Maandelijks archief: januari 2023

“Maar, mijn goede vrouw, u bent een man!”

Door Jolien Gijbels

Naar schatting wordt vandaag 1 op de 60 kinderen geboren met seksekenmerken van zowel jongens als meisjes. Bij sommige baby’s valt dit onmiddellijk op. Ze hebben tegen alle verwachtingen in bijvoorbeeld geen vagina, een wat groot uitgevallen clitoris of onderontwikkelde teelballen. Variaties in chromosomen en hormonen komen doorgaans pas tot uiting tijdens de puberteit, wanneer de lichamen van tieners beginnen te veranderen. Sommige intersekse personen menstrueren tot hun eigen verbazing niet, anderen hebben te maken met te veel of te weinig borstontwikkeling, nog anderen wachten vergeefs op hun eerste baardstoppels. Allen hebben ze één ding gemeen: hun dubbelzinnige lichaam beantwoordt niet aan de maatschappelijke verwachtingen.

Artsen hebben een grote invloed op de manier waarop intersekse personen betekenis geven aan hun lichaam. Ze stellen interseksualiteit vast en bieden behandelingen aan die intersekse personen een meer mannelijk of vrouwelijk uiterlijk kunnen geven. De belangstelling van dokters voor variaties in geslachtskenmerken kent een geschiedenis die teruggaat tot het einde van de negentiende eeuw toen gynaecologie opkwam als discipline. Hun medische categorieën van interseksualiteit zetten de beleving van mannelijkheid en vrouwelijkheid op de helling. Zat de ‘waarheid’ over het geslacht in het lichaam of het hoofd?

De opkomst van de gynaecologie

De Britse arts Henry Savage publiceerde een reeks afbeeldingen van het vrouwelijk bekken ter illustratie van bepaalde afwijkingen of operaties (Bron: Wellcome). https://wellcomecollection.org/works/jjk5y2jt/images?id=rjhxt5ra

Tot ver in de negentiende eeuw kwamen “hermafrodieten” – de historische term voor intersekse personen – nauwelijks in aanraking met artsen. Om roddels en sociale onrust binnen de lokale gemeenschap te vermijden, leefden de meesten een vrij geïsoleerd leven. Ambigue lichaamskenmerken werden angstvallig geheim gehouden. Met de opkomst van de gynaecologie omstreeks 1890 kwamen de goed bewaarde geheimen van hermafrodieten meer in het vizier van Belgische artsen. In nieuw opgerichte universitaire klinieken en privéklinieken onderwierpen zij hun patiënten standaard aan een grondig lichamelijk onderzoek. Ze verdoofden hen meestal eerst met chloroform om vervolgens de vagina en anus af te tasten.

Bij dergelijke onderzoeken en tijdens gynaecologische operaties kwamen variaties in geslachtsorganen als bij toeval aan het licht. Patiënten kwamen bijvoorbeeld op consultatie omdat ze bekkenpijn hadden of omdat ze niet menstrueerden. Deze vrouwen vernamen na het gynaecologisch onderzoek tot hun grote verbazing dat ze geen baarmoeder of eierstokken hadden. Ook vrouwen met aan de buitenkant zichtbare variaties wisten soms niet wat hen overkwam. In 1886 was Marie volgens haar Leuvense arts Léopold Dandois zichtbaar aangedaan toen hij uitriep: “Maar, mijn goede vrouw, u bent een man!” Tijdens het onderzoek was gebleken dat Marie wel een vulva maar geen vagina had. De aanwezigheid van een kleine penis en onderontwikkelde teelballen deed Dandois besluiten dat ze een hermafrodiet van mannelijke sekse was.

Eierstokken maken de vrouw

Toen het onzichtbare zichtbaar werd, begonnen artsen op een andere manier naar hermafroditisme te kijken. Hun aandacht voor de uitwendige genitalia verminderde. Of een bepaalde vagina in staat was tot penetratieseks, was niet langer het belangrijkste criterium om iemands geslacht te bepalen. Wel waren gynaecologen geïntrigeerd door de geslachtsklieren van hun patiënten. Ze gingen actief op zoek naar de aan- of afwezigheid van eierstokken en teelballen bij hermafrodieten.

