Categoriearchief: Lijsten

Vier redenen waarom Antwerpenaren lid werden van een broederschap

In Antwerpen zijn er op heel wat straathoeken Mariabeelden te spotten. De stad staat erom bekend. Wat minder bekend is, is dat sommige van die beelden verzamelplaatsen van een broederschap waren. Ook parochiekerken bevatten vaak nog sporen van deze oude religieuze verenigingen. Gelovigen kwamen er samen om hun religie met andere leden van een broederschap te beleven. Maar waarom werden zoveel stedelingen lid van een broederschap? Een lijstje kan helpen om de redeneringen van een katholieke achttiende-eeuwse Antwerpenaar te doorgronden.

1 In spannende tijden ben je maar beter een goed christen

Keizer Jozef II verbood in 1786 de broederschappen (B. Lorenzo, Jozef II en Leopold II, Sm.0857.02, Collectie Stad Antwerpen, Smidt van Gelder, foto: B. Huysmans & M. Wuyts).

De achttiende eeuw bracht spannende tijden voor elke Antwerpenaar. De Zuidelijke Nederlanden waren de speelbal van politiek getouwtrek en de luxemarkt van Antwerpen raakte in het slop. Deze politieke en economische spanningen zorgden voor een aanzienlijke stijging van het aantal overlijdens in de stad. Was dit de toorn van God? Om te ontkomen aan Zijn woede konden gelovigen best zo devoot mogelijk leven. En als het hen tijdens hun leven slecht verging, dan was een religieus leven in elk geval een goede garantie voor een verminderde tijd in het vagevuur.

Devoot leven was dus de boodschap, en er was geen betere manier om dat te doen dan als lid van een broederschap. Zo’n engagement ging verder dan het bijwonen van de mis. Broederschapsleden namen deel aan misvieringen, processies en begrafenissen.

2 Sociaal kapitaal kan je veel opleveren

Niet alleen het religieus leven kreeg een zetje in deze verenigingen, leden konden ook hun sociaal leven uitbouwen. Gelovigen van alle standen uit de maatschappij verenigden zich in een broederschap en hadden de plicht om voor elkaar te zorgen. Het sociaal kapitaal dat zo gevormd werd door broederschapsbanden kon tijdens het leven goed van pas komen. Bij financiële en gezondheidsproblemen konden leden rekenen op hun broeders en zusters voor hulp. Een goed christen was immers vrijgevig en steunde zijn of haar geloofsgenoten in tijden van nood. Daarnaast konden mannen die wat extra lidgeld over hadden en actief deelnamen aan alle activiteiten, hoofdman worden van hun broederschap. Dat leverde hen niet alleen beslissingsrecht op over het reilen en zeilen van hun vereniging, maar ook een boost van hun sociale status.

3 Het zielenheil van anderen is jouw bekommernis

Zielen in het vagevuur (Heur, Cornelis Joseph d’, Het vagevuur, MPM.TEK.076, Collectie Stad Antwerpen, Museum Plantin-Moretus).

Naast religieuze en sociale voordelen, die in alle broederschappen te verkrijgen waren, had elke religieuze vereniging ook een specialisatie die unieke voordelen kon opleveren. Het broederschap van de Gelovige Zielen van de Sint-Andriesparochie argumenteerde dat het ‘een heylig gepeys’ was om voor overledenen te bidden. Zo kon men het lijden van de zielen in het vagevuur verlichten.

Het was mogelijk dat gelovigen dat lijden zelf hadden veroorzaakt: ‘Dat sommige van die de voorzeyde pynen nu onderstaen, misschien voor zonden, daer wy occasie zyn toe geweest, misschien ook onze Ouders, onze Broeders, Zusters, andere bloedvrienden etc’. Enkel bidden voor die arme zielen, het specialisme van dit broederschap, kon ervoor zorgen dat gelovigen zich konden vrijpleiten van schuld  aan het lijden van een medegelovige. Het collectieve karakter van gebeden in dit broederschap zorgde ervoor dat ze meer impact hadden dan een individueel gebed. Het broederschap deed met andere woorden een sterk moreel appel aan het adres van de gelovige Antwerpenaar.

4 Maar je eigen zielenheil is nog belangrijker

Het broederschap van de Gelovige Zielen kon het zich, gezien het grote aanbod van broederschappen in Antwerpen, niet veroorloven om de ziel van de gelovige zelf uit het oog te verliezen. Bidden voor anderen mocht dan wel een nobele vorm van naastenliefde zijn, het was natuurlijk de bedoeling dat je zelf na je dood ook niet te lang in het vagevuur verbleef. Het sterkste argument van het broederschap van de Gelovige Zielen was dan ook dat leden extra voordelen kregen voor de redding van hun eigen ziel. Via gebedsprentjes die het broederschap voorzag, werd er gebeden voor alle ‘broeders, vrinden ende weldoeners’. Leden konden dus zeker zijn van het engagement van anderen na hun overlijden.

Als kers op de taart paste het broederschap een beproefde katholieke methode toe om gelovigen over de streep te trekken om zich aan te sluiten: het kocht een volle aflaat bij de paus voor elke gelovige die lid werd. Via die aflaat werden alle zonden die een broederschapslid in het verleden had begaan vergeven. ‘Niemand en zal voortaen in ider van deze Devotie willen mankeeren, die voor zig zelven den weg tot de genaede niet en willen afsluyten’, zo besluit het broederschapsboekje van de Gelovige Zielen van Sint-Andries zelfzeker. Voor mening Antwerpenaar was de keuze snel gemaakt. Dit was duidelijk een broederschap waar ze zich graag toe rekenden.

Meer lezen?

Verschijnt binnenkort: Els Minne, ‘Een meerwaarde voor de Gelovige Zielen. Leden en activiteiten van drie Antwerpse achttiende-eeuwse broederschappen’, Stadsgeschiedenis 2/2020.

Els Minne is als doctoraatsbursaal verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Ze doet onderzoek naar religieus geïnspireerde solidariteit in de tweede helft van de twintigste eeuw.

Titelafbeelding: Cort, Hendrik Frans de (tekenaar), Antwerpen. Sinte-Walburgiskerk, het Steen en Vischmarkt ’t jaar 1788, PK.OSB.0189.007, Collectie Stad Antwerpen, Museum Plantin-Moretus.

5 coronatips van Andreas Stynen

Tijdens de lockdown stond het culturele leven van de Leuvense cultuurhistorici op een lager pitje. Gelukkig waren er ook momenten van verstrooiing, beweging, luister-, kijk- en leesgenot. Deze zomer polsen we naar hun coronatips. Het einde van de zomer vieren we met de tips van Andreas Stynen.

1 Boek: The Nickel boys van Colson Whitehead

Corona beheerste de verslaggeving dit jaar, maar 2020 wordt ook getekend door Black Lives Matter. Structureel racisme en geweld vormen het leitmotiv in de met een Pulitzer bekroonde roman The Nickel boys. Protagonist Elwood Curtis, een jongeman die al zijn hoop op de burgerrechtenbeweging van Martin Luther King vestigt, ziet zijn droom van universitaire studies uit elkaar spatten wanneer hij naar de Nickel Academy wordt gestuurd: een tuchtschool waar directie, leerkrachten en opzieners willekeurige agressie inzetten om de jongeren te kraken. Zwart of wit, geen enkele jongen wordt ontzien. Maar voor de zwarte leerlingen gaat de gruwel nog net een stap verder. Het verhaal van The Nickel boys is weliswaar fictie, de roman is op een pijnlijke waarheid gebaseerd: in 2013 werden in Florida op de gronden van de vroegere Dozier School for Boys tientallen lijken opgegraven, met sporen van zware verminking. Colson Whiteheads boek grijpt naar de keel en laat de lezer helemaal ontredderd achter.

2 Muziek: Debussy – Rameau van Víkingur Ólafsson

In zijn nog jonge carrière heeft de IJslandse pianist Víkingur Ólafsson al vele genres verkend. Opnames van onder meer Franz Schubert, Philip Glass en zeker Johann Sebastian Bach leverden hem heel wat lof op. Zijn zeer transparante én warme pianospel trekt hij door op Debussy – Rameau, een zowel muzikaal als historisch intrigerende plaat. Ólafsson brengt er twee baanbrekende Franse componisten met elkaar in dialoog. Aan de ene kant is er Jean-Philippe Rameau, de barokke grootmeester wiens Traité de l’harmonie (1722) de theoretische regels doorgrondde die veel muziek tot op vandaag vormt; aan de andere kant – en twee eeuwen later – is er Claude Debussy, die ondanks een grote bewondering voor Rameau verwoede pogingen deed om de muziek op nieuwe, vaak bewust vervreemdende sporen te zetten. In Ólafssons erg doordachte opeenvolging van composities worden beide componisten haast tijdgenoten van elkaar en klinken onvermoede echo’s en verbanden.

3 Televisie: Babylon Berlin

Twee afleveringen ver in Babylon Berlin: tijdens een bezwerend nummer van een androgyne performer gaat een uitzinnige menigte uit de bol in de Berlijnse nachtclub Moka Efti, terwijl danseressen in bananenrokjes (en de drummer van The Bad Seeds) het publiek verder opzwepen. Wie een traag opgebouwde politieke serie over het einde van de Weimarrepubliek verwacht, is eraan voor de moeite. Het Duitse Babylon Berlin is een intense, erg fysieke reeks die tastbaar maakt op wat voor vulkaan de Duitse samenleving anno 1929 danste. Aanvallen van links en rechts brengen alle zekerheden aan het wankelen en letterlijk tientallen personages proberen zich, met wisselend succes, in de oplopende politieke en sociale spanningen staande te houden. Snedig en bij moment oogverblindend in beeld gebracht, doet het eerste (dubbele) seizoen mij reikhalzend uitkijken naar het vervolg.

4 Fietsen langs het Antitankkanaal

Halfweg de negentiende eeuw werd Antwerpen tot réduit national ‘gepromoveerd’: de stad werd een zwaar beveiligd bolwerk waar de Belgische overheid en het leger zich bij een invasie konden terugtrekken en standhouden. Deze strategie was niet alleen omstreden maar bleek na de Duitse inval in augustus 1914 ook een mislukking: ondanks een dubbele fortengordel werd de slag om Antwerpen verloren. Eind jaren 1930 werd daarom een 33 kilometer lange en 6 meter brede gracht gegraven, in een kwart cirkel van Massenhoven tot Berendrecht. Doel: de opmars van vijandelijke tanks naar de havenstad stoppen. Dit Antitankkanaal zou zijn militaire belofte evenmin waarmaken. Maar het leverde de regio ten noordoosten van Antwerpen wel een groene ader op: het voorziene Duwvaartkanaal werd nooit gerealiseerd en is intussen afgevoerd, zodat de waterloop een rol als langgerekt natuurverbindingsgebied kan vervullen. Als kind ging ik er vaak fietsen en in de coronamaanden herontdekte ik de paden langs de gracht, eveneens uitstekend terrein om te wandelen, lopen en mountainbiken. Ecologisch beheer levert er mooie resultaten op en de vele (sluis)bunkers bleken ideaal om tijdens de lockdown de klauter- en springtechnieken van mijn kinderen te onderhouden.

5 Guilty pleasure: 7 Wonders

De wondere wereld van 7 wonders (CC BY-NC-SA 3.0).

Over kinderen gesproken: de sluiting van de scholen was het startschot om haast dagelijks een bordspel uit de kast te halen. Na enkele weken was er geen twijfel meer over de favoriet: 7 Wonders. Elke speler bouwt een stad uit en dat zadelt haar of hem drie tijdperken lang met keuzestress op. Commerciële of civiele gebouwen optrekken? In militaire of wetenschappelijke infrastructuur investeren? Zelf punten scoren of toch maar de medespelers een hak zetten? Uitbreidingen voegen onder meer leidersfiguren, vloten en collectieve projecten toe en laten de mogelijkheden nog exponentieel groeien. Vele uren pleasure, dat is duidelijk. Maar guilty? Alles bij elkaar misschien enkele seconden – mijn competitiedrang houdt weinig rekening met leeftijd…

Andreas Stynen is als doctor-assistent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar de rol van herinneringen, emoties en cultuur in nationale bewegingen.

Titelafbeelding: Gekleurde microfoto van een apoptotische cel (rood) die geïnfecteerd is met SARS-CoV-2-virusdeeltjes (geel).

5 coronatips van Kaat Wils

Tijdens de lockdown stond het culturele leven van de Leuvense cultuurhistorici op een lager pitje. Gelukkig waren er ook momenten van verstrooiing, beweging, luister-, kijk- en leesgenot. Deze zomer polsen we naar hun coronatips. Deze week: Kaat Wils.

1 Boek: De Toverberg van Thomas Mann

De toverberg (CC BY 3.0).

Thomas Manns De Toverberg (1924) lag al twee jaar te wachten om gelezen te worden. Nu Corona uitbrak, was er geen excuus meer. Voor wie vermoeid of uitgeblust geraakt door de discussies onder medisch historici over de vraag of we nu een intensivering dan wel een transformatie van het ‘medisch regime’ doormaken, biedt het boek uitkomst: samen met hoofdpersoon Hans Castorp kan je je zeven jaar terugtrekken in het sanatorium van Davos. Het boek mag dan een satire zijn op het sanatoriumleven aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog, het is toch vooral een ‘innerlijk portret van een tijdperk’, zoals Mann het zelf noemde. En een even leesbare als beklijvende reflectie op de ervaringen van tijd en tijdloosheid, ziekte en dood.

Voor wie na 900 pagina’s lectuur verweesd achterblijft, biedt de uitgave van De Arbeiderspers een extraatje in de vorm van een lezing die Mann over het boek gaf op uitnodiging van de universiteit van Princeton. En voor wie zoals ik schrijft aan een boek dat maar niet lijkt op te schieten, biedt deze lezing onverwacht een vorm van troost: ‘De onderschatting van een project is misschien niet alleen bij mij een telkens terugkerende ervaring. […] Het zal hier wel gaan om een noodzakelijk productief zelfbedrog. Als je je van tevoren bewust bent van alle mogelijkheden en moeilijkheden van een werk en zijn eigen wil kent, die maar al te vaak heel erg verschilt van die van de schrijver, zou je je armen in je schoot leggen en niet eens de moed hebben eraan te beginnen. Een werk heeft in sommige gevallen zijn eigen ambities, die die van de schrijver ver kunnen overtreffen, en dat is maar goed ook.’

2 Muziek: corona-concertjes

Na meer dan 80 corona-concertjes met een schare buurtbewoners in het lokale woonzorgcentrum is mijn kennis van (en soms ook appreciatie voor) de Vlaamse schlager significant toegenomen. Ook de anderstalige nummers uit ons dagelijks groeiend repertoire gaven gaandeweg hun geheimen prijs. Zo bleek Leonard Cohen’s Halleluja een stuk minder devoot dan het leek op basis van de parochiale ijver waarmee het telkens opnieuw door jong en oud werd gezongen.

Ook Joan Baez’ vrolijk klinkende Donna Donna over een kalfje dat niet wil geslacht worden, bleek minder lichtvoetig dan de melodie doet uitschijnen. De versie die Baez in 1960 opnam, gaat terug op een populair lied in het Jiddisch uit de Tweede Wereldoorlog, gecomponeerd door de Oekraïens-Joodse, naar de VS geëmigreerde componist Sholom Secunda. Het verhaal over het kalf dat naar de slachtbank wordt geleid, verwijst uiteraard naar het lot van de Joden in Duitsland en Centraal-Europa. In de Engelse vertaling uit de jaren 1950 werd het lied – explicieter dan in de oorspronkelijke tekst – een ode aan de vrijheid in gevangenschap, de durf om het eigen tragische lot te overstijgen: ‘Stop complaining, said the farmer/Who told you a calf to be/Why don’t you have wings to fly away/Like the swallow so proud and free? […] But whoever treasures freedom/Like the swallow has learned to fly.’ Een lichtvoetige meezinger zal het voor mij nooit meer worden. Mooi blijft het lied gelukkig wel.

3 Wandeling: van Wijgmaal naar Wakkerzeel

Wijgmaal (©Jeroen Vanstiphout).

