Waarom een weinig vertellende museumopstelling net erg sprekend kan zijn

Door Brent Geerts

“Groeten wij ten slotte de talrijke trofeeën, tijdens de Arabische veldtocht veroverd door onze eerste kolonisten.” De gedrukte museumgids van het Koninklijk Museum van het Leger en van de Krijgsgeschiedenis in Brussel uit 1960 liegt er niet om. Een hele reeks in glazen kasten opgeborgen voorwerpen kruist het pad van de bezoeker. In de zaal ‘1831-1914’ mag die vooral zijn of haar oog niet onttrekken aan de ‘glorierijke relikwieën’ van voorbije veldslagen. Een hedendaagse bezoeker kan zich bijna een eeuw terug in de tijd wanen en nog steeds exact diezelfde museumopstelling aanschouwen. Of die zich daarna ook realiseert dat er weinig glorierijks achter de tentoongestelde objecten schuilt, is voer voor enige twijfel.  

Koloniaal erfgoed in een militair museum

In juli 1923 opende koning Albert I het Koninklijk Museum van het Leger in het Brusselse Jubelpark. Haar toenmalige missie schreef voor dat ze vooral “de hedendaagse nationale geschiedenis moest aanleren” en “de vaderlandsgezindheid van de menigte moest aanwakkeren”. Duidelijke getuige daarvan was de eerder genoemde zaal ‘1831-1914’, vandaag omgedoopt tot ‘de historische zaal’, die een chronologisch overzicht brengt van militaire campagnes vanaf het ontstaan van de Belgische natie. In de opstelling springen de talrijke Belgische vlaggen het meest in het oog: ze voorzien het geheel van een duidelijke nationale invalshoek.

Ingang van de huidige historische zaal met zicht op de talrijke Belgische vlaggen. (© Herman Sterckx)

Eén van die campagnes brengt ons naar een vaak vergeten episode uit de jaren 1890. In het Oosten van het huidige Congo vond een reeks veldslagen plaats die later als de ‘Arabische Campagne’ bekend zouden worden. Belgische officieren in dienst van Leopold II bestreden het socio-culturele en politieke overwicht van Arabo-Swahili handelaren in die regio. Die handelaren, onder wie Hamid bin Mohammed el Moerjebi (alias ‘Tippo Tip’), bouwden er sinds enkele decennia een handelsnetwerk in ivoor en tot slaaf gemaakte personen op. De strijd tegen de Arabo-Swahili werd gevoerd onder het mom van een humanitaire strijd tegen ‘de slavenhandelaars’. In de praktijk diende de strijd de oostelijke grens van Leopolds Onafhankelijke Congostaat te legitimeren.

Het militaire treffen resulteerde in het buitmaken van heel wat cultureel erfgoed, gaande van korans, vlaggen, kledij, sabels en degens tot de sandalen en halsketting van Tippo Tip himself. Een deel van dat erfgoed, in die tijd beschouwd als ‘oorlogstrofeeën’, kreeg een plaats in het latere Legermuseum in Brussel, zo’n 6500 kilometer verder. Die collectie springt misschien niet zo sterk in het oog bij een bezoek aan de historische zaal. Hoewel het Legermuseum niet automatisch met koloniaal erfgoed gelinkt wordt, bieden de drie vitrinekasten en bijhorende wandstukken een rijke inkijk in de werking van koloniale propaganda.

Niets te lezen is niets te leren?

Federale regelgeving rond erfgoedbescherming laat het niet toe om te raken aan de opstelling en de plaatsing van de objecten en vitrinekasten in de historische zaal. Mede daardoor blijft het nationale karakter ervan vandaag, terwijl het Belgisch-nationale bewustzijn volgens velen sterk wankelt of zelfs onbestaande is, bevroren in de tijd. De nationale invalshoek krijgt in de tentoonstelling van het Arabo-Swahili erfgoed echter nog een extra dimensie. De opstelling staat bol van koloniale stereotypen: medailles en afbeeldingen ter verering van de witte, mannelijke en heroïsche officier staan in schril contrast met de voorstelling van Congolezen als primitief, wild en meedogenloos. ‘De Arabier’ wordt als de inferieure krijger voorgesteld, niet opgewassen tegen het ‘moderne’ Europese wapenarsenaal.

Zicht op een ’trofeeënkast’, waarin naast portretten en medailles van officiers ook ‘ontnomen’ korans te zien zijn. (© Brent Geerts)

Kleine kanttekening: de museumopstelling communiceert een niet-gegidste bezoeker op geen enkele manier, door middel van bordjes of plakkaten, over dit nationale en koloniale karakter. Hoe ijverig een bezoeker ook zoekt naar enige historische contextualisering, de zoektocht is grotendeels tevergeefs. In tijden waarin debatten over de rol van het koloniale verleden in de hedendaagse maatschappij een belangrijke rol spelen, is dat op zijn minst merkwaardig te noemen. Hoewel het museum de historische zaal op haar website als een ‘museum in een museum’ omschrijft (maar tegelijkertijd nog wel spreekt van ‘exotische souvenirs’ en een ‘glorierijke periode’), moet de bezoeker zelf uitzoeken hoe dat juist tot uiting komt.

De noodzaak van educatie  

Detailfoto van een informatiekaartje bij kledij van een Arabo-Swahili. Bemerk het adjectief ‘oproerig’ in de beschrijving van de man. (© Herman Sterckx)

Toch is de zoektocht niet helemaal tevergeefs. Het kleine beetje dat het museum wél vertelt, biedt aanknopingspunten om de tentoonstelling te doorgronden. Veel objecten zijn vergezeld van handgeschreven kaartjes. Woorden zoals ‘ontnomen’ of ‘veroverd’ op die kaartjes linken objecten met hun herkomst. Ze zeggen iets over hoe een object in het museum kwam, maar niet bijster veel over de bredere omstandigheden waarin. 

Historici zullen je steeds vertellen om bordjes en kaartjes in musea met een sterk kritische ingesteldheid te benaderen. Ze vormen dan ook maar een startpunt tot het stellen van verdere vragen aan een tentoonstelling: over wie vertelt de tentoonstelling (niet)? Wat kom je (niet) te weten als je de kaartjes leest? In welke context zijn die objecten eigenlijk ‘ontnomen’ of ‘veroverd’? Welk effect heeft de onderlinge plaatsing van objecten op de boodschap van de tentoonstelling? En waarom heeft iemand die boodschap ooit willen vertellen?

Dergelijke vragen kunnen een bezoeker, zij het een jonge leerling of een doorsnee volwassene, triggeren om een tentoonstelling kritisch te bevragen. Ze moeten echter wel gesteld worden, en daarvoor is educatie nodig. Een goed uitgewerkte rondleiding of een interactief didactisch product dat in dialoog treedt met de bestaande opstelling kunnen daartoe dienen. Ze kunnen ervoor zorgen dat een als verouderd beschouwde museumopstelling niet zomaar wordt afgezworen of voorbijgelopen. Want hoe stereotiep die ook mag zijn en hoe weinig ze op het eerste zicht vertelt, ze is een waardevol tijdsdocument dat inzicht geeft in de werking van koloniale beeldvorming. Je hebt echter wel educatie nodig om ze effectief sprekend te maken.

Meer lezen?

Devos, Wannes. ‘Patriottisme achter glas. De wedergeboorte van het Koninklijk Legermuseum’. In Pierre Lierneux en Natasja Peeters (eds.), De Groote Oorlog voorbij: België 1918-1928. Tielt-Winge: Lannoo, 2018, 213-219.    

Endter, Stephanie, Nora Landkammer, en Schneider, Karin (eds.). The Museum as a Site of Unlearning: Materials and Reflections on Museum Education at the Weltkulturen Museum. 2018, online op http://www.traces.polimi.it/2018/10/08/issue-06-the-museum-as-a-site-of-unlearning/

Wastiau, Boris. ‘The Legacy of Collecting: Colonial Collecting in the Belgian Congo and the Duty of Unveiling Provenance’. In James B. Gardner en Paula Hamilton (eds.), The Oxford Handbook of Public History. Oxford University Press, 2017, 460-478.

Brent Geerts is doctoraatsonderzoeker aan de Onderzoekseenheid Geschiedenis van de KU Leuven. Hij bereidt een proefschrift voor in het kader van het ‘Congo-Arab Heritage in Historical Narratives’ (CAHN) project, waarin museumeducatie over koloniaal erfgoed in twee Belgische musea (het Koninklijk Legermuseum en het AfricaMuseum) centraal staat.

Titelafbeelding: Museumopstelling rond ‘de Arabische Campagne’ in de historische zaal van het Legermuseum. (© Brent Geerts)

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.