Na haar overwinning op het Eurovisiesongfestival mocht Sandra Kim in 1986 opnieuw de geneugten van het leven bezingen in de intro van Il était une fois … la vie. Deze Franse kinderserie deed in 26 afleveringen de werking van het menselijk lichaam uit de doeken. Per aflevering werd er telkens ingezoomd op een bepaald orgaan (het oor, de nieren, de hersenen) of een specifiek fysiologisch proces (de bloedsomloop, de spijsvertering). De serie werd uiteindelijk uitgezonden in 26 landen, waaronder België.
Het ‘leven’ dat zich afspeelde in het lichaam maakte deel uit van een erg hiërarchische samenleving. Vanuit de controlekamer (de hersenen) werd alles bestuurd door Maestro, een oude man met baard. Maestro en zijn assistenten beschikten over het typische uiterlijk van de mannelijke wetenschapper, inclusief witte laboratoriumjas. Onder hun bevel stonden alle andere ‘werkers’ in het lichaam: cellen, enzymen, hormonen,… Er was eens… het leven maakte deel uit van de overkoepelende reeks Er was eens… die thema’s aansneed als geschiedenis, natuurkunde en biologie. In de serie maakte het publiek kennis met Pieter en zijn vrienden. Doorheen de reeks ontmoetten we de personages op verschillende leeftijden. In Er was eens… het leven werd het jonge kijkerspubliek rondgeleid door de binnenkant van het lichaam van de protagonisten. Het gonsde er van de bedrijvigheid om het lichaam optimaal te laten functioneren. De avonturen van de rode bloedlichaampjes vormden een rode draad doorheen het verhaal, omdat zij overal in het lichaam belandden om zuurstof te vervoeren. De bestanddelen die instonden voor de werking van het lichaam hadden een erg menselijk uiterlijk. Niet alleen konden deze wezentjes praten, ze voelden ook pijn en blijdschap. Toch stond de ‘echtheid’ van het verhaal voorop. Terwijl zowat alles in het lichaam werd versimpeld om het begrijpelijk te maken, werden de wetenschappelijke benamingen van de verschillende bestanddelen behouden. De jonge kijkers werden dan ook om de oren geslagen met termen zoals nucleotiden, mitochondriën en coliformen. Zo trachtte de serie zijn wetenschappelijk karakter te behouden.
De moraal van het verhaal
De serie sloot aan bij een traditie die anatomie verbond met amusement. In de negentiende en twintigste eeuw had het publiek reeds kennis kunnen maken met het interne lichaam in musea en op kermissen. De opkomst van nieuwe medische technologieën die de welomlijnde grenzen van het lichaam lieten vervagen, gaven een nieuwe invulling aan anatomie als entertainment. Voor het eerst werd het innerlijke lichaam zichtbaar, zonder het kerven van een scalpel, maar aan de hand van röntgenstralen en scans. Hierdoor ontstond in de populaire cultuur een verlangen om te reizen door lijf en leden. Deze wens werd onder andere vervuld in films, die door middel van allerlei sciencefictiontechnieken het innerlijke waarneembaar maakten. Het lichaam werd een plaats om door te reizen. Dit ‘biotoerisme’ liet toe het menselijk lichaam te bewonderen. Tegelijkertijd was het een stimulans om het eigen lichaam te ontdekken en vervolgens te beheersen. In de serie werd het lichaam dan ook verbeeld als een landschap met verschillende plaatsen die met straten te bereiken waren.
In dezelfde traditie van anatomie als entertainment, werd de ontleedkunde hier gekoppeld aan allerhande ‘levenslessen’. Eenzelfde moraliserende boodschap werd er verkondigd als in de rondreizende anatomische musea. Zo werd constant gewezen op de individuele verantwoordelijkheid bij het bewaren van een goede gezondheid. Bovendien vertolkte de serie een manicheïstische lichaamsvisie, waarbij de bestanddelen in het lichaam werden ingedeeld als goed of slecht. Dezelfde tegenstelling bestond ook bij de menselijke figuren. Het verschil tussen goed en kwaad werd duidelijk gemaakt via de fysionomie van de karakters. De ‘slechteriken’ in de mensenwereld beschikten over een duidelijke boeventronie, en werden afgebeeld als dik of rokend. Bovendien aten ze te vet en hielden ze geen rekening met doktersadvies. Weinig onvoorspelbaar bekochten ze dit dan ook met hun leven. Pieter en zijn vrienden waren sportief, aten gezond en waren gevaccineerd. In de lichaamswereld hadden bacteriën en virussen dezelfde uiterlijke kenmerken als de ongure types. In één oogopslag kon je in beide werelden goed van slecht onderscheiden.
Life goes on: de vooruitgang van het leven
De serie verbond gezondheid niet alleen met het goede, maar ook met beschaving. In het lichaam hadden de bestanddelen met een volledige menselijke vorm (zoals de witte bloedlichaampjes of de wetenschappers in de controlekamer) de nobelste taken. Daarnaast werd gezondheid ook gekoppeld aan de vooruitgang van de menselijke beschaving. De westerse geneeskunde werd zo aan de top van een beschavingsideaal geplaatst.
De reeks werd afgesloten met een aflevering over de dood. De grootvader van de protagonisten vervulde ditmaal de rol van verteller. Hij leerde zijn kleinkinderen dat de dood niet was om over te treuren. Zijn DNA was immers in hen aanwezig, en zodanig vormden zij zijn toekomst. Een oproep aan alle jonge kijkers om zorgvuldig om te gaan met hun eigen lichaam, en de belangrijke schat aan genetisch materiaal die het huisde. Een boodschap die niet origineel was, maar door de serie een nieuwe technologische verpakking had gekregen.
Meer lezen?
Alberto Brodesco, ‘I’ve got you under my skin: narratives of the inner body in cinema and television’, Nuncius, 26 (2011), 201-221.
Kim Sawchuk, ‘Biotourism, Fantastic Voyage, and Sublime Inner Space’, in: Wild Science: Reading Feminism, Medicine and the Media, Londen, 2000, 9-23.
(Veronique Deblon)
Veronique Deblon is als doctoraatsstudent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis aan de KU Leuven. Ze verricht onderzoek naar anatomie in geneeskunde en cultuur in België in de eerste helft van de negentiende eeuw.