Pop-upboeken voor kinderen worden verkocht in allerlei maten en vormen: van kleine flapboekjes tot complexe uitvouwboeken die bij het openplooien een nieuwe driedimensionale wereld creëren. Hoewel ze vandaag gretig door kinderen worden gelezen, waren de eerste uitvouwboeken uitsluitend bestemd voor volwassenen. Pop-uptekeningen illustreerden oorspronkelijk enkel wetenschappelijke werken en werden voornamelijk gebruikt omwille van hun educatieve karakter.
Modeltekening
Uitvouwtekeningen bleken bijzonder geschikt voor het illustreren van de menselijke anatomie. Lezers werden uitgenodigd om de structuur van het lichaam te ontdekken door de verschillende delen van het papieren lichaam open te vouwen. Net als tijdens een echte dissectie werd het lichaam laag per laag ontleed. De tekeningen functioneerden dus als de eerste anatomische ‘modellen’ die niet alleen de bouw van het lichaam verduidelijkten, maar ook de onderlinge relaties tussen de verschillende lichaamsdelen verhelderden.
In de zestiende eeuw werden uitvouwmodellen gebruikt om anatomische handboeken te illustreren, maar circuleerden ze ook als vliegende bladen. Deze afzonderlijke tekeningen waren relatief goedkoop en gemakkelijk te verhandelen, waardoor ze zowel artsen als een niet-medisch publiek bereikten. In een periode waarin wetenschappelijke werken voornamelijk in het Latijn werden gepubliceerd, kon een lekenpubliek zonder enige notie van de taal toch een basiskennis van de anatomie verwerven dankzij de uitvouwtekeningen.
De betekenis van deze vliegende bladen was, net zoals de tekeningen, gelaagd. Ze verspreidden kennis van de anatomie, maar accentueerden ook de morele dimensie van de discipline. De afbeeldingen verheerlijkten de schoonheid van het lichaam als deel van een goddelijke schepping, en stimuleerden zelfkennis en een nieuwsgierigheid naar het eigen lichaam.
Animatie-anatomie
Op het einde van de achttiende eeuw waren ‘papieren dissecties’ in onbruik geraakt, maar hun verdwijning was slechts van korte duur. Het lijkentekort in Engeland in de negentiende eeuw deed anatomen zoeken naar alternatieven voor dissecties. De Britse anatoom Edward Tusson publiceerde in 1828 Myology, een handboek over de spieren. Sommige van de ‘platen’ uit het boek waren uitgerust met klepjes die in verschillende richtingen werden uitgevouwen. De moeilijkheden bij het opheffen van de flapjes zijn te vergelijken met de spanning van de spieren tijdens het ontleden van een lichaam. De materialiteit van de tekeningen maakte de illustraties dus geschikt om te functioneren als aanvulling op dissecties. Een tekening open- en dichtvouwen was vaak een complex werk waarbij dezelfde precisie, voorzichtigheid en vaardigheid aan de dag moest worden gelegd als in het anatomisch theater. Tegelijkertijd had het gebruik van pop-uptekeningen een grote aantrekkingskracht op anatomen die via populariserende publicaties anatomische kennis verspreidden bij een niet-medisch publiek.
Hoewel kennis van de anatomie dankzij modellen en tekeningen vaker het anatomisch theater verliet, was ze niet meteen voor iedereen toegankelijk in de negentiende eeuw. Populariserende publicaties waren enkel gericht op een burgerlijk publiek, waarbij opnieuw een morele boodschap werd gekoppeld aan de anatomische illustraties. De Franse natuurwetenschapper Achille Comte maakte bijvoorbeeld gebruik van uitvouwtekeningen om anatomie en fysiologie te demonstreren aan een lekenpubliek. De tekeningen in zijn werk hadden ook een religieuze betekenis. Het opheffen van de verschillende flapjes liet de lezer toe om zich te verbazen over de ingenieuze bouw van het menselijk lichaam als een wonder van de Schepper.
De fun, de hits
De Belgische arts Constant Crommelinck beoogde met zijn anatomiehandboek eenzelfde doel. Anatomie was niet langer alleen maar een ‘nuttige wetenschap’ maar moest ook aangenaam en leuk zijn. Tijdens het samenstellen van zijn atlas ging hij te leen bij andere anatomen. Het handboek van Crommelinck bevatte een reeks bekende afbeeldingen uit de beroemdste anatomische atlassen, en werd een ‘best of’ van de mooiste illustraties. Crommelinck wou zo afstand nemen van de horror die dissectie opriep bij oningewijden. De studie van de anatomie werd losgekoppeld van het lijk. Lezers van zijn boek hoefden hun lichaam niet langer te spiegelen aan de gruwel van het opengesneden lijk, maar konden zich via de tekeningen vergapen aan de wonderen van het eigen lichaam.
Uit het werk van Achille Comte kopieerde Crommelinck de flapillustraties die op eenzelfde manier werden uitgevouwen. Anatomie aanleren werd een aangename bezigheid waarbij het publiek een actieve rol kreeg toebedeeld en werd aangemoedigd zelf het lichaam te ontdekken door de flapjes open te vouwen. Populariserende handboeken verspreidden anatomie bij een breder publiek, dat hoofdzakelijk uit mannen bestond. De opgeleide man werd op het hart gedrukt om ‘niet langer te negeren wat hij is’. Crommelinck benadrukte de lezer dat ‘hij verplicht is het mooiste werk te kennen dat uit de handen van de Schepper is ontstaan’. De studie van de anatomie werd zo een onafwendbare opdracht voor het burgerlijke publiek.
In de tweede helft van de negentiende en de vroege twintigste eeuw zou de populariteit van anatomische uitvouwmodellen verder stijgen. Hun aanwezigheid zou zich niet langer beperken tot de bibliotheek van de burgerij. Uitvouwtekeningen bewezen hun nut in de huis-, tuin-, en keukengeneeskunde, ter illustratie van publiekslezingen en tijdens de opleiding van vroedvrouwen. Pas later in de twintigste eeuw werden pop-upboeken verbannen naar de kinderliteratuur. Tegenwoordig zijn anatomische uitvouwtekeningen alleen nog maar terug te vinden in kinderleerboeken.
Meer lezen
Andrea Carlino, Paper Bodies: A Catalogue of Anatomical Fugitive Sheets 1538-1687, Londen, 1999.
Michael Sappol, Dream Anatomy, Bethesda, 2006.
Veronique Deblon is als doctoraatsstudent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Ze verricht onderzoek naar anatomie inde Belgische geneeskunde en cultuur in de eerste helft van de negentiende eeuw.