Corona opende voor mij geen nieuwe wandel- of fietshorizonten. Het ging veeleer om een herhaling van zetten. Zo kan ik eenieder een cultuurhistorisch looptochtje van Wijgmaal via Rotselaar naar Wakkerzeel aanbevelen. Je vertrekt vanuit een 19de-eeuws industrieel dorp dat alle sporen draagt van de liberaal-paternalistische bouwijver van de lokale industrieel en politicus Edouard Rémy. Je doorkruist het door Natuurpunt onderhouden Wijgmaalbroek, loopt langs een kleine herdenkingssite voor de meer dan 300 doden bij de ‘Slag aan de Molen’ van 12 september 1914 en werpt een blik op de huidige molen, tevens decor van de ‘Withoeve’ in de VRT-serie Thuis. Je loopt voorbij enkele boerderijen en allerhande verkavelingsschoon en komt aan in Wakkerzeel. Bij het zien van de kerk en vooral de prachtige Norbertijnenpastorie waan je je even in de 18de eeuw. Spaar wel wat energie voor de terugweg. Zodra de ‘skyline waterline’ van Wijgmaal opduikt, concludeer je dat de (lange) 19de eeuw het toch duidelijk haalt van de 18de eeuw.

4 Film of televisiereeks: I Am Not Your Negro van Raoul Peck

Zoals zovelen keek ik naar aanleiding van de moord op George Floyd en de Black Lifes Matter beweging naar I Am Not Your Negro, Raoul Pecks documentaire over James Baldwin uit 2016. Het is een indringend, scherp maar ook poëtisch portret van de welbespraakte Baldwin en diens genadeloze analyse van de diepgewortelde anti-zwarte reflexen in de Amerikaanse politiek en cultuur. De film blijft dicht bij Baldwins eigen stem en diens herinneringen aan zijn drie vermoorde vrienden en burgerrechtenactivisten Medgar Evers, Malcolm X en Martin Luther King.

Terecht werd opgemerkt dat het vreemd is dat Baldwins homoseksualiteit – die heel wat spot en haat opwekte, ook binnen de burgerrechtenbeweging – nauwelijks aan bod komt. De moeilijke verhouding van een succesvolle zwarte Amerikaanse met de burgerrechtenbeweging was overigens ook een van de thema’s van de documentaire Josephine Baker: the story of an awakening die Canvas in dezelfde periode uitzond. Ilana Navaro’s film toont hoeveel rijker en moeilijker het leven van Baker was dan wat de exotiserende mythe over de dansende celebrity ervan heeft gemaakt. En hoe Black Lifes Matter ook over gender en seksualiteit moet gaan.

5 Guilty pleasure: smakelijke gerechten

Hoofdzakelijk van culinaire aard. Recepten verkrijgbaar op aanvraag.

Kaat wils is gewoon hoogleraar aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Ze doet onderzoek op het terrein van de geschiedenis van de humane en biomedische wetenschappen, de onderwijsgeschiedenis en de geschiedenis van gender en lichamelijkheid. Momenteel schrijft ze een boek over de geschiedenis van hypnose in België.

Titelafbeelding: Gekleurde microfoto van een apoptotische cel (rood) die geïnfecteerd is met SARS-CoV-2-virusdeeltjes (geel).

5 coronatips van Nelleke Teughels

Tijdens de lockdown stond het culturele leven van de Leuvense cultuurhistorici op een lager pitje. Gelukkig waren er ook momenten van verstrooiing, beweging, luister-, kijk- en leesgenot. Deze zomer polsen we naar hun coronatips. Deze week: Nelleke Teughels.

1 Boek: The man in the red coat – Julian Barnes

Julian Barnes (CC BY-SA 4.0).

In deze rijk geïllustreerde, onconventionele biografie neemt auteur Julian Barnes het portret van de gerenommeerd gynaecoloog en dokter van de beau monde Samuel Jean Pozzi als vertrekpunt voor een reis doorheen het wijdvertakte netwerk van Pozzi’s vrienden, kennissen, zijn critici en zijn aanbidders, en hun vrienden en kennissen. Op die manier meandert zijn verhaal langs de spilfiguren van de Belle Époque in Europa en de Nieuwe Wereld. Oscar Wilde, Alfred Dreyfus, Edgar Degas, Auguste Rodin, Sarah Bernhardt en Will en Charlie Mayo (oprichters van de Mayo Clinic) zijn maar enkele van de namen die de revue passeren. Hoewel het portret, geschilderd door John Singer Sargent, de titel Dr Pozzi at home draagt, wordt al snel duidelijk dat de dokter daar in de praktijk maar weinig tijd doorbracht. Geen belangrijke gebeurtenis in die ‘verre, decadente, hectische, gewelddadige, narcistische en neurotische Belle Époque’, of Pozzi was erbij. Via deze panoramische blik geeft dit fascinerende werk je het idee alsof je het allemaal zelf beleefde. Ook is het doorspekt met kritisch meta-commentaar over de beperkingen waarmee een auteur geconfronteerd wordt bij het onderzoek naar het verleden.

2 Muziek: Charlotte de Witte at Kompass Ghent 2020 (Lockdown Session)

Geen volwaardig alternatief voor een nachtje stappen, maar volledig los gehen in de huiskamer helpt zeker en vast om wat stress van je af te schudden. Dat schoenen optioneel zijn – het danst echt veel lekkerder op blote voeten – en je het evengoed in je pyjama kan doen vind ik persoonlijk ook fijne voordelen van het huiskamerclubben.

Charlotte de Wittes lockdown session, vanuit een verlaten club Kompass in Gent, is de perfecte soundtrack om het weekend stevig in te zetten. De uitgepuurde technobeats zijn ideaal om je spieren op los te maken, je demonen uit te drijven en de wereld om je heen te vergeten.

3 Wandeling: de ‘koninklijke wandeling’ door het arboretum van Tervuren

Arboretum (CC BY 3.0).

Het geografisch ingerichte arboretum in het Kapucijnenbos, aan de rand van het Zoniënwoud in de gemeenten van Tervuren en Jezus-Eik werd in 1902 aangelegd op verzoek van Leopold II. Professor Charles Brommer, conservator van de Rijksplantentuin in Meise en hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles kreeg de leiding over het project. Het arboretum werd in de daaropvolgende jaren sterk uitgebreid en is vandaag ongeveer 100 hectare groot. Waar de aanplantingen in ‘traditionele’ arboreta doorgaans geordend worden volgens geslachten en soorten, werd het geografisch arboretum van Tervuren volgens geografische gebieden aangelegd. Het herbergt 460 verschillende boomsoorten, waarvan het merendeel bomen die typisch zijn voor de gematigde klimaten van het noordelijke halfrond (Nieuwe Wereld, Europa en Azië). Oorspronkelijk maakte het domein deel uit van de Koninklijke Schenking, maar nu kan je als bezoeker in het vorstelijke voetspoor treden op de Koninklijke Wandeling, die zo’n 7,5km lang is.

Mij vielen tijdens een eerste bezoek vooral de slangendennen (Araucaria) op, een boomsoort die ook bekend staat als Apenpuzzelbomen omdat hun scherpe schubachtige naalden het quasi onmogelijk maken voor apen om ze te beklimmen. Ik kende ze alleen van de opgeschoten exemplaren die Vlaamse voortuintjes, aangelegd in de jaren 70 en bevroren in de tijd, sieren. In combinatie met het gekleurde grind dat het onkruid moet weghouden, getuigen ze daar vooral van twijfelachtige smaak of regelrechte kitsch. Maar wie ze in het arboretum in groepjes van wisselende en soms imposante grootte samen ziet, beseft meteen dat de Araucaria een levend fossiel is. De nu zo vreemd aandoende bladeren waren ooit het voedsel voor plantenetende dinosauriërs. Even indrukwekkend zijn de mammoetbomen of reuzensequoia’s, die tot meer dan 45 meter hoog boven je uittorenen.

