Gastblog door Andrea Bardyn, Chanelle Delameillieure en Nena Vandeweerdt.
De woorden ‘middeleeuwen’ en ‘vrouwenrechten’ zal u niet snel terugvinden in dezelfde zin. Films en boeken over het verleden portretteren middeleeuwse vrouwen meestal als gehoorzame huisvrouwen of smachtende prinsessen in kastelen. Maar hoewel de middeleeuwse maatschappij door en door patriarchaal was, beschikten vrouwen over meer rechten dan die clichéverhalen doen vermoeden en namen ze voluit deel aan het publieke leven. Daarom stellen we u graag voor aan zes middeleeuwse ‘topwijven’ uit Vlaamse steden. In de middeleeuwen was wijf overigens de neutrale benaming voor een vrouw. Het woord had dus helemaal niet de negatieve bijklank van vandaag.
- Machtilde Perloecx bekritiseert de keurmeesters
Op de Leuvense vismarkt ging het er niet altijd even vredig aan toe. Ambachtslieden leurden er met zeevissen die de stad werden ingevoerd en bewoners van de stad en haar omgeving verkochten er vis om een extra centje te verdienen. Ook vrouwen waren talrijk aanwezig, als kopers én verkopers. Die visverkoopsters, toen viswijven genoemd, genoten niet de beste reputatie, maar dit werkten ze zelf soms wel eens in de hand. Zo moest de Leuvense Machtilde Poerloecx zich in 1423 voor de stadsraad verantwoorden. Zij baatte een kraam uit op de vismarkt. Machtilde was verontwaardigd nadat de keurmeesters (dit waren mannen die de kwaliteit van de vissen keurden) haar vis hadden afgekeurd en riep hen daarop toe dat ze niet grondig keurden en dat “sij stoncken”. Hiermee stelde ze de rechtvaardigheid van het economische beleid van de stad in vraag – en hun welriekendheid. Dit werd haar niet in dank afgenomen en Machtilde werd op een bedevaart naar Milaan gestuurd.
- Katlijne van Brussel leert haar echtgenoot een lesje
Anno 1430 leefde de Leuvense Katlijne van Brussel in Kortrijk, waar ze een eigen handelszaak had uitgebouwd. Dat was ook nodig, want ze leefde gescheiden van haar man Hendrik, die nog in Leuven woonde met hun zoontje. Katlijnes succes kwam Hendrik echter al snel ter ore. “Met behendicheiden ende scoenen woerden” smeekte hij haar om terug te keren naar haar thuisstad. Minder gewiekst in de liefde dan in het ondernemerschap verkocht Katlijne haar zaak. Ze stuurde de opbrengst alvast naar Hendrik alvorens zelf de reis te maken. Eenmaal aangekomen in Leuven stond ze – letterlijk – voor een gesloten deur. Hendrik weigerde niet alleen zijn echtgenote te verwelkomen, hij woonde ook samen met een vriendin en hield Katlijnes geld voor zichzelf. Katlijne wist wat haar te doen stond: gesteund door vrienden trok ze naar de rechtbank, en vroeg hen “omme Godswille” om gerechtigheid te laten geschieden. Dat lukte ook: de Leuvense stadsraad strafte Hendrik en dwong hem om het geld dat hij met “listigher subtijlheyt” had ontvreemd terug te geven aan Katlijne. Eind goed, al goed voor Katlijne.
- Woyeken Hagen zegt neen tegen een gearrangeerd huwelijk
In 1500 ontving het Antwerpse stadsbestuur een klacht van de familieleden van Woyeken Hagen. Ze claimden dat een zekere Symoen het meisje tegen haar wil had geschaakt. De gerechtsofficier confronteerde Woyeken met de klacht, waarop ze ontkende dat Symoen haar ontvoerd had. Integendeel, Woyeken verklaarde prompt dat ze uit vrije wil was meegegaan en geen andere man wilde. Ze had namelijk vernomen dat haar familie haar aan een “leeliken man mit eenen baerde” wilde koppelen. Om dat te vermijden trouwde ze snel met Symoen, hoewel Woyeken eigenlijk minderjarig was (jonger dan 25 volgens het middeleeuws recht) en de goedkeuring van haar familie nodig had. De schepenen bestraften Symoen daarom met een boete. Toch was het huwelijk tussen Woyeken en Symoen geldig en onbreekbaar. Beide partners hadden namelijk ingestemd en dat was de enige voorwaarde om te trouwen in de middeleeuwen. Voor meisjes als Woyeken boden schakingen dus een mooie kans om aan een gedwongen huwelijk te ontsnappen.
