Negentiende-eeuwse kunstenaars leerden tijdens hun opleiding om het menselijk lichaam waarheidsgetrouw en geproportioneerd af te beelden via lessen in de anatomie. Ze woonden daartoe dissecties op lijken bij en bestudeerden skeletten en anatomische modellen. Een interesse in het anatomische lichaam wekte bij sommige romantische kunstenaars een fascinatie voor het morbide. Dat spreekt onder meer uit het hier afgebeelde schilderij van de Belgische schilder Antoine Wiertz.
Op het doek werpt een vrouw een gefascineerde blik op een skelet, het anatomische evenbeeld van haar eigen lijf. Fragmenten van antieke sculpturen en de aanwezigheid van schilderspalet en ezel suggereren dat het schildersatelier de achtergrond vormt voor deze ontmoeting tussen het dode en levende lichaam, tussen het dode en het levende model. De gedetailleerde weergave van de anatomische structuren van het menselijke skelet bevestigen dat Wiertz zich baseerde op een echt geraamte.
Het doek verwierf bekendheid onder de titel ‘Twee meisjes of de mooie Rosine’. Het etiket op de schedel identificeert het skelet – en niet de Rubensiaanse schone – als ‘la belle Rosine’. Die titel wijst op de vergankelijkheid van de schoonheid van het lichaam en suggereert tegelijkertijd dat het karkas van de mens ook kan bekoren. Het traditionele vanitasmotief, dat toeschouwers herinnert aan hun eigen sterfelijkheid, krijgt een erotische invulling. Een naakt model bestudeert verlangend het rijk der doden.
Wiertz werd bezeten door het contrast tussen leven en dood. Zijn oeuvre schurkte aan tegen de zwarte romantiek. Na zijn dood liet hij zich balsemen en begraven in overeenstemming met de oude Egyptische funeraire rituelen. De mooie Rosine was het werk van een morbide excentriekeling, maar typeerde tegelijk de duistere kant van de negentiende-eeuwse romantische tijdsgeest.
Tekst: Veronique Deblon. Afbeelding: Antoine Wiertz, Twee meisjes of De mooie Rosine, 1847. Koninklijke Musea voor Schone Kunsten van België, Brussel. Foto J. Geleyns.