegeven. Middeleeuwse ‘stoven’ zijn dus huizen waar je met het gezin terecht kon voor een verkwikkend bad. Op sommige dagen konden mannen of vrouwen er afwisselend terecht, op andere dagen baadden koppels of gezinnen er gezamenlijk. Niet alle badhuizen lieten dus prostituees toe.

Drie koppels hebben vertier in dezelfde kamer: ze drinken en tafelen er, en gaan er naar bed.

Waar dat wél het geval was, hadden de verschillende ruimtes in het pand toepasselijke namen. In het bordeel in de Wieringstraat kon je bijvoorbeeld de kamer ‘De Pauw’ boeken, ‘De Papegaai’, of ‘De Roos’. Vogel- en bloemennamen waren erg populair voor kamers in dergelijke stoven, want ze stonden symbool voor de activiteiten die er plaatsvonden. De papegaai met zijn felle kleuren, of de pauw met zijn uitbundig verenkleed om vrouwtjes te lokken, waren populaire erotische metaforen. In het bordeel ‘De Roose’ was er een zogenaamde ‘gevogelte kamer’, die tot de verbeelding sprak. In de Wieringstraat bood de eigenaar zelfs een ‘Hertogenkamer’ aan, een luxueus vertrek met een fauteuil, drie bedden en twee schrijnen.

De meeste kamers bevatten trouwens meerdere bedden. Je trof ze zowel in gewone badhuizen als bordelen aan: kamers waarin gezinnen of koppels terecht konden voor een verpozing. Privacy was relatief in de middeleeuwen. Schrijnen of gordijnen schermden je af, maar je begaf je met meerdere vrienden of familieleden naar hetzelfde vertrek. De iconografie spreekt boekdelen: koppels nemen in dezelfde ruimte een bad terwijl ze een maaltijd nuttigen. De tafel en het bed staan gedekt. Uit onlangs opgedoken inventarissen van bordelen weten we dat de prenten aan de werkelijkheid beantwoorden. De Wieringstraat had 42 bedden in totaal, met op één kamer (de ‘Vrouwenkamer’) zelfs zes bedden.

Wie kwam er over de vloer?

Voor zover geweten is, konden in de bordelen enkel hetero’s terecht, want homoseksualiteit was taboe. Er zijn wel verhalen bekend van vrouwen die zich in mannenkleren hulden, maar de zogenaamde ‘Donkere Kamer’ in het bordeel ‘De Roose’ was zeker geen dark room. ‘Vrouwen van lichte levene’ trof je er wel aan. Sommigen hadden faam gemaakt, anderen wilden snel iets bijverdienen.

Mannen en vrouwen feesten erop los in een gelagzaal van een bordeel.

De helft van de Leuvense bordelen werd overigens uitgebaat door vrouwen, misschien ‘prostituees op rust’ die het gemaakt hadden? Sommige van die bordeeluitbaatsters waren zelfs eigenares, hetgeen op een gefortuneerde positie wijst. Doorgaans waren badhuizen in het bezit van gegoede families. Zelfs Jan Ballinc, een priester van de Sint-Pieterskerk, bezat er één. In een huurcontract dat van zijn ‘stove’ bewaard bleef, stond wel de clausule dat de uitbater geen ‘oneerbare vrouwen’ mocht ontvangen. Het was duidelijk enkel een badhuis.

Een andere eigenaar had minder scrupules. In een huurovereenkomst van zijn bordeel in de Halvestraat uit 1456 liet Jan Van Udekem optekenen dat hij het wekelijks kosteloos mocht bezoeken. Geen clausule dit keer dat er geen prostituees actief mochten zijn. Uit andere bronnen weten we overigens dat buurtbewoners klaagden over het losbandige gedrag van de bezoekers. Bovendien, zo stond in het contract, zou de uitbaatster op de vier belangrijkste feestdagen de bezoekende eigenaar gratis een kan Rijnwijn aanbieden. Jan reserveerde zich dus het recht om er althans viermaal per jaar op gepaste wijze de feestdag te vieren.

Was de Leuvense situatie uniek? Je kan het lezen in:

Schoorens L. & Haemers J., Vogelvrije vrouwen? Prostitutie in laatmiddeleeuws Brabant, Leuven, 2018.

Haemers J., Bardyn A., Delameillieure C. (red.), Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen, 2019.

Geïnteresseerden kunnen zich inschrijven voor de boekpresentatie van Wijvenwereld op donderdag 7 maart om 18 uur in het stadhuis van Leuven. Op woensdag 13 maart om 19 uur geeft Jelle Haemers een lezing over prostitutie in de middeleeuwen in het Leuvens stadsarchief.

Jelle Haemers is gastblogger. Hij is hoofd van de onderzoeksgroep Middeleeuwen aan de KU Leuven. Hij doet onderzoek naar politieke conflicten in de late middeleeuwen en naar gendergeschiedenis in Europese steden.