Jarenlang begon ik mijn lessen wetenschapsgeschiedenis met een grafiek. Wetenschappers houden van grafieken. Anders dan een gesloten betoog van argumenten en conclusies, nodigen grafieken uit tot nauwkeurige inspectie, reflectie en zelfs ontdekking. Grafieken bieden bovendien zowel ruimte voor detail als een synthetische visie op het grote verhaal. En ook belangrijk: grafieken kun je samen bekijken.
Main periods of science
De grafiek die ik gebruikte droeg de titel ‘Time Chart of Main Periods of Science’. Ik had de grafiek gevonden in het boek Science Past and Present van de scheikundige en wetenschapshistoricus Frank Sherwood Taylor (1897-1956). De grafiek plaatst verschillende wetenschappelijke tradities van ca. 4000 v.C. tot vandaag naast elkaar. Zij toont de bloei en het verval van de bijhorende wetenschappelijke cultuur, en geeft met pijlen onderlinge beïnvloeding aan.
Wat zegt de grafiek over de ontwikkeling van wetenschap? Volgens mij kon je er drie vaststellingen uithalen. Op de eerste plