Maandelijks archief: februari 2017

De grootste bom ter wereld

‘Mag ik u erop wijzen, Monseigneur, dat wij momenteel beschikken over de grootste radiumbom ter wereld.’ De boodschap komt uit een brief uit 1943. De auteur was Joseph Maisin, directeur van het Leuvense Kankerinstituut. De ‘Monseigneur’ die hij aanschreef was Honoré Van Waeyenbergh, rector van de universiteit. En de vermelde ‘radiumbom’ was geen wapentuig, maar een geavanceerd toestel om tumoren mee te bestralen. In volle oorlogstijd was het nieuws van Maisin erg welkom. ‘Een deugddoende zonnestraal in tijden van diepe crisis’, zo feliciteerde Van Waeyenbergh zijn professor. De ingebruikname van de Leuvense radiumbom was inderdaad een onverwacht succes, zowel op humanitair als op wetenschappelijk vlak – een vergeten stukje medische geschiedenis uit de oorlogsjaren.

De strijd tegen kanker

Het Kankerinstituut te Leuven. (Universiteitsarchief Leuven)

In 1928 was in Leuven het Kankerinstituut feestelijk geopend. Het was het eerste gebouw van Sint-Rafaël, de medische campus die tussen de wereldoorlogen in het Leuvense stadcentrum verrees. Er was een intensieve fondsenwerving aan voorafgegaan. Adellijke dames en rijke industriëlen schonken grote bedragen. Maar ook vrome parochianen – want het nieuwe instituut werd gepromoot als een ‘katholiek werk’ – konden voor 1 frank een steen van het Kankerinstituut sponsoren. Het was de eerste keer dat de strijd tegen kanker zo sterk was gemediatiseerd. Dankzij lokale en nationale actiecomités haalden de plannen voor het nieuwe instituut regelmatig de pers. Daarbij speelden ook ideologische belangen. ‘De eer van de katholieke wetenschap en van de Katholieke Universiteit staat op het spel!’, zo riep Van Waeyenbergh bevriende journalisten ter hulp.

Het ingezamelde geld werd gebruikt voor de bouw van het instituut, maar ook voor de uitrusting ervan: zeventig hospitaalbedden, drie nieuwe operatiezalen, toestellen voor radiografieën en, niet onbelangrijk, de aankoop van radium. Bestraling met radium werd in die tijd als de meest vooruitstrevende behandeling beschouwd, in het bijzonder voor borstkanker. De radioactieve eigenschappen van de stof maakten het mogelijk dieper gelegen tumoren te bestralen. Maar radium was ook zeldzaam, gevaarlijk en buitengewoon duur. Maisin werkte nauw samen met fysici en ingenieurs om een veilige omgeving voor die radiumtherapie te bouwen: het radium werd in glazen tubes geplaatst in een speciaal daarvoor ontworpen apparaat (de ‘radiumbom’). De bestraling zelf ging door in een soort betonnen bunker.

Radium uit Congo

De ‘radiumbom’ waarin de 7 gram radium werd bewaard. (Universiteitsarchief Leuven)

België had in die tijd het wereldmonopolie op radium. Het werd gewonnen door de Union Minière du Haut-Katanga, een mijnbedrijf dat vooral in het ertsrijke zuiden van Congo actief was. Via de Nationale Stichting tegen Kanker stelde het bedrijf radium beschikbaar aan de Belgische universiteiten. Die verdeling verliep echter moeizaam. De Union Minière zag aanvankelijk meer in één prestigieus nationaal ‘radiuminstituut’ te Brussel. Dat de Leuvense universiteit zo sterk het katholieke karakter van haar instituten benadrukte, droeg bij tot de spanningen. Maisin geraakte er door gefrustreerd. ‘Waarom laat de overheid elk jaar zoveel burgers sterven?’, klonk het hard. Naast humanitaire motieven had hij ook wetenschappelijke ambities. Met de Stichting tegen Kanker, het radium uit Congo en de kankerinstituten had België, aldus Maisin, alle troeven in handen om een internationale pioniersrol te spelen in de cancerologie.

Onverwacht succes

In 1937 kwam er een doorbraak: de Union Minière gaf 7 gram radium (geschatte waarde circa negen miljoen Belgische frank) in bruikleen aan de Leuvense universiteit voor kankerbehandeling. De Duitse inval van 1940 legde die behandeling echter lam. In de chaos van de eerste oorlogsdagen namen de Duitse troepen het radium in beslag en transporteerden het naar Duitsland. Pas na lange onderhandelingen tussen de Union Minière, de universiteit, de Stichting tegen Kanker en de Duitse bezetter werd het radium in 1941 teruggeven. Maisin had daarvoor zijn Duitse collega’s gevraagd de teruggave van het Leuvense radium te bepleiten ‘in naam van de wetenschap’. Nog onverwachter was dat de Union Minière in 1943 bijkomend radium ter beschikking stelde. Zo kon een radiumbom van 11 gram worden samengesteld, op dat moment ‘de grootste ter wereld’.

De zaal voor patiënten die op bestraling wachtten. (Universiteitsarchief Leuven)

Terwijl de oorlog onverminderd voortging, bleven kankerbehandeling en wetenschappelijk onderzoek mogelijk in Leuven. Uiteraard verliep dat soms moeizaam. Bij bombardementen vluchtten de gehospitaliseerde patiënten bijvoorbeeld uit het instituut. Ondanks die moeilijke omstandigheden was radiumtherapie een prioriteit tijdens de oorlogsjaren. De behandeling van kanker was in korte tijd uitgegroeid tot een centrale bekommernis van de overheid en de universiteit. Ook na de Tweede Wereldoorlog zette die ontwikkeling zich door. De strijd tegen kanker werd een van de belangrijkste programmapunten van het internationaal medisch onderzoek en gezondheidsbeleid.

Joris Vandendriessche is postdoctoraal onderzoeker aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 en werkt aan een geschiedenis van de Leuvense academische ziekenhuizen.

Ervandoor met je lief in de middeleeuwen

Gastblog door Chanelle Delameillieure.

In de vroege vijftiende eeuw ontmoetten Jan en Liesbeth elkaar voor het eerst op de kermis in Antwerpen. Het koppel werd verliefd en wilde zo snel mogelijk trouwen. Dat was helaas buiten Jans vader gerekend, die weigerde om toestemming te geven voor het huwelijk. Liesbeth kwam uit  een lager sociaal milieu en was daarom geen geschikte partner voor zijn zoon…

Toch werd het geen dramatisch verhaal over onmogelijke liefde en hartverscheurend verdriet à la Tristan en Isolde of Romeo en Julia. Na de afwijzing door Jans vader nam Liesbeth het heft vastberaden in eigen handen. Met de hulp van een aantal vrienden reed ze naar Jan toe en voerde ze hem mee op haar wagen, waarna het herenigde koppel alsnog in het huwelijk trad. Jans vader was hier uiteraard niet van gediend en klaagde de schaking van zijn zoon aan bij de Antwerpse autoriteiten. Omdat Jan meerderjarig was en vrijwillig met Liesbeth was meegegaan, konden die echter niet meer doen dan een boete vorderen. Met deze sluwe list had Liesbeth Jans vader buitenspel gezet.

Lelijke mannen met baarden

‘De ontvoering van Helena’, ca. 1450-1455, wellicht door Zanobi Strozzi. Dit houten paneel was waarschijnlijk een decoratiestuk voor een meubel. (Londen, The National Gallery, inv. nr. NG591.)

Deze aandoenlijke anekdote komt niet uit een oud sprookjesboek, maar wel uit een vijftiende-eeuws Antwerps strafregister. Bovendien was dit geen alleenstaand geval, maar kwamen er in de late middeleeuwen tal van gelijkaardige schakingen voor. In 1455 sloop een andere Liesbeth bijvoorbeeld stiekem uit het huis van haar vader in Leuven om naar haar geliefde te gaan. Hierover zei ze later dat dit haar eigen keuze geweest was, en dat ‘alles wat Hendrik met haar gedaan had’ met haar instemming was gebeurd.

Zo’n vijftig jaar later verklaarde Woyeken, een vrouw die eveneens met haar minnaar was weggelopen, dat ze dit gedaan had omdat ze bang was dat haar familie haar met ‘een lelijke echtgenoot met een baard’ zou opzadelen. Deze jonge vrouwen probeerden aan de controle van hun ouders te ontsnappen door er met hun geliefde vandoor te gaan. De schakingen waren strafbaar, maar het doel, namelijk een huwelijk, werd toch vaak bereikt.

Zonder consensus geen huwelijk

Deze voorbeelden staan in schril contrast met het stereotype beeld van de middeleeuwen als een periode waarin kinderen, en dan vooral meisjes, slachtoffers waren van gearrangeerde huwelijken die hun families sociaaleconomisch voordeel opleverden. Hoewel geheime huwelijken zonder de toestemming van ouders bestraft konden worden, bepaalde het kerkelijk recht dat ze geldig en dus onontbindbaar waren. Vanaf de twaalfde eeuw benaderde de Kerk het huwelijk immers verrassend individualistisch: consensus werd de enige voorwaarde om een geldig huwelijk aan te gaan. Dit betekent dat in principe enkel de wederzijdse instemming van beide huwelijkspartners – de uitwisseling van de woorden ‘Ja, ik wil’ – volstond om te trouwen. Dankzij dit consensusprincipe konden jongeren de invloed van hun ouders omzeilen; hun medeweten, noch hun instemming waren vereist. Dergelijke ‘stiekeme’ huwelijken staan bekend als clandestiene huwelijken.

Gehistorieerde initiaal ‘S (sponsum)’ van man die een ring rond de vinger van een vrouw plaatst, ca. 1360-1375. (Londen, British Library, Royal 6 E VI, fo. 104r.)

Het consensusprincipe botste sterk met de laatmiddeleeuwse praktijk. Huwelijken konden families en hun kapitaal met elkaar verbinden en dienden dus weloverwogen te gebeuren. Het waren politieke en socio-economische aangelegenheden met als doel de invloed en het bezit van de betrokken families uit te breiden. Hoe hoger hun positie op de sociale ladder was, hoe meer economische belangen meespeelden. Stedelijke elites gingen dan ook eisen dat de lacune van het kerkelijk recht werd opgevuld door de opname van de ouderlijke toestemming als voorwaarde in het seculier recht. Vanaf de dertiende eeuw vaardigden wereldlijke overheden verschillende wetten uit. Deze charters richtten zich niet op het clandestien huwelijk, maar op het middel om zo een huwelijk aan te gaan, namelijk de schaking. In de praktijk werden deze strenge wetten zelden uitgevoerd en werd de zaak vaak in den minne geregeld.

De spanning tussen het sociaaleconomische belang van een huwelijk en de nadruk op consensus resulteerde in tal van opmerkelijke rechtszaken over clandestiene huwelijken en schakingen, waarbij verliefde koppels er samen vandoor gingen tegen de wil van hun familie.  Niet alle schakingen waren echter een romantisch gebeuren zoals in het geval van Jan, Liesbeth en Woyeken. Schakingen konden ook de vorm van gewelddadige ontvoeringen aannemen en werden dan ingezet in de strijd van families om gunstige allianties te smeden die hen aanzien en bezit opleverden. In dit geval schaakten mannen, vaak met de hulp van hun familieleden, welstellende vrouwen in de hoop om zo een voordelig huwelijk af te dwingen. Het consensusprincipe verleende dus een zekere graad van vrijheid aan individuen, maar leidde ook tot misbruik en verwarring.

De schaking als achterpoortje?

‘Roman de la Rose’, Parijs, ca. 1405. (Los Angeles, The J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig XV 7.)

Geruggesteund door de Kerk beschikten jongeren over een handig middel om hun eigen huwelijk te bepalen. Toch was de schaking geen romantisch redmiddel dat massaal werd aangewend door rebelse jongeren die met hun ouders ruzieden over hun partnerkeuze. Het strategische nut van huwelijken in de late middeleeuwen werd vaak niet in vraag gesteld en kinderen konden zelf ook sociaaleconomische belangen nastreven bij de keuze van hun partner. Bovendien hielden ouders soms ook rekening met de voorkeuren van hun kroost. Hoewel jongeren zich dus niet in grote getale verzetten tegen de zakelijke manier van huwen, waren ze geen marionetten in het strategische spel van hun families. De Kerk maakte huwelijken op basis van wederzijdse instemming mogelijk en Jan en Liesbeth maakten daar dankbaar gebruik van.

Chanelle Delameillieure is gastblogger. Ze is als aspirant van het FWO verbonden aan de onderzoeksgroep Middeleeuwen van de KU Leuven. Ze doet onderzoek naar huwelijksvorming in de laatmiddeleeuwse Lage Landen.

Titelafbeelding: Een koppel in een landschap, Parijs, ca. 1440-1450 door de ‘Bedford-meester’. (Los Angeles, The J. Paul Getty Museum, Ms. Ludwig IX 6, fol. 4.)

Negen middeleeuwse helden

De middeleeuwse mens hield van lijstjes maken. Er waren tal van lijsten van geleerden uit de klassieke oudheid. Er werden lijsten opgesteld om de diverse deugden te illustreren. Ook de bekende bestiaria zijn eigenlijk niet meer dan een opsomming van diersoorten. De meeste lijsten werden telkens door de auteur zelf samengesteld. De lijst van ‘de negen besten’ was echter ander type. De vorm ervan lag al op voorhand vast.

Koning Arthur als lid van de negen besten, detail wandtapijt (ca. 1400). Metropolitan Museum of Art.

‘De negen besten’ is een lijst van negen heersers en ridders uit de geschiedenis en mythologie. Ze moesten het ideaalbeeld van de ideale heerser tonen. De negen heersers zijn ingedeeld in drie groepen: de heidense, de joodse en de christelijke. De lijst zou rond 1300 ontstaan zijn in de Nederlanden met het anonieme gedicht Van neghen den besten dat door sommigen aan Jacob van Maerlant wordt toegewezen. Vanuit onze gewesten verspreidde de lijst zich razendsnel doorheen Europa. In de loop van de zeventiende eeuw verloor de lijst aan populariteit om in de achttiende eeuw volledig te verdwijnen. Vandaag zijn weliswaar enkele individuen uit de lijst nog wel bekend, de lijst zelf is al lang geen gemeengoed meer.

De negen besten waren ontzettend populair aan het hof en in aristocratische kringen. Zo schreef Jean Molinet in 1467 een lofdicht voor de pas overleden Bourgondische hertog Filips de Goede waarbij hij liet uitschijnen dat de gestorven hertog de eervolle lijst van helden vervoegde. Maar ook in het stedelijke milieu was het een bekend thema. Zo werden de negen besten afgebeeld in het oudste deel van het stadhuis van Keulen (1330) waar ze als prototype van rechtvaardige heersers het goede voorbeeld gaven. Ze werden ook vaak opgevoerd tijdens Blijde Intredes en andere processies. Maar ook in kerkelijke milieus werd de lijst vernoemd. Deze teksten stelden aan de lezer de retorische vraag waar de helden gebleven waren. Door de dood van deze helden centraal te stellen, wezen deze teksten vooral op de sterfelijkheid van de mens.

Godfried van Bouillion, detail fresco I Nove Prodi in Castello della Manta, Italië, ca. 1420

Ook alternatieve lijsten zagen al snel het licht. Zo werden de negen helden soms vergezeld door negen beste vrouwen, hoewel er discussie was over de samenstelling van deze lijst. Geen andere lijst werd echter zo populair of was zo wijdverspreid. Zowel in de literatuur als in de kunst was hun invloed enorm. De volgende keer dat je dus enkele heerschappen uit de lijst tegenkomt, is het nu op een schilderij, in een boek of op een gevel, besef dan dat het gaat om een (gedeeltelijke) weergave van de populairste lijst uit de late middeleeuwen.

De negen besten

  1. Hector

Hector was de zoon van Priamos, koning van Troje. Tijdens de Trojaanse oorlog was hij de belangrijkste verdediger van de stad tegen de Griekse aanvallers. Uiteindelijk werd hij door Achilles in een duel gedood, waarna de goden zijn lichaam beschermden tegen de mishandelingen van Achilles.

  1. Alexander de Grote

Alexander de Grote was koning van Macedonië en bouwde via zijn veroveringstochten een rijk uit van aan de Ionische Zee tot aan de Himalaya. Uiteindelijk stierf hij op 32-jarige leeftijd aan een onbekende ziekte.

  1. Julius Caesar

Julius Caesar was generaal en alleenheerser van Rome en vooral bekend van zijn verovering van Gallië. Hij werd door zijn politieke tegenstanders vermoord.

Houtsnede met daarop de drie heidense helden: Hector, Alexander de Grote en Julius Caesar.
  1. Jozua

Jozua was een vertrouweling van Mozes en nam het leiderschap van Israël over na diens overlijden. Hij veroverde verschillende gebieden voor de joden en verspreidde zo mee het Jodendom.

  1. David

David was koning van Israël en stond bekend als een goed en rechtvaardig heerser. Hij versloeg Goliath in een heldhaftig duel. In de middeleeuwen geloofde men dat hij een voorvader was van Jozef, de stiefvader van Jezus.

  1. Judas Maccabeüs
Judas Maccabeüs.

Judas Maccabeus of Judas de Makkabeeër was een van de leiders van de Makkabese opstand. Hij veroverde de tempel en liet hem reinigen. Hij zou uiteindelijk sterven op het slagveld en het einde van de opstand niet meemaken.

  1. Arthur

Arthur was de legendarische koning van Brittannië en aanvoerder van de ridders van de ronde tafel. Hij was een populair figuur in de middeleeuwse literatuur.

  1. Karel de Grote

Karel de Grote was een Frankisch heerser die in 800 door de paus tot Keizer werd gekroond. Hij veroverde nieuwe gebieden en volkeren die hij vervolgens liet bekeren tot het christendom. Na zijn dood ontstonden al snel verschillende verhalen en legenden over hem.

  1. Godfried van Bouillon

Godfried van Bouillon was een held van de eerste kruistocht. Hij speelde een sleutelrol bij de verovering van Jeruzalem en verwierf zo faam bij zijn tijdgenoten. Hij kreeg de titel beschermer van Heilig Graf en zou ook in Jeruzalem sterven.

Meer lezen

De transcriptie van het Middelnederlandse gedicht Van neghen den besten.

W. Anrooij, Helden van weleer: de Negen Besten in de Nederlanden (1300-1700), Amsterdam, 1997.

Tekst: Hannelore Franck. Titelafbeelding: De negen besten op het stadhuis van Keulen, Elke Wetzig, Wikimedia Commons.