De Franse filosoof Michel Foucault is een van de meest geciteerde auteurs in de humane wetenschappen. Hoewel hij zich zelf verzette tegen dergelijke labels, wordt hij vaak als een belangrijk vertegenwoordiger van het poststructuralisme en postmodernisme opgevoerd. Hij schreef vernieuwende en controversiële werken over de geschiedenis van de waanzin, van ziekenhuizen, van de menswetenschappen, van de gevangenis en van de seksualiteit. Hij toonde aan hoe kennis en macht steeds samengaan en voor een groot deel bepalen hoe we grenzen trekken tussen waanzin en rede, tussen ziek en gezond, tussen pervers en normaal. Foucault was vaak scherp, meedogenloos voor zijn critici en had weinig geduld met wie hem niet begreep. Minder bekend is dat hij ook zelf op de rand van de waanzin balanceerde en bovendien een waar romanticus was.
Een getroebleerde jongeman
Paul-Michel Foucault, want dat is zijn eigenlijke naam, werd op 15 oktober 1926 geboren in Poitiers, een slaperig Frans provinciestadje. Hij groeide op in een welstellend gezin: zijn vader was een gereputeerd chirurg en zijn moeder kwam uit een rijke artsenfamilie. Foucaults schooljaren waren weinig bijzonder. Hij was geen zeer sterke leerling, maar werkte erg hard, zeker in zijn latere schooljaren. Hij wilde binnenraken in de Ecole Normale Supérieure in Parijs om er filosofie te studeren. Nadat hij een eerste keer niet door het ingangsexamen raakte, trok hij in de herfst van 1945 naar Parijs om er zich verder voor te bereiden.
In 1946 raakte Foucault door het toelatingsexamen, maar zijn tijd aan de ‘ENS’ was niet bepaald gelukkig. Het groepsleven, de ego’s en de ongetemperde ambities stonden hem fel tegen. Bovendien worstelde hij met zijn homoseksualiteit en voelde hij zich extreem lelijk. Zijn escapades in het Parijse homoleven bezorgden hem een enorm schuldgevoel. Hij zonderde zich af, kwam slechts uit zijn eenzaamheid om met anderen te spotten en vergat zich in zijn werk – dat hij overigens met verve verrichtte. Hij was bij momenten bezeten door pijn en geweld, behing zijn kamer met posters van marteltuigen en bewerkte zichzelf verschillende keren met een mes. Hij zocht heil in drank en drugs en werd meermaals bewusteloos van de drank teruggevonden. In 1948 en 1950 deed hij twee zelfmoordpogingen en kreeg psychiatrische hulp.
Lelijk als een luis
In 1952 ontmoette Foucault voor het eerst Jean Barraqué. Foucault had intussen zijn Agrégation gehaald en mocht dus les geven in het middelbaar onderwijs. Daar had hij weinig interesse in en na een kort verblijf in een Parijs’ onderzoeksinstituut werd hij als deeltijds docent aangesteld aan de universiteit van Rijsel. Jean Barraqué, anderhalf jaar jonger dan Foucault, was een – toen nog niet erg succesvol – componist van vooral seriële muziek. Foucault en Barraqué ontmoetten elkaar op een concert en raakten bevriend en die vriendschap evolueerde al snel in een stormachtige, passionele liefdesrelatie. Foucault noemde Barraqué in een brief ‘schattig, maar lelijk als een luis’.
Barraqué introduceerde Foucault in de wereld van de ‘ondeugende jongens’. Het betekende een kantelpunt in Foucaults leven. Zijn relatie met Barraqué, weliswaar vaak overgoten met alcohol en sadomasochistische praktijken, hielp Foucault om vrede te nemen met zijn seksuele voorkeuren. Hij werd, misschien wel voor het eerst, echt gelukkig. Toen hij in 1955 een aanstelling in Zweden kreeg, was Foucault nog steeds dolverliefd. Hij schreef zijn geliefde tal van brieven, die bol staan van de literaire verwijzingen, maar ook overgoten zijn met een dikke saus romantiek. Citeren uit de brieven is niet toegelaten, maar de teneur is als volgt:
We hebben maar één leven, en misschien hebben we het samen. Je afwezigheid is een leegte die slechts tot leven komt bij elke nieuwe brief. Mijn enige wens is jouw geluk, jouw vrijheid, jouw plezier. Soms, ’s nachts in mijn smalle bed geduwd tegen de muur vind ik je terug: ik ga binnen in de heerlijk samengebalde ruimte van lichaam tegen lichaam. Tegen je lig ik geduwd, als een bloem tegen een blad papier. Ik hoor alleen je stilte, glip zachtjes onder je slaap, voel alleen je adem. Jij bent mijn meest trouwe waanzin.
De roes van de waanzin
Hoewel Foucault nog geregeld naar Parijs terugkeerde, deed de fysieke scheiding de relatie geen goed. In de herfst van 1955 stopte Barraqué met het beantwoorden van Foucaults brieven uit Zweden. Hij verkoos zijn werk boven ‘de val van de liefde’. In zijn laatste brieven klinkt Foucault erg verslagen. Barraqué was hem nog steeds dierbaar, maar hij gunde hem zijn leven en zijn keuzes. Barraqué schreef Foucault een laatste brief in het voorjaar van 1956. Hij had geen zin meer in een relatie die alleen maar achteruit kon gaan. ‘Ik wil geen deelnemer of toeschouwer zijn van deze aftakeling. De roes van de waanzin is voorbij.’ Foucault deed nog een laatste poging en vroeg Barraqué om toch samen de vakantie de nemen die ze al besproken hadden. Barraqué weigerde. Hun relatie was niet meer.
Foucault was aangedaan, maar hij viel niet terug in zijn crises van weleer. Hij had intussen, mede dankzij Barraqué, vrede genomen met zichzelf. Het excessieve alcoholgebruik verdween. Werk werd opnieuw Foucaults voornaamste bezigheid. Zijn jeugdjaren en zijn relatie met Barraqué hadden echter een blijvende invloed op de rest van zijn leven en werk. Barraqué had Foucault kritisch doen denken over Hegel en over de klassieke Franse filosofie. Barraqué was Foucaults kennismaking met de moderne wereld. Foucault, die balanceerde op de grens met de krankzinnigheid, werd de filosoof van de waanzin. Foucault, die moeite had met zijn eigen homoseksualiteit, werd de revolutionaire geschiedschrijver van de seksualiteit. Zijn jeugd had Foucault voor lastige problemen gesteld. Barraqué had hem geholpen een oplossing te vinden.
Meer lezen
Didier Eribon, Michel Foucault: een biografie, Amsterdam, 1990.
David Macey, Michel Foucault (Critical Lives), Londen, 2004.
Lynne Huffer, Mad for Foucault: Rethinking the Foundations of Queer Theory, New York, 2010.
Elwin Hofman is als aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 aan de KU Leuven. Hij doet onderzoek naar de zelfopvattingen van moordenaars, prostituees en sodomieten in de laatachttiende-eeuwse Zuidelijke Nederlanden.