Het medische verslag over Amélie met 3 foto’s van variaties in geslachtskenmerken. J. Henrotay maakte de foto’s nadat hij haar chloroform had toegediend, naar alle waarschijnlijkheid zonder toestemming. De manier waarop zij in beeld is gebracht, doet vermoeden dat hij haar bewust heeft geanonimiseerd (Bron: Bulletin de la Société belge de gynécologie et d’obstétrique, 1901).

Bij sommige patiënten met de ‘verkeerde’ geslachtsklieren wonden artsen er geen doekjes om. In 1901 stelde de Brusselse gynaecoloog J. Henrotay bij Amélie twee teelballen vast die bedekt werden door haar schaamlippen. Verder had ze ook een onderontwikkelde penis gelijkend op die van een kind van 7 à 8 jaar. Na het medisch onderzoek lichtte de gynaecoloog haar in over haar ‘juiste’ geslacht. Hij liet het over aan Amélie of ze haar burgerlijke staat en klederdracht wilde veranderen. Wel verbood Henrotay haar formeel om te trouwen, omdat dat volgens hem alleen maar tot teleurstelling kon leiden. Vanuit het heteronormatieve denkkader van die tijd konden artsen zich moeilijk een huwelijk voorstellen tussen een mannelijke hermafrodiet en een man. Een kinderloos huwelijk was in hun ogen een ongelukkig huwelijk.

Ambiguïteit en psychische problemen

Patiënten als Marie en Amélie confronteerden artsen met de ambiguïteit van sekse. Zij hadden dan misschien mannelijke geslachtsklieren, toch wilden ze als vrouw door het leven gaan. Geen van de twee was van plan om hun huwelijk op te geven. Volgens de gynaecoloog van Amélie “stopte ze niet met het uitspreken van de voornaam van haar verloofde tijdens de narcose onder chloroform”. Haar verlangens waren zo groot dat hij vermoedde dat er al pogingen tot geslachtsgemeenschap waren geweest. Hij vreesde dat ze zijn huwelijksadvies zonder meer naast zich neer zou leggen. Marie liet volgens haar arts nog duidelijker verstaan dat ze niet van plan was om haar huwelijk op te geven: “Ze houdt erg van haar echtgenoot, gelooft door hem geliefd te zijn en wilt blijven samenleven met hem.”

Na 1900 begonnen gynaecologen meer te reflecteren op het zelfbeeld van hun patiënten. Ze wezen op de psychische problemen die konden optreden na hun diagnose. Patiënten die zich vrouw voelden, vonden het vooral moeilijk om te accepteren dat ze geen vagina, eierstokken en/of baarmoeder hadden. Hun psychische staat verslechterde op een zorgwekkende manier nadat ze op de hoogte waren gesteld van hun ‘afwijking’. Psychische factoren waren voor bepaalde gynaecologen een doorslaggevende factor om te kiezen voor een geslachtsbevestigende ingreep. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog verschenen in België de eerste hoopvolle rapporten over artificiële vagina’s. Gynaecologen experimenteerden toen onder meer met een operatietechniek waarbij een vagina werd geconstrueerd uit weefsel van de patiënt.

Van lichamelijke kenmerken naar sekse-identiteit

Anatomische voorstelling van geslachtsorganen. Uit: Henry Savage, The surgery, surgical pathology and surgical anatomy of the female pelvic organs : in a series of coloured plates taken from nature with commentaries, notes and cases (Londen 1876). (Bron: Wellcome) https://wellcomecollection.org/works/jjk5y2jt/images?id=gpk7gp47

Na de ontdekking van geslachtshormonen en -chromosomen in de twintigste eeuw verlieten artsen de idee dat geslachtsklieren allesbepalend zijn voor de lichamelijke sekse. Sindsdien gaan ze niet meer op zoek naar bewijsmateriaal om iemands ‘ware sekse’ te ontdekken. Interseksualiteit wordt nu eerder benaderd als een brede waaier van variaties in seksekenmerken. Toch hebben medische categorieën een blijvende invloed op de hedendaagse omgang met interseksualiteit. Intersekse personen verbinden hun zelfbeeld nog steeds aan hun lichamelijke seksekenmerken. Dat geldt ook voor de mensen in hun nabije omgeving. Denk maar aan de corrigerende operaties die kinderen tot zeker in de jaren 1990 op jonge leeftijd ondergingen zonder dat er sprake was van een dringende medische noodzaak. In België en elders beslisten ouders in samenspraak met artsen over onomkeerbare ingrepen.