4 Tekenfilmreeks: She-Ra

In 1985 lanceerde speelgoedproducent Mattel de tekenfilmreeks She-Ra, Princess of Power, met als voornaamste doel het verkopen van de bijhorende merchandise. (Studio 100 heeft in dat opzicht niet het warm water uitgevonden.) In 2018 lanceerde Netflix een reboot van de serie onder de naam She-Ra and the Princesses of Power. Het verhaal belicht de strijd tussen de magische prinsessen van het rijk Etheria met de invallende Horde, een strijd die uiteindelijk over het lot van het gehele universum zal beslissen. Anders dan het origineel uit 1985 is elk van de 5 seizoenen grappig, intelligent opgebouwd en emotioneel diepgaand. Alle vrouwelijke karakters – die de hoofdmoot van de cast uitmaken – zijn emotioneel complex, hebben hun eigen imperfecties en maken een echte evolutie door doorheen de seizoenen. Die complexiteit beperkt zich niet tot de held(inn)en. Ook de slechteriken hebben rijke achtergrondverhalen, zodat je ook voor hen enige sympathie of op zijn minst begrip kan opbrengen. De reeks heeft empathie voor de omstandigheden die mensen dwingen om slechte morele keuzes te maken, zonder de consequenties daarvan te verbloemen.

Bovendien is She-Ra bijzonder inclusief: niet alleen is er een grote variatie wat betreft de lichaamsbouw en huidskleur van de personages, geen enkele reeks die (ook) mikt op kinderen en jongvolwassenen ging verder in queer representatie. In She-Ra zien we volwaardige liefdesrelaties en verliefdheid tussen vrouwen, een hoofdpersonage dat opgevoed wordt door twee vaders en een non-binair karakter aan wie non-binaire acteur Jacob Tobia hun stem leent. Het mooie is dat de auteur van de reeks, Noelle Stevenson, dit allemaal weet te normaliseren; ze blijft ver weg van een drammerige toon of vlakke stereotypen.

5 Guilty Pleasure: Optyfen met eenden

Het Nederlandse Twitteraccount ‘Optyfen met Eenden’ (@sayNo2Ducks) zet zich al jarenlang geheel belangeloos in om een serieuze problematiek aan de kaak te stellen: eenden moeten dringend het land uit: “ja hoor zodra er een beetje #sneeuw valt vliegen die laffe tyfuseenden naar warmere oorden maar wanneer het weer #lente is komen ze met hangende pootjes weer terug om te profiteren van onze nederlandse gastvrijheid en we staan het nog toe ook nederland is gek geworden”. Hij doet regelmatig oproepen om dit prangende probleem eindelijk op de politieke agenda te krijgen: “okee dus als je echt van nederland houdt dan tweet je de hashtag #2020eendvrij hopelijk wordt hij dan trending en krijgen we eindelijk aandacht van de politiek”.

Twitter wordt, zoals de rest van het internet, vaak misbruikt voor het verspreiden van haatdragende boodschappen, fake news of het uiten van al dan niet terechte frustraties. Martijn van Hoek, de man achter het account, besloot zich, bij het doorwaden van alle bagger op het medium, in te zetten voor een betere wereld door zich voor te doen als een, zoals hij het zelf omschrijft, “totaal van de realiteit losgeraakte stumper die een zondebok heeft gevonden voor alles dat mis is aan zijn leven: eenden. Waarom eenden? Geen idee joh.” Met zijn Twitteraccount, dat intussen meer dan 19 000 volgers telt en waarop hij dagelijks filmpjes, tekeningen en andere eend-gerelateerde ongein post, houdt hij onze verzuurde en gefrustreerde medemens op hilarische en absurde wijze een spiegel voor of laat hij de rest van ons in elk geval schaterlachen.

Nelleke Teughels is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. In haar huidig postdocproject onderzoekt Nelleke de wijzigende rol van de toverlantaarn in het snel veranderende Belgische visuele medialandschap van de late 19de en vroege 20ste eeuw. Daarnaast is ze geïnteresseerd in hoe voedsel tijdens de wereldtentoonstellingen werd gebruikt ter constructie en promotie van de Belgische staat en natie.

Titelafbeelding: Gekleurde microfoto van een apoptotische cel (rood) die geïnfecteerd is met SARS-CoV-2-virusdeeltjes (geel).

5 coronatips van Tom Verschaffel

Tijdens de lockdown stond het culturele leven van de Leuvense cultuurhistorici op een lager pitje. Gelukkig waren er ook momenten van verstrooiing, beweging, luister-, kijk- en leesgenot. Deze zomer polsen we naar hun coronatips. Deze week: Tom Verschaffel.

1 Boek: Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur van Orlando Figes

Orlando Figes (CC BY 3.0).

Overal in Europa worden Chopin en Brahms als grote en belangrijke componisten beschouwd, Dickens en Flaubert als grote schrijvers, Delacroix en Van Gogh als grote kunstenaars. In Europeanen. Het ontstaan van een gemeenschappelijke cultuur (2019) vertelt Orlando Figes het verhaal van hoe dat gekomen is. Dat hangt hij op aan drie bijzondere figuren die nauw met elkaar verbonden waren: de Russische schrijver Ivan Toergenjev en het koppel waarmee hij zijn leven verbonden heeft, Pauline Viardot, een beroemde zangeres en componiste, en haar man Louis, kunsthistoricus, criticus en schrijver. Of Figes’ démarche helemaal geslaagd en overtuigend is, laat ik hier in het midden, maar zijn dikke boek vind ik in elk geval heerlijke lectuur. Omdat het zoveel aspecten van het culturele leven in de negentiende eeuw beschrijft. En omdat ik al meer dan dertig jaar een voorliefde heb voor Toergenjev en Viardot (ik was een hele tijd lid van de Association des amis d’Ivan Tourgueniev, Pauline Viardot et Maria Malibran). En omdat mijn favoriete Belgische schilder Alfred Stevens (heel even) in Europeanen opduikt.

2 Muziekalbum: Diana Jones, My remembrance of you

My remembrance of you (2006) van de Amerikaanse singer-songwriter Diana Jones. Dat ze zo weinig bekend is, is volkomen onbegrijpelijk, maar heeft het voordeel dat haar concerten klein en intiem zijn. Ik vind haar geweldig, en lees ook op Facebook met instemming haar commentaren op de Amerikaanse politiek. Favoriete tracks van dit album: All my money on you en A hold on me.

3 Wandeling: Lucca en Vigevano

Piazza Ducale met de gevel van de kathedraal (CC BY-SA 3.0).

Favoriete wandelingen als die over de stadsmuren van Lucca, de hele stad rond, van het centrale plein van Santa Fiora naar beneden tot aan Pescheria, of van de Locanda San Bernardo naar de Piazza Ducale van Vigevano, één van de mooiste pleinen ter wereld en gewoonlijk mijn eerste stop op Italiaanse bodem, zitten er dit jaar niet in. Maar wandelingen hebben het voordeel dat je ze ook in gedachten kan maken. Wandelen in de natuur doe ik niet, wegens te saai.

4 Film: Intégrale van Robert Guédiguian

Intégrale, een dvd-box met (bijna) alle films van Robert Guédiguian, een cineast die ik pas nu ontdek. En wat een ontdekking: films die me recht naar het hart gaan, door de thema’s en de verhalen (over sociale strijd, migratie, engagement, familie, vriendschap), de personages, de geest en de (politieke) boodschap. En de manier waarop hij werkt, met een eenheid van plaats (Marseille) en ploeg. Zo goed als altijd worden de hoofdrollen vertolkt door dezelfde hoofdacteurs, Ariane Ascaride, ook zijn vrouw, Jean-Pierre Darroussin en Gérard Meylan, met wie Guédiguian al sinds de lagere school bevriend is. In (Sic transit) Gloria mundi (2019) zit een scène waarin een personage de gevangenis verlaat, de camera volgt stilzwijgend Meylan. De één filmt de ander, na vijftig jaar van samenwerking, vriendschap en vertrouwen: dat is iets dat me zeer ontroert.  Guédiguians bekendste en commercieel meest succesrijke film is Marius et Jeannette (1997), mijn favorieten – al is het onmogelijk te kiezen – zijn Dieu vomit les tièdes (1991), Marie-Jo et ses deux amours (2002), Les neiges du Kilimandjaro (2011) en La villa (2017).

5 Guilty pleasure: Friends

Montage met de acteurs (CC BY-SA 3.0).

Hoe guilty het is, weet ik niet, maar van Friends kan ik geen genoeg krijgen. De reeks is ongetwijfeld gedateerd en niet in alle opzichten ‘correct’, maar ze blijft een onuitputtelijke bron van genoegen, die ik in eindeloze loop tot me neem. Momenteel ben ik weer aan het vierde seizoen. We – were – on – a – break!

Tom Verschaffel is hoofd van de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar onder meer historiografie, historische cultuur en literatuur in de achttiende en negentiende eeuw.

Titelafbeelding: Gekleurde microfoto van een apoptotische cel (rood) die geïnfecteerd is met SARS-CoV-2-virusdeeltjes (geel).

5 coronatips van Elwin Hofman

Tijdens de lockdown stond het culturele leven van de Leuvense cultuurhistorici op een lager pitje. Gelukkig waren er ook momenten van verstrooiing, beweging, luister-, kijk- en leesgenot. Deze zomer polsen we naar hun coronatips. Elwin Hofman bijt de spits af.

1 Boek: Black Leopard, Red Wolf van Marlon James

Toen de lockdown inging, kon ik ontsnappen naar de fascinerende en ongewone wereld van Marlon James. Black Leopard, Red Wolf, het eerste deel van een geplande trilogie, is geen doordeweekse fantasyroman met elfen, dwergen en hoofse romances. De roman haalt zijn inspiratie in de Afrikaanse mythologieën en telt bloedmonsters, gedaanteverwisselaars en moordzuchtige hyena’s. Het hoofdpersonage, Tracker, is begiftigd met een bijzondere reukzin. Op basis van geur kan hij zowat alles en iedereen opsporen. In een bijzondere raamvertelling volgen we zijn zoektocht naar de waarheid over een mysterieus verdwenen kind, een zoektocht die minder vanzelfsprekend blijkt dan hij hoopt. Een absolute aanrader voor wie even helemaal wil opgaan in een totaal andere wereld.

2 Muziek: Caroline Shaw, Partita for 8 singers

Caroline Shaw leerde ik kennen dankzij de serie Mozart in the Jungle, een amusante reeks die een inkijk geeft in het leven achter de schermen van een New Yorks symfonisch orkest. In het vierde seizoen van de reeks legt het hoofdpersonage Hailey Rutledge zich toe op vrouwelijke componisten en brengt ze het werk Hi van Shaw in première (Shaw verschijnt ook zelf ten tonele). Caroline Shaw is intussen een van de meest gerenommeerde Amerikaanse componisten. In 2013 won ze een Pulitzerprijs voor Partita for 8 Voices, een indrukwekkende compositie die de grenzen van de vocale muziek verlegt. Wie het liever wat minder klassiek zoekt, kan ook met haar werk kennismaken in een aantal songs van Kanye West, waaronder Wolves en Father Stretch My Hands Pt. 2.

3 Wandeling: de lanen van Heverlee Bos

Corona heeft me er ook toe gebracht mijn eigen onmiddellijke buurt opnieuw te ontdekken. Niet alleen kwam ik allerlei voetwegen en doorsteekjes op het spoor die mij voorheen onbekend waren, ik raakte ook gefascineerd door de historische oorsprong van sommige in onbruik geraakte wegen en paden. Zo ook de lanen van Heverlee Bos. Wie al eens gaat wandelen in dat mooie domein, zal ongetwijfeld de vele lange, rechte wegen die het bos doorkruisen al hebben opgemerkt. Soms zijn ze zelfs netjes omlijnd met eiken of andere bomen – ongewoon voor een bos! De lanen dateren uit de achttiende eeuw en werden tegelijk aangelegd met de Naamsesteenweg, die het bos doorkruist. Oude, slingerende wegen door het bos moesten zoveel mogelijk plaats ruimen voor een rationeel en modern dambordpatroon. Dat paste immers bij de toenmalige opvattingen over bosbeheer, die de eigenaars van het domein, de hertogen van Arenberg, geïnteresseerd volgden. Het hele bos werd heraangelegd en ingericht met oog op nut, schoonheid en vermaak. De opvattingen over bosbeheer zijn intussen sterk veranderd, maar de hedendaagse wandelaar kan nog steeds genieten van de gevolgen ervan.

4 Televisiereeks: Hollywood

In Hollywood staat de geschiedenis op z’n kop. De serie toont het reilen en zeilen in de Amerikaanse filmindustrie kort na de Tweede Wereldoorlog. De ‘gouden tijd’ van Hollywood was echter niet voor iedereen zo verguld, zien we aan het begin van de reeks. Zwarten en latino’s komen er amper aan de bak, homo’s moeten in de kast, vooroordelen en seksueel misbruik zijn er schering en inslag. Maar dan neemt Hollywood even een loopje met de geschiedenis. De onderdrukten komen in opstand – en met succes. Geloofwaardige counterfactual history is het allerminst. Een vermakelijke fantasie is het des te meer.

5 Guilty pleasure: Into the Unknown van Panic! At The Disco

Het heeft lang geduurd, maar een globale pandemie heeft ervoor gezorgd dat ook ik niet langer van Frozen 2 en de bijhorende soundtrack gespaard bleef. Frozen 2 is duidelijk een film voor onze tijd. Niet Anna, maar haar teerbeminde Kristoff maakt zich de hele film lang zorgen over een mogelijk huwelijksaanzoek. Elsa & co moeten er bovendien mee leren omgaan dat hun roemrijke voorvader eigenlijk een massamoordenaar van de lokale bevolking blijkt (hallo Leopold II!). En homeopathie blijkt echt te werken (‘water has memory!’). Ook dé song van de film (het nieuwe Let It Go, zeg maar), Into the Unkown, kreeg door de coronacrisis nieuwe dimensies. Waar we na corona heen gaan, is voor ons allemaal nog een onbekende. Into the unkown. Into the unknOOO–ooo-OO-oown

Elwin Hofman is als postdoctoraal onderzoeker van het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar de cultuurgeschiedenis van de criminele ondervraging.

Titelafbeelding: Gekleurde microfoto van een apoptotische cel (rood) die geïnfecteerd is met SARS-CoV-2-virusdeeltjes (geel).

Vier redenen om ondanks alles van Leuven en zijn universiteit te houden

In de loop van het interbellum kwamen zo’n 200 Amerikaanse onderzoekers voor een of twee jaar naar België met een beurs van de Commission for Relief in Belgium Educational Foundation (de stichting die sinds 1938 Belgian American Educational Foundation of BAEF heet). Zij waren veel minder talrijk dan de Belgen die met hetzelfde beurzenprogramma naar de Verenigde Staten trokken. Dat was ook niet zo vreemd. Zeker in de eerste jaren na de oorlog lag de Belgische onderzoeksinfrastructuur er behoorlijk belabberd bij. Ook daarna bleef het moeilijk concurreren met de grote labo’s en bibliotheken van prestigieuze Amerikaanse universiteiten aan de Oost- of Westkust.

Als bestemming bleek Leuven met zijn 37 Amerikaanse fellows populairder dan de rijksuniversiteiten van Gent en Luik, maar heel wat minder populair dan de Brusselse universiteit, die bijna dubbel zo veel Amerikanen verwelkomde. Het katholieke karakter van de Leuvense universiteit schrok wellicht niet-katholieke kandidaten af. Het extreem strenge regime voor meisjesstudenten was ook niet meteen reclame voor Leuven. Toch blikte het overgrote deel van de Amerikaanse fellows tevreden terug op het Leuvense onderzoeksverblijf. Wat waren redenen om van Leuven te houden?

  1. Het Kankerinstituut

Groot wetenschappelijk enthousiasme was er over het gloednieuwe, in 1929 opgerichte kankerinstituut. In dit monumentale gebouw, het eerste van wat de Sint-Rafaël site zou worden, wist men met een combinatie van therapie en onderzoek een sterke internationale reputatie uit te bouwen. Het instituut maakte van radiotherapie zijn speerpunt. Met ‘Belgisch’ radium dat zijn oorsprong in Congolees uranium had, werden moeilijk bestraalbare of opereerbare tumoren behandeld. In de kelders van het instituut participeerden de buitenlandse gasten in experimenteel onderzoek naar, bijvoorbeeld, de groei van tumoren bij muizen en ratten. De universiteit mocht trots zijn op dit centrum, zo concludeerde een arts uit Boston na enkele Leuvense maanden: het behoorde tot de beste van Europa.

Bibliotheek van het Carnoy-Instituut in het Villerscollege.
  1. De maître-prêtre

Ook zonder monumentaal gebouw konden Leuvense laboratoria Amerikaanse onderzoekers enthousiasmeren. De figuur van de instituutsdirecteur – de maître – speelde een belangrijke rol bij dergelijke positieve appreciaties. Dat bleek bijvoorbeeld uit de liefdevolle beschrijvingen van de bioloog en priester Georges Grégoire, de directeur van het naar zijn eerste bezieler vernoemde Carnoy-instituut. Het instituut zelf, zo rapporteerde de Amerikaan Thomas Weier in 1929, was bij een eerste aanblik een teleurstelling: klein en nauwelijks uitgerust, met een bibliotheek in een oude kapel waar tijdschriftreeksen in 1914 definitief tot stilstand leken te zijn gekomen. Maar dat was buiten de dagelijkse verschijning van kanunnik Grégoire gerekend, in lang zwart priesterkleed: “Zijn leiding en persoonlijkheid … doen ons begrijpen hoe en waarom de reputatie van dit laboratorium zich wijd en zijd heeft verspreid.” Grégoires liefde voor de wetenschap, zo vervolgde Weier, had hem bevrijd van alle kleine dogma’s die het overgrote deel van de mensheid zo bekrompen maken. Belezen, ruimdenkend, stimulerend en altijd bereid om zijn binnen- en buitenlandse studenten te helpen, zo had ook onderzoekster Lenette Rogers Grégoire al eerder beschreven. Zij had het labo overigens, anders dan Weier, ‘uitstekend uitgerust’ genoemd, en wél recente tijdschriftnummers aangetroffen.

  1. De meisjespeda

Na de negatieve berichten over het strenge Leuvense regime voor meisjesstudenten die hun peda zelfs niet zonder begeleiding mochten verlaten om een gebakje in een nabijgelegen patisserie te eten, had Rogers beslist om een kamer te huren bij een Brusselse familie. Ze was tevreden over haar beslissing – “voor een vrouw zou het leven in Leuven erg saai zijn, en zelfs af te raden in het geval ze alleen is.” Toch had het leven in een meisjespeda voor anderen juist charme. In Brussel, Luik en Gent moesten vrouwelijke studenten op zoek naar een pension of een gezin waar ze konden logeren, en meer dan eens gebeurde het dat het gastgezin hen als gezelschapsdame of potentiële schoondochter, veeleer dan als onafhankelijke vrouw behandelde. De sociologe Ruth Reed blikte in 1931 tevreden terug op haar tijd in een Leuvense meisjespeda. Voor een Amerikaanse vrouw kwamen de vele regels inderdaad bekrompen over, maar het contact onder vrouwelijke doctorandi en assistenten was intellectueel stimulerend en warm geweest, en de gezamenlijke weekenduitstappen doorheen België talrijk. De eenzaamheid waarvan veel vrouwelijke fellows in België last hadden, kreeg er geen kans.

Vrijdagmarkt op de Volksplaats, vandaag bekend onder de naam Ladeuzeplein.
  1. Klompen op de markt

Het gebrek aan modern wooncomfort in België viel bijna alle Amerikaanse fellows op. Voor velen was het wennen aan een leven zonder stromend water. Dat je in Leuven naar een naburig hotel moest om een bad te kunnen nemen, versterkte het idee in een andere, oude wereld terecht te zijn gekomen. Weier viel het op dat het ‘dankzij’ de Duitse verwoestingen was dat sommige Leuvense stadsdelen over elektriciteit en centrale verwarming beschikten. Zijn collega Eugene Glover vergeleek de stad met zijn schaarse auto’s en zijn overvloed aan fietsen met het Amerika van twintig jaar voorheen. Maar precies die eenvoud leken sommige Amerikaanse fellows ook te waarderen. Belgen leefden sober. Ze leken het fenomeen van kopen op krediet bijvoorbeeld niet te kennen. En Leuven mocht dan een wat saaie provinciestad zijn die je liefst af en toe voor Brussel inruilde, je kon er ook oprecht van gaan houden. Zo geraakte Weier gefascineerd door “het tentenstadje dat één keer per week op de Place du Peuple opduikt voor de marktdag met zijn bont, klompen en boerenjurken.” Een fascinerend spektakel, zo besloot hij.

Meer lezen.

Over het kankerinstituut: Joris Vandendriessche, Zorg en wetenschap. Een geschiedenis van de Leuvense academische ziekenhuizen in de twintigste eeuw, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2019.

Over het Carnoy-instituut: Geert Vanpaemel, Mark Derez, Jo Tollebeek (red.), Album van een wetenschappelijke wereld. De Leuvense universiteit omstreeks 1900, Leuven, Universitaire Pers Leuven, 2012.

Over het beurzenprogramma: Pieter Huistra en Kaat Wils, ‘Fit to Travel. The Exchange Programme of the Belgian American Educational Foundation: An Institutional Perspective on Scientific Persona Formation (1920-1940),’ Low Countries Historical Review), 131: 4 (2016), 112-134.

Kaat wils is gewoon hoogleraar aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Samen met Liesbet Nys en Kenneth Bertrams is zij auteur van het boek A Century of Transatlantic Scientific Exchange. The Belgian American Educational Foundation, 1920-2020 dat in 2020 zal verschijnen.

Een gids voor assertief mailverkeer

Bisschop Fulbert (rechts) in zijn kathedraal (Chartres, Bibliothèque municipale, nouv. acq. 004, fol. 34 recto).

Gastblog door Wannes Verstrepen.

Assertief optreden is vaak niet vanzelfsprekend. Uit angst om de ander teleur te stellen, neem je soms misschien een passieve houding aan en zeg je met tegenzin toe op allerlei verzoeken. Uiteraard wil je dat vermijden. Maar hoe maak je op een gepaste manier duidelijk dat iets ingaat tegen je eigen belangen? En hoe treed je assertief op als je iemand wil vragen om een gunst? Deze blogtekst leert je hoe jij assertiever kan optreden in je mails. De ervaringsdeskundige van dienst is bisschop Fulbert van Chartres uit de elfde eeuw.

  1. Een tegenstelling als opener

Een van de moeilijkste zaken bij problemen aankaarten in mails is het aansnijden en benoemen van het probleem. Doe je het omfloerst of val je met de deur in huis? Volgens Fulbert is hier maar één goede mogelijkheid. Hij opende steevast zijn brieven met een duidelijke tegenstelling tussen zijn verwachtingen en datgene wat volgens hem werkelijk gebeurde. De geadresseerde wist direct hoe laat het was: “Ik zeg dat je van het rechte pad afraakt. Je zou immers God moeten vrezen, de heiligen moeten eren en de Kerk moeten verdedigen, en niet God met minachting behandelen, schande brengen over de heiligen en ervandoor gaan met de bezittingen van de Kerk.”

De bestraffing van Korach (Charles Foster, The Story of the Bible, Hartford, 1873).
  1. Een waarschuwing

Nadat je de oorzaak van je ongenoegen aangekaart hebt, wil je natuurlijk dat de persoon in kwestie hier iets aan verandert. Fulbert spoorde mensen het liefst aan tot actie door hen te waarschuwen voor de mogelijke negatieve gevolgen van hun gedrag. Dé ideale manier om dit bereiken was om krachtige beelden uit bekende verhalen te gebruiken. Zo zinspeelde Fulbert bijvoorbeeld meermaals op het Bijbelse verhaal van Korach (Numeri 16-18) om ongehoorzame geestelijken tot de orde te roepen. Korach was een Leviet die ontevreden was met zijn ondergeschikte rol en tegen Moses in opstand kwam. De straf van God voor deze ongehoorzaamheid was niet min. Hij liet de aarde opensplijten waardoor Korach en zijn medestanders opgeslokt werden en zo rechtstreeks in de hel belandden.

