Nooit eerder werd een historische gebeurtenis honderd jaar na datum met zoveel belangstelling herdacht als dit jaar het geval is met de oorlog van 1914-1918. Ook de voorbije week waren de herdenkingen aan de Eerste Wereldoorlog niet uit de media weg te slaan. Op maandag 4 augustus was het precies honderd jaar geleden dat de eerste Duitse legers België binnenvielen – een gebeurtenis die eensklaps Frankrijk en Engeland betrok bij een oorlog die een paar dagen eerder in Servië was ontketend. Duitsland had Frankrijk de oorlog verklaard en wenste door België op te rukken. Engeland, dat een bondgenootschap met Frankrijk had, wierp zich op als beschermheer van het neutrale België. Aanleiding genoeg dus om 4 augustus tot Internationale Herdenkingsdag uit te roepen: de dag waarop de oorlog op het westelijke front begon.
Voor vrede en internationaal recht
Wie dacht dat de herinneringsplechtigheden van honderd jaar later, op een zonnige maandag in de zomervakantie, tot niet meer dan een gratuit society-gebeuren zouden verworden, had het mis. Uiteraard werd weliswaar het nodige belang gehecht aan protocol en uiterlijk vertoon tijdens ceremonieën waarop staats- en regeringsleiders een hoofdrol vervulden. Daags nadien merkte een radioreporter op dat de Britse prinses Kate Middleton “met haar prachtige verschijning in Luik en Bergen duidelijk de harten van de Belgische journalisten had veroverd, gezien de vele foto’s in de kranten”. Maar wie de toespraken en de symboliek van de plechtigheden aandachtig bestudeerde, werd getroffen door een onverwachte historische diepgang. Er werd geduid dat, in tegenstelling tot wat in populaire beeldvorming wel eens wordt beweerd, de oorlog in de ogen van de tijdgenoten helemaal niet zinloos of absurd was. De soldaten van honderd jaar geleden waren niet voor niets gestorven.
Ten eerste werd duidelijk gesteld dat de jonge mannen van ’14-’18 wel degelijk voor bepaalde waarden en idealen hadden gestreden, namelijk de vrijheid, de vaderlandsliefde en de vrijwaring van het internationale recht. Tijdens de Brits-Duitse herdenking op het St-Symphorien Cemetery in Bergen gebeurde dit bijvoorbeeld aan de hand van historische getuigenissen die het enthousiasme van de mobilisatie en – aan beide kanten – het geloof voor de goede zaak te vechten, verwoordden. Ten tweede ging de aandacht naar de gruwel van de oorlog, die ervoor zorgt dat het conflict nog steeds een actuele betekenis heeft. Het afgrijzen van de Eerste Wereldoorlog herinnert ons meer dan ooit aan de onschatbare waarde van vrede en verdraagzaamheid tussen de volkeren. Onze belangrijkste plicht ten aanzien van de doden van honderd jaar geleden bestaat er daarom in om de waarden van respect, wederzijds begrip en overleg te blijven bewaren en uit te dragen, niet in het minst naar de huidige conflictgebieden (Syrië, Gaza, Oekraïne). “Europa mag niet vredesmoe worden”, waarschuwde de Franse president François Hollande op de ceremonie in Luik.
De ironie van de overwinning
Het houden van pacifistische oproepen tijdens herdenkingsplechtigheden is voor de hedendaagse toeschouwer al jarenlang een evidentie. Niettemin is het verbinden van de oorlogsherdenkingen met vrede althans voor de Eerste Wereldoorlog minder evident dan dat nu lijkt. Onmiddellijk na de oorlog waren vredesboodschappen op herdenkingsplechtigheden veeleer uitzondering dan regel. Anders dan de toespraken van bepaalde staatsleiders maandag suggereerden, leidde de herinnering aan de voorbije oorlogsgruwel niet meteen tot hartelijke diplomatieke toenaderingen tussen de vijandige mogendheden – daar was nog een tweede oorlog voor nodig. In de frontstreek gebeurde het wel dat hoogwaardigheidsbekleders van de bevriende geallieerde naties aan de herdenkingsplechtigheden deelnamen, zeker om de in “den vreemde” gesneuvelde landgenoten te eren. Maar het gros van de herdenkingen waren lokale aangelegenheden, die plaatsvonden in de besloten sfeer van het eigen dorp. De plechtigheden waren bijna altijd religieus-funerair van karakter, al kwamen er op vele plaatsen ook patriottische gevoelens aan te pas. Naast het herdenken van de gesneuvelden werd dan ook de behaalde overwinning gevierd. Aldus werden in deze dorpen standbeelden opgericht van overwinningsengelen of van zegevierende soldaten.