De afgelopen jaren liggen zulke ingrepen op jonge kinderen onder vuur. Ze stroken niet met de ideeën over gender en identiteit die sinds het einde van de vorige eeuw zijn ontstaan. Vandaag is het vanzelfsprekend dat iedereen een eigen psychologische genderidentiteit heeft. Als het zelfgevoel en de fysieke sekse niet overeenkomen, dan – zo is de idee – zou dat schadelijke psychologische gevolgen kunnen hebben. Steeds meer mensen, waaronder ook medische experten, vinden het daarom logisch dat personen zelf kunnen beslissen over geslachtsbevestigende operaties die passen bij hun genderidentiteit. In België pleiten intersekse organisaties al enkele jaren voor een verbod op geslachtsaanpassende operaties bij kinderen. Intersekse personen moeten volgens hen oud genoeg zijn om zelf te kunnen beslissen over een medische interventie. Sinds 2020 wordt er ook gewerkt aan een Belgische wet die onnodige operaties op intersekse kinderen moet verbieden.

Over de patiëntenbeschrijvingen
Ik heb er als auteur voor gekozen om alle patiënten in dit artikel voor te stellen als vrouwen. Op basis van de informatie die ik over hen heb gevonden in medische bronnen, lijkt het alsof zij zich als vrouw identificeerden, ook al vonden artsen dat bepaalde patiënten ‘mannelijke hermafrodieten’ waren. Om hen onherkenbaar te maken, heb ik hun fictieve namen gegeven.

Meer lezen?

Een uitgebreidere versie van deze blogtekst verscheen in ‘het grote kutnummer’ van het magazine Wonderkamer:

Jolien Gijbels, “‘Maar, mijn goede vrouw, u bent een man!’ Hermafrodieten, gynaecologen en het ontstaan van een sekse-identiteit.” Wonderkamer: magazine voor wetenschapsgeschiedenis (6), p. 23-29.

Jolien Gijbels is research fellow van de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Als fellow van Fulbright en de Belgian American Educational Foundation doet ze momenteel aan Johns Hopkins University onderzoek naar de geschiedenis van toestemming en gynaecologische operaties.

Titelafbeelding: Aangeboren afwijking van de urinebuis, getekend door Leonard Portal Mark in het Londense Bartholomew ziekenhuis (Bron: Wellcome & St Bartholomew’s Hospital Archives & Museum) https://wellcomecollection.org/works/adzd45dd/images?id=ynhmaxz4

Waarom de celibaatsdiscussie ouder is dan je denkt

Gastblog door Freija Bornauw

Begin 2022 brak de Duitse aartsbisschop Reinhard Marx een lans voor het niet langer verplichten van een celibataire levensstijl voor katholieke priesters. Het celibaat staat de laatste tien jaar voortdurend ter discussie in de media en de publieke opinie. We kunnen het ons vandaag misschien moeilijk voorstellen, maar het is niet altijd zo geweest dat priesters celibatair leefden. Vóór de elfde eeuw waren de meesten van hen namelijk gehuwd.

Meneer pastoor met vrouw en kind

Binnen de kerk waren er al tijdens het vroege christendom tegenstanders van gehuwde priesters. Niet-celibataire geestelijken werden ‘nikolaïeten’ genoemd, wat verwijst naar Nicolas van Antiochië uit het bijbelboek Apocalyps van Johannes. Nicolaïeten zouden bekendstaan om hun bandeloos leven, gekenmerkt door onder meer onkuisheid, polygamie, concubinaat en het eten van offervlees. In de vierde eeuw werden er al pogingen ondernomen om het onderwerp op de kerkelijke agenda te zetten, bijvoorbeeld op de synode van Elvira. De invloed hiervan bleef echter beperkt, en priesters konden nog altijd in het huwelijksbootje stappen

Het huwelijk van Louis de Blois en Marie van Frankrijk, ca. 1480-1483, Meester van de Getty Froissart, Getty Museum Collection.