  1. Een scherpe afsluiter

Een andere moeilijkheid is de afsluiter van je mail: sla je een verzoenende toon aan of niet? Fulbert vond de afsluiter de plaats bij uitstek om nogmaals zijn ongenoegen te laten blijken en met een lichte speldenprik opnieuw te waarschuwen voor negatieve gevolgen. Zo sloot hij een brief aan de paus op de volgende manier af: “Vaarwel, goede herder, en waak over ons zodat de kudde van de Heer geen kwaad ondervindt omdat jij haar verwaarloosde.” Maar verzoening heeft ook zijn nut. Op het einde van je mail kan je voorstellen om samen te komen voor een ‘constructief’ gesprek: “Maar ik onderdruk de golven van mijn gedachten, hoe woest ze ook zijn, totdat ik je in levenden lijve kan kastijden met weloverwogen uitbranders en kwellingen. Tot dan, vaarwel.”

Kathedraal van Chartres.
  1. De trappen van ellende

Als je je ongenoegen op een heldere manier kan overbrengen, dan sta je al ver. Maar nog moeilijker is het vragen van een gunst, waarbij je vooral de kansen op afwijzing wil beperken. Hier komen de trappen van ellende van pas. De bedoeling is om in je uiteenzetting te vertrekken vanuit een miserabele beginsituatie en dan trapje per trapje meer ellende toe te voegen zodat men niet anders kan dan ja zeggen. Fulbert paste deze techniek meesterlijk toe na de brand van de kathedraal van Chartres in 1020 om de Franse koning om schenkingen voor de heropbouw te vragen. Vertrekkende vanuit een slechte gezondheid en eindigend met de brand van de kathedraal bouwde hij stap voor stap een ellendige getuigenis op:

“Ooit vond ik het erg genoeg om belast te zijn met een slechte gezondheid. Dan vond ik het nog moeilijker om te verdragen dat ik gedwongen werd door de slechte gewoonten van mijn voorgangers om zoveel middelen van de Kerk te gebruiken om onnodige dienaren te ondersteunen dat ik niet meer in staat was om mijn plichten van gastvrijheid en liefdadigheid naar behoren te vervullen. Nu worden zelfs deze middelen, hoe weinig ook, geplunderd door vijanden aan de ene en de andere kant. Bij al deze problemen komt dan nog eens de brand van onze kerk; en aangezien ik niet de middelen heb om ze herop te bouwen zoals ik zou moeten, weiger ik iets te spenderen aan mezelf, zelfs niet voor het hoogstnoodzakelijke.”

De koning bleef niet onaangedaan bij Fulberts schrijnende pleidooi en hij schonk dan ook een genereus bedrag voor de heropbouw van de kathedraal. Fulberts unieke brievencollectie toont zo met andere woorden aan dat assertiviteit, althans voor Fulbert, succesvol was bij het beschermen van zijn eigen belangen en die van de Kerk.  

Disclaimer: de auteur van deze blogtekst kan niet aansprakelijk gesteld worden voor mogelijke (negatieve) gevolgen van het toepassen van de tips uit deze gids.

Meer lezen.

Fulbertus <Carnotensis>, The letters and poems of Fulbert of Chartres (Oxford Medieval Texts), Frederick Behrends (red.), Oxford, 1976.

Verstrepen, Wannes. “‘Suppressor of Plunderers and Robbers’. The Actions and Views of Bishop Fulbert of Chartres concerning Church Property (1006-1028)”. Revue d’histoire ecclésiastique 112 (2017): 619–63.

Wannes Verstrepen is gastblogger. Hij is als doctoraatsbursaal verbonden aan de onderzoeksgroep Middeleeuwen van de KU Leuven. Hij verricht onderzoek naar de werking van kerkbijeenkomsten in de lange tiende eeuw.

Titelafbeelding: bisschop Petrus Lombardus van Parijs aan zijn schrijftafel. Bloomington, Lilly Library, Ricketts 20, fol. 1 verso.

4 katholiek verantwoorde manieren om syfilis te bestrijden

De zomer is helaas voorbij. Toch trakteren we u nog op een laatste zomerblog met katholiek gezondheidsadvies om syfilis te lijf te gaan.

Syfilis was al sinds de zestiende eeuw bekend en gevreesd. Tot de negentiende eeuw werd een besmetting met syfilis echter vooral als een persoonlijk drama beschouwd, dat enkel de patiënt zelf en zijn gezin raakte. In de negentiende eeuw kwam hier verandering in. Onder invloed van het idee dat een “ras” niet alleen positief kon evolueren maar ook ten onder kon gaan aan bijvoorbeeld ziektes en immoreel gedrag – het zogenaamde degeneratiedenken – werd syfilis bij uitstek dé ziekte die heel de maatschappij schade kon berokkenen. Vanaf het einde van de negentiende eeuw werd de bezorgdheid om de gevreesde geslachtsziekte bijna een medische obsessie. Deze aandacht stond in schril contrast met de genezingskansen. Veel verder dan wat halfslachtige behandelingen met kwik en arseen kwamen artsen immers niet.

“Prevent Syphilis in Marriage”, poster van the New York State Department of Health.

Niet alle dokters hadden dezelfde visie op hoe de verspreiding van de ziekte kon worden tegengegaan. In 1922, toen de Eerste Wereldoorlog – zo werd beweerd – een nieuwe stimulans had gegeven aan het aantal besmettingen, formuleerde de Brusselse katholieke arts Fernand Daubresse een aantal richtlijnen over hoe zijn collega’s op een moreel verantwoorde manier met de ziekte konden omgaan. Katholieke artsen hadden zich net verenigd in de Société belge de Saint-Luc, waarbinnen ze morele en medische thema’s bediscussieerden. Hun discussies vonden ook een weg naar het tijdschrift van de vereniging, het Bulletin de la Société Médicale Belge de Saint-Luc. De adviezen van Daubresse in het in dit tijdschrift verschenen artikel “La lutte contre les maladies vénériennes” moesten katholieke artsen helpen om “individuen, de familie en de toekomst van het ras” te beschermen tegen de ravage die syfilis kon aanrichten.

  1. Deugdelijkheid

Oude vuistregels werden over heel het medisch spectrum gedeeld. Ook katholieke dokters vonden het “beter te voorkomen dan te genezen”, maar zij vulden dit adagium anders in dan hun liberale collega’s. Die laatsten durfden al wel eens het gebruik van anticonceptie aan te raden, wat in de ogen van de katholieke artsen verderfelijk was. Naast religieuze bezwaren speelde de overtuiging dat de man zijn passies moest kunnen bedwingen hier een grote rol bij. Katholieke artsen wensten zich niet neer te leggen bij het idee dat “de menselijke passie te groot is” om seksuele matigheid te bepleiten. Zelfcontrole was cruciaal voor elke welopgevoede burger. Voor vrijgezellen was geheelonthouding dus het beste en enige sluitende preventiemiddel om niet besmet te raken met een venerische ziekte. Voor echtgenoten betekende dit vasthouden aan de huwelijkse trouw en geen genot buiten het echtelijk bed zoeken.

Prent uit 1895 die op afschrikwekkende wijze de gevolgen van syfilis moest tonen.
  1. Angst

“Maar zelfs als de geest sterk is, is het vlees soms zwak,” moesten ook deze katholieke artsen toegeven. Omdat zij beseften dat niet elke jongeman zijn driften kon bedwingen louter op basis van zijn loyaliteit aan de katholiek moraal, dienden dokters ook de negatieve gevolgen van een losse seksuele omgang te benadrukken. Deze voorlichting moest bovendien de medische gevolgen van syfilis overstijgen. Dokters moesten de jeugd inpeperen dat het te vroeg (lees: voor het huwelijk) en te gulzig verkennen van de menselijke seksuele capaciteiten niet alleen “de normale evolutie van het menselijk organisme belemmert”, maar hen ook teleurgesteld, egoïstisch, afgemat, ongevoelig, ongeïnteresseerd – kortom, gedegenereerd – zou maken. Besmetting zou bovendien niet enkel hen, maar heel hun familie schade berokkenen.