Ook de site in Cointe nabij Luik, waar voorbije maandag de grootste internationale herdenkingsplechtigheid doorging, vormt ironisch genoeg eigenlijk zo’n overwinningsmonument. Het monument van Cointe, bestaande uit een Heilig-Hartkerk, een toren en een grote esplanade, werd tussen 1925 en 1937 op verzoek van de Internationale Oud-Strijders Vereniging van de geallieerde mogendheden gebouwd. Men vindt er dan wel geen overwinningsengelen of zegevierende soldatenbeelden terug, toch is het doel van het monument duidelijk: hulde brengen aan de gesneuvelden van alle naties die aan de juiste kant van het conflict samen de Duits-Oostenrijkse coalitie wisten te verslaan. Op de esplanade werden daarom kleinere gedenktekens voor de slachtoffers van elk van de geallieerde landen ingericht. Van symbolische toenadering tot de vroegere vijand was bij de oprichting geen sprake. Merkwaardig genoeg werd de site wel juist omwille van zijn “internationale karakter” voor de herdenkingsplechtigheden van voorbije maandag gekozen. De aanwezigheid van Britse, Franse, Italiaanse, Griekse, Spaanse, Poolse, Russische en Roemeense monumenten op de site moest de hedendaagse boodschap van internationale vrede en samenwerking gemakkelijker verkoopbaar maken.
Om duidelijk te stellen dat de vredesboodschap ook door de vroegere vijanden werd gedeeld, werden de presidenten van Oostenrijk en Duitsland voor de plechtigheid uitgenodigd. Toen deze laatste het woord nam, gebeurde echter iets opmerkelijks. Vanachter zijn spreekstoel had president Gauck het niet alleen over de lessen tot verzoening die uit het zwarte verleden kunnen worden getrokken. Hij legde ook publieke erkentenissen af voor de oorlogsmisdaden die de Duitse legers in de zomer van 1914 in België hadden begaan. Het ging niet om schuldbekentenissen of excuses – de huidige generatie draagt geen schuld voor wat honderd jaar geleden gebeurde. Wel betrof het een oprecht en bewonderenswaardig gebaar naar de vele onschuldige Belgische burgerslachtoffers die tot op heden al te vaak worden vergeten. Tegelijk leek in Gaucks woorden zelfs een oude overwinningslogica voort te leven: de overwonnene die met een lichte knieval zijn fouten op het grondgebied van de overwinnaar erkent. Het had eigenlijk niet gehoeven, want ook in ’14-’18 vonden oorlogsvergrijpen in beide kampen plaats. Van onze kant lijkt het nu wel meer dan dringend tijd om op de esplanade van Cointe een herdenkingsmonument voor de gesneuvelde Duitse en Oostenrijkse soldaten te plaatsen. Ook zij worden door ons, overwinnaars, nog te vaak over het hoofd gezien.
(Matthias Meirlaen)
Matthias Meirlaen is research fellow van de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. In 2014 verscheen de publicatie van zijn proefschrift Revoluties in de klas. Secundair geschiedenisonderwijs in de Zuidelijke Nederlanden, 1750-1850. Momenteel verricht hij als postdoctoraal onderzoeker aan de Université Lille 3 onderzoek naar de herinneringscultuur van de Eerste Wereldoorlog. Hij werkt onder meer aan een digitaliseringsproject van Franse en Belgische oorlogsmonumenten. Wie graag gegevens aanlevert van herdenkingsmonumenten uit zijn/haar streek, kan contact opnemen via matthias.meirlaen@univ-lille3.fr.
Titelafbeelding: een overwinningsengel bij het oorlogsmonument te Ninove.