In de elfde eeuw barstte het debat rond gehuwde geestelijken opnieuw los. Synodes volgden elkaar snel op. Geestelijken mochten vanaf de synode van Bourges in 1031 geen vrouw meer hebben willen ze niet uit hun ambt ontzet worden. De besluiten betroffen ook anderen: zonen en dochters van priesters mochten zelf óók niet huwen. Na verloop van tijd gaf het pauselijk gezag zelfs te kennen dat gehuwde geestelijken geëxcommuniceerd zouden worden. Ook de gelovigen werden aangespoord om getrouwde geestelijken te mijden: zij kregen de opdracht om missen van getrouwde priesters niet langer bij te wonen. Kerkhervormer Petrus Damiani schreef zelfs dat vrouwen van priesters ‘slavinnen van de kerk’ moesten worden. Gelukkig voor hen kreeg het voorstel van de Italiaanse kerkhervormer niet veel bijval.

Aken en Keulen zijn niet op één dag gebouwd

Vanwaar deze plotse klopjacht op gehuwde priesters? Eerst en vooral was er een economische reden: gehuwde priesters hebben immers een vrouw of kinderen als erfgenaam – wat betekende dat de kerk een mogelijke inkomstenbron misliep. Een tweede reden is de opkomst van een nieuw monastiek, ascetisch ideaalbeeld voor geestelijken. Na decennia van wantoestanden in de kerk werd de elfde eeuw gekenmerkt door hervormingen waarin het zuiverheidsideaal centraal kwam te staan. Geestelijken moesten proberen om zoveel als mogelijk de levenswandel van Christus te kopiëren, de zogeheten imitatio christi. De laatste reden is sacramenteel van aard. Katholieken geloven immers dat het brood en de wijn tijdens de eucharistie verandert in het lichaam en het bloed van Christus. Dat sacrament zou maar zo puur zijn als de bedienaar van datzelfde sacrament zuiver is. Met andere woorden, priesters die hun handen ‘bevuilden’ aan een (als onzuiver geziene) vrouw, zouden niet in staat zijn een even zuivere communie te geven als een celibataire priester.

Een huwelijksceremonie, ca. 1290-1310, onbekend, Getty Museum Collection

Het celibaat werd niet zonder slag of stoot opgelegd. Zo weigerde de elfde-eeuwse bisschop Hubert van Terwaan om sacramenten toe te dienen bij voorstanders van het celibaat. Tijdgenoot Sigebert, monnik uit de abdij van Gembloers, kroop dan weer in zijn pen en schreef een apologie voor gehuwde geestelijken. Daarin stelde hij dat de invoering van het celibaat dwalingen bij het volk teweeg zou brengen. Leken zouden immers geen vertrouwen meer in hun ‘besmeurde’ priesters hebben, omdat zij de kerkgangers onzuivere sacramenten zouden hebben toegediend die bijgevolg minderwaardig waren. Het gevolg van dit wantrouwen zou zijn dat leken hosties gingen vertrappelen en zelf dan maar hun kinderen zouden gaan dopen. Sigebert stelde dus dat we toch maar beter een oogje dichtknijpen voor getrouwde geestelijken om erger kwaad te vermijden.

Vandaag de dag staat het celibaat in de katholieke kerk in de Westerse wereld – of dichter bij huis, in de Vlaamse media –  nog steeds ter discussie. Intussen is deze middeleeuwse praktijk reeds zo diepgeworteld dat een huwelijksbootje nog niet in de verste verte in zicht is. Net als het celibaat zelf is de discussie erover echter al meer dan duizend jaar oud.

Meer lezen?

Barstow, Anne. Married priests and the reforming papacy: the eleventh-century debates, New York: The Edwin Mellen Press, 1982.

Meijns, Brigitte. ‘Opposition to clerical continence and the Gregorian celibacy legislation in the Diocese of Thérouanne: Tractatus pro clericorum conubio (c. 1077-1078)’. Sacris erudiri: a journal on the inheritance of early and medieval christianity, 47, (2008): 223-290.

Griffith, Fiona. ‘Wives, concubines, or slaves? Peter Damian and clerics’ women’, Early Medieval Europe, 30, 2022: 266-290.

Freija Bornauw is onderwijsondersteuner voor de opleiding geschiedenis en praktijkassistent bij de Onderzoeksgroep Middeleeuwen. Eerder schreef ze haar masterproef over de invoering van het celibaat in het bisdom Luik in de elfde eeuw.

Titelafbeelding: Priesters vieren de mis, ca. 1290-1310, onbekend, Getty Museum Collection.