  1. Sport en spel

Niet enkel tijdens consultaties, maar ook in de openbare ruimte moest het ideaal van onthouding aangemoedigd worden. Posters op publieke plaatsen dienden de voordelen van seksuele onthouding te benadrukken. Tegelijk moesten jongeren een andere manier aangereikt krijgen om hun jeugdige energie kwijt te kunnen. Hier hadden de dokters een gezond alternatief voor ogen: “we moeten hun exuberante fysieke activiteit richting sport en spel leiden, en zo hun lichaam en geest zoveel mogelijk op peil houden.” Zo sloegen de dokters twee vliegen in één klap. Jongelingen werden namelijk weggehouden van seksuele escapades en tegelijk fysiek en mentaal fit gehouden. Immers, de jeugd vormde de toekomst van de samenleving.

Poster van het Franse Departement voor Hygiëne.
  1. Hygiëne

Katholieke artsen benadrukten wel dat zij uiteraard nog steeds dokters bleven en niet enkel moraalridders waren. Zolang het binnen de grenzen van het moreel aanvaardbare bleef, kon medisch bijgesprongen worden om de mogelijk negatieve gevolgen van seksueel contact te bestrijden. Waar condooms uit den boze waren, was het ontsmetten van de geslachtsdelen voor en na de daad wél toegestaan. Tenminste, voor mannen vormden desinfecterende middelen geen probleem. Maar “voor vrouwen is het gebruik van antiseptica, voor en na geslachtsgemeenschap, tegelijkertijd een anticonceptiepraktijk die spermatozoa vernietigt op dezelfde manier als de ziektekiemen”. Enkel in zéér uitzonderlijke situaties, zoals wanneer er sprake was van verkrachting, was het vrouwen toegestaan ontsmettingsmiddel te gebruiken.

Katholieke dokters bewandelden in hun opvattingen over syfilis soms een dunne koord tussen medisch en moreel verantwoord, maar uiteindelijk stond het matigheidsideaal voorop in hun kruistocht tegen syfilis. De morele deugdelijkheid van seksuele terughoudendheid benadrukken was de eerste taak van elke katholieke arts, onder het motto dat abstinentie de beste anticonceptie was. En als jongelingen aan dit ideaal van deugdelijk gedrag niet genoeg hadden om zich in te houden, dan moest het maar op een harde manier, met dreigende woorden en afschrikwekkende prenten van patiënten en hun symptomen om te tonen wat de ziekte kon aanrichten. Het medische kwam er slechts in laatste instantie bij kijken, in heel uitzonderlijke omstandigheden van besmetting. Pas in de jaren 1940, met de ontwikkeling en verspreiding van penicilline, werd syfilis een pak makkelijker te genezen. Ondertussen was de medische hysterie rond een mogelijke degeneratie van de samenleving ook al eventjes gaan liggen. Zowel bezorgde artsen als krolse jongelingen konden iets meer op hun beide oren slapen.

Meer lezen.

Fernand Daubresse, “La lutte contre les maladies vénériennes dans ses rapports avec la morale catholique,” Bulletin de la Société Médicale Belge de Saint-Luc, 1.2 (1922), 19-31.

Maarten Langhendries is als doctoraatsstudent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar reproductieve gezondheid en katholieke geneeskunde in België en Belgisch Congo in de periode 1900-1965.

Cornflakes eten en nog 4 andere remedies tegen zelfbevrediging

Als je Instagram mag geloven, bestaat het ontbijt tegenwoordig eerder uit hippe homemade granola of de alomtegenwoordige avocado. Toch zal de naam ‘Kellogg’ bij velen nog een belletje doen rinkelen. De cornflakes die u daarmee voor ogen krijgt, zijn een uitvinding van de arts, nutritionist en zevendedagsadventist John Harvey Kellogg (1852-1943). Wat u misschien niet weet, is dat Kellogg een bevlogen bestrijder van alle vormen van seksualiteit was. Hij was ervan overtuigd dat je door het eten van het juiste voedsel de menselijke lusten onder controle kon houden. Net als velen van zijn collega-artsen richtte hij zijn pijlen specifiek op het bestrijden van masturbatie, dat in de late negentiende eeuw als zondig en als een gevaar voor de gezondheid werd beschouwd.   

Hij voerde zijn kruistocht vanuit het Battle Creek Sanitarium, een medisch centrum en kuuroord waarvan hij aan het hoofd stond. Het sanitarium was gesticht door zevendedagsadventisten en gasten werden onderworpen aan de strenge leef- en dieetregels eigen aan deze geloofsstrekking. Kellogg promootte er vegetarisme en een eetpatroon dat verder zo flets mogelijk was om genot, seksuele opwinding en de drang tot masturbatie tegen te gaan. Het was vanuit die principes dat hij cornflakes zou ontwikkelen, samen met zijn broer Will Keith Kellogg. Toen ze ruzie kregen over het toevoegen van suiker aan het recept, besloot Will in 1906 zijn eigen weg te gaan en richtte hij de latere Kellogg Company op.

Maar Hoewel John Harvey Kelloggs naam nu vooral verbonden is met de cornflakes die hij bedacht, kende hij in zijn eigen tijd vooral succes met zijn werken over seksuele opvoeding. Daarbij bepleitte hij zeer verregaande methoden om masturbatie tegen te gaan. In ‘Treatment for Self-Abuse and its Effects’, een hoofdstuk uit zijn bestseller uit 1888, Plain Facts for Old and Young (nota bene gedeeltelijk geschreven tijdens zijn eigen, seksloze huwelijksreis) geeft hij volgende tips aan ouders:

  1. Besnijdenis

“Een methode die zelden faalt bij kleine jongens,” zo schreef hij, “is de besnijdenis. De operatie moet uitgevoerd worden door een arts zonder het toedienen van verdoving, aangezien de pijn van de operatie een heilzaam effect zal hebben op de geest, zeker als de besnijdenis verbonden wordt met het idee van bestraffing.”

John Harvey Kellogg, c. 1910.
  1. Hechtingen

Voor de bezorgde ouders die niet het mes in de voorhuid van hun zoon wilden zetten, had Kellogg ook een alternatieve methode bedacht, namelijk “het aanbrengen van een of meer zilveren hechtingen op een zodanige wijze dat een erectie wordt voorkomen. De voorhuid wordt over de eikel naar voren getrokken en de naald waaraan de draad is bevestigd, wordt van de ene kant naar de andere kant doorgehaald. Na het doortrekken van de draad worden de uiteinden aan elkaar geknoopt en zo dicht mogelijk afgeknipt.” Hij verzekerde ouders dat dit “een zeer krachtig middel is om de drang tot [masturbatie ] te overwinnen.”

  1. Fenol of amputatie

Als arts en man van de wereld wist dokter Kellogg dat ook vrouwen zich wel eens durfden bezondigen aan zelfbevrediging. Vandaar dat hij in zijn boek ook advies opnam voor ouders van meisjes: “Bij meisjes heeft de schrijver ondervonden dat het toepassen van pure fenol [carbolzuur] op de clitoris een uitstekende manier is om de abnormale lusten te onderdrukken.” Hardleerse gevallen konden succesvol behandeld worden door hun clitoris en/ of schaamlippen te verwijderen.

  1. Elektroshocks

Ten slotte prees Kellogg ook een behandeling aan die zich meer op de geest dan op de schaamstreek richtte en bovendien zowel voor jongens als voor meisjes effectief zou zijn: met enkele welgemikte elektroshocks konden ouders erop vertrouwen dat hun kroost niet meer de hand aan zichzelf zou slaan.

Meer lezen.

Kellogg, J.H., 1888. Plain Facts for Old and Young: Embracing the Natural History and Hygiene of Organic Life. Burlington (Iowa): I.F. Segner. Te raadplegen via: https://archive.org/details/plainfaorold00kell/page/n5

Nelleke Teughels is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. In haar huidig postdocproject onderzoekt Nelleke de wijzigende rol van de toverlantaarn in het snel veranderende Belgische visuele medialandschap van de late 19de en vroege 20ste eeuw. Daarnaast is ze geïnteresseerd in hoe voedsel tijdens de wereldtentoonstellingen werd gebruikt ter constructie en promotie van de Belgische staat en natie.

Titelafbeelding: Milk and cornflakes bread door Justin Pinkney (CC BY-NC-SA 2.0).