Begin jaren 1950 met de Christelijke Mutualiteiten op vakantie naar Zwitserland betekende voor veel jongeren een avontuur, een eerste buitenlandse reis. De keuken was ‘van bij ons’ en Belgische vrijwilligers stonden achter de kookpotten. Met ‘goestingskes’ werd geen rekening gehouden. Het voedsel moest krachtig, overvloedig en gezond zijn, Toch zijn het vooral de Zwitserse chocolade en de geitenmelk, gedronken bij een geitenboer tijdens een bergwandeling, die bleven hangen in de herinneringen van de vakantiegangers. De toon voor de volgende zeventig jaar was gezet.
Met de ziekenkas op vakantie
Met een regentschapsbesluit uit 1946 kregen de mutualiteiten toelating om speciale bijdragen te innen voor het organiseren van preventieve luchtkuren. Doelstelling was de in de oorlog verzwakte jeugd een op gezondheid gerichte ontspanning aan te bieden. Binnen CM gingen enkele Mechelse pioniers aan de slag en in 1947 was de eerste binnenlandse vakantie voor 1400 dertien- en veertienjarigen een feit. Op 17 juli 1949 reisden dan voor het eerst 1100 veertienjarige jongens uit de regio’s Turnhout en Mechelen naar Zwitserland. In de Mechelse overdekte fruithal had CM een groots afscheidsfeest op touw gezet. Na afloop stapten de jongeren met de legendarische kartonnen dozen in stoet naar het station tussen een haag van ouders en honderden toeschouwers.
Een lange treinreis bracht de veertienjarigen naar hun kamp in het bergdorp Melchtal, waar de Zwitserse vlag, de Belgische driekleur en de Vlaamse Leeuw boven de gewezen legerpaviljoenen wapperden. De keuken en de refters namen samen drie paviljoenen in beslag. De inrichting van de verblijfs- en slaapkwartieren voor de jongeren en hun begeleiders was sober maar functioneel; er waren grote speel- en slaapzalen, stortbaden en waskamers. ‘s Morgens trokken de kinderen in rijen naar de mis en daarna naar de refter. Het activiteitenprogramma bestond voor het grootste deel uit openluchtspelen en bergwandelingen. Later die zomer kregen ook 1154 veertienjarige meisjes de kans om Melchtal te leren kennen.
Degelijke, gezonde kost van bij ons
Op tafel moest degelijke, gezonde en betaalbare voeding komen, met gerechten die zo dicht mogelijk aanleunden bij de vertrouwde keuken van thuis. Dat was de filosofie achter de richtlijnen van de verantwoordelijken van de dienst Preventieve Luchtkuren. Aardappelen en brood vormden de hoofdbestanddelen van het menu. Zo verorberden de Belgische jongeren in de vakantiecentra in Zwitserland anno 1965 zevenhonderd tot twaalfhonderd kilo brood per dag. Maar ook fruit en groenten mochten niet ontbreken. De exploitanten en koks van de centra kregen regelmatig de opmerking dat ze voor de nodige afwisseling moesten zorgen. Het ontbijt bestond voornamelijk uit wit brood met kaas, charcuterie en confituur of siroop als beleg. Hierbij werd koffie of melk gedronken. Bij de warme middagmaaltijd kwam er soep op tafel, per persoon zo’n driehonderd gram aardappelen en groenten, zeventig tot honderd gram vlees of vis en een dessert. Eenmaal per vakantieperiode waren er frieten. Het aanbod van drank bestond uit water, limonade of grenadine en het licht alcoholisch tafelbier. Als vieruurtje was er afwisselend gebak en fruit. ’s Avonds werd een koude groenteschotel, vergezeld van aardappelen of brood, of een warm melkgerecht geserveerd.
Van Preventieve Luchtkuren tot Kazou
In de nasleep van mei 1968 deed zich een koerswijziging voor in de tot dan toe strikt hiërarchische structuur van de dienst Preventieve Luchtkuren. De vrijwilligers vroegen en kregen meer inspraak en er ontstond meer ruimte voor experimenten. Met de nieuwe naam ‘Jeugd & Gezondheid’ kwam er vanaf 1971 een uitgebreider en themagericht vakantieaanbod. Vanuit culinair opzicht deed de grootste verandering zich voor in de jaren negentig. Niet alleen werden toen de vakanties gemengd, ze werden ook kleinschaliger. Formules met kookouders, technische kookploegen en hun eigen potje kokende vakantiegangers vonden vanaf dan hun plaats in het aanbod, naast het bestaande volpension en de massakeuken van de grote vakantiecentra.
In 2006 werd Jeugd & Gezondheid omgedoopt tot Kazou. Samen met de naamsverandering kwamen er nieuwe bestemmingen en formules zoals glamping, het met glamour kamperen in luxetenten. Waar in de jaren 1950 en 1960 het motto ‘eten wat de pot schaft’ gold, kwamen er nu keuzemenu’s met speciale aandacht voor vegetariërs, jongeren met allergieën of andere ziektebeelden. Tijdens vakanties in halfpension mochten de adolescenten kiezen wat ze aten in hun lunchpauze.
Gevarieerde menu’s, ongewijzigde doelstellingen
Het klassieke ‘Belgische’ maaltijdpatroon bestaande uit een ontbijt, een warme maaltijd met soep, aardappelen, groenten en vlees of vis, een versnapering als vieruurtje en een koude of warme avondmaaltijd, hield in de jongerenvakanties van CM lang stand. Nieuwe gerechten vonden slechts heel geleidelijk hun plaats in de menu’s.
Tijdens een vakantieperiode in juli 1973 in het Nederlandse Ossendrecht kwamen naast de klassiekers een aantal ‘nieuwigheden’ op tafel zoals chocopasta, zalmsalade, rosbief, kroketten, ossenstaartsoep en een eerste ‘exotisch’ gerecht: Hongaarse goulash. Van pasta’s of frisdranken was hier nog geen spoor. Een kleine tien jaar later, in 1982 in Heer-sur-Meuse, vertoonde het culinair landschap al iets meer verandering. De spaghetti deed definitief zijn intrede en minstens eenmaal per vakantieperiode stond er een barbecue op het programma. Met hun zakgeld konden de vakantiegangers frisdranken zoals Cola, Fanta en Sprite aankopen in de bar.
De kleinschalige vakanties vanaf de jaren negentig, waar technische kookploegen of de jongeren zelf de maaltijden verzorgden, vertoonden een grotere culinaire variatie. Er waren nieuwe recepten zoals wokschotels en wraps; soep en pastagerechten bleven in de smaak vallen. Steeds vaker weken de menu’s af van het klassieke maaltijdpatroon. Ondanks al deze veranderingen verschillen de huidige basisrichtlijnen vanuit de leiding van Kazou weinig van de doelstellingen uit de beginperiode: zorgen voor evenwichtige, gevarieerde en gezonde maaltijden met veel fruit en groenten. Een bewijs te meer dat CM, naast haar verdiensten als grootste ziekenfonds, altijd al het DNA had van een gezondheidsfonds.
Gerda Broeckmans was in het academiejaar 2018-2019 masterstudent cultuurgeschiedenis. Ze schreef een masterproef over de evolutie van de eetcultuur tijdens de jongerenvakanties van CM.