- Liesbet van Keerbeke verzet zich tegen haar uitsluiting uit het slagersambacht
In 1564 besliste de Leuvense stadsraad, na aandringen van het slagersambacht, dat slagersweduwen de zaak van hun overleden echtgenoot in het Vleeshuys niet langer mochten uitbaten. Volgens de ambachtslieden tastte de aanwezigheid van gevestigde weduwen het inkomen van jongere gezellen van het ambacht aan. Die nieuwe regeling was echter buiten Liesbet van Keerbeke gerekend. Twee jaar na de verordening stapte deze slagersweduwe naar de stadsraad. Ze stelde dat ze als arme weduwe zonder de zaak van haar voormalige echtgenoot haar kinderen niet meer kon onderhouden. Daarnaast argumenteerde Liesbet dat weduwen in alle Leuvense ambachten steeds het beroep van de overleden echtgenoot hadden verdergezet. De stadsraad gaf gehoor aan haar argumenten en Liesbet kreeg toelating om de vleeskraam te blijven uitbaten totdat haar zoon meerderjarig was. Het bleef niet bij die uitzondering: vier jaar later schrapte de stadsraad de verordening in zijn geheel. Liesbet kende als ambachtsweduwe haar rechten en aarzelde niet om die af te dwingen voor de schepenbank.
- Cornelijken Barinagen laat zich niet doen door haar belager
Op 14 augustus 1480 viel het verdict in de rechtszaak die de Gentse Cornelijken Baringen samen met haar ouders had aangespannen. De schepenbank veroordeelde Colaert Roose tot een verbanning van vijftig jaar uit Gent. Colaert had Cornelijken het leven immers erg zuur gemaakt. Als jonge vrouw – vermoedelijk was ze een tiener – zocht ze al een tijdje naar een geschikte partner. Maar tot Cornelijkens grote frustratie hapte geen enkele man toe, en dat was de schuld van Colaert Roose. Deze man verspreidde immers kwalijke roddels over haar en zei dat hij met haar had geslapen. In de eergevoelige middeleeuwse maatschappij waren zo’n woorden niet onschuldig. Het seksueel gedrag van vrouwen bepaalde hun reputatie én die van hun familie. Voor jonge meisjes waren maagdelijkheid en eerbaarheid daarom erg belangrijk. Door Colaerts “blameerlijke ende afdraghelijke woorden” had Cornelijken dan ook “diverssche goede huwelijken” misgelopen die ze nochtans “gherne ghe(h)adt hadde”. Nu Colaert zwaar bestraft werd en het duidelijk was dat Cornelijken een “eerbaer maeghdekin” was, kon ze haar zoektocht naar een partner met goede moed hervatten.
- Janne Schuts groeit uit tot een gerespecteerde zakenvrouw
Janne Schuts, een alleenstaande vrouw in vijftiende-eeuws Antwerpen, verstrekte op grote schaal leningen aan haar stadgenoten. Dat was een typische activiteit voor alleenstaande vrouwen in middeleeuwse steden, maar weinigen waren zo actief als Janne. Zij liet zo’n 158 transacties registeren voor de Antwerpse schepenbank – een enorm aantal. Dat waren voornamelijk leningen maar ook investeringen in vastgoed. Janne was daarmee een erg succesvolle geldschieter die de groeiende Antwerpse economie van krediet voorzag. Ze deed dat bovendien vanuit een allesbehalve evidente positie: ze was van bescheiden komaf en de alleenstaande moeder van een onwettig kind uit een affaire. Toch klom ze op van dienstmeisje naar een vishandelaarster met een eigen zaak, om vervolgens begijn te worden. In het begijnhof gaf ze les en breidde ze haar investeringsactiviteiten uit. Dankzij wat financiële meevallers en zakelijk talent kon ze een klein fortuin opbouwen, dat ze onder andere gebruikte om aan haar zus en dochter een mooie huwelijksgift mee te geven.
Meer lezen.
Haemers J., Bardyn A., Delameillieure C. (red.), Wijvenwereld. Vrouwen in de middeleeuwse stad. Antwerpen, 2019.
Andrea Bardyn, Chanelle Delameillieure en Nena Vandeweerdt zijn gastbloggers. Andrea verricht postdoctoraal onderzoek naar de economische genderrollen, machtsverhoudingen, en taakverdeling binnen het middeleeuws huwelijk in de laatmiddeleeuwse Nederlanden. Het doctoraatsonderzoek van Chanelle richt zich op de controle van ouders en overheden op de partnerkeuze van jongeren in laatmiddeleeuws Gent, Leuven en Antwerpen. Nena vergelijkt in haar doctoraat de posities van vrouwen in de beroepenwereld van Noord- en Zuid-Europa in de vijftiende en zestiende eeuw. De drie onderzoeksters zijn verbonden aan de onderzoeksgroep Middeleeuwen aan de KU Leuven.
Titelafbeelding: Fresco in het Castello di Issogne, Aosta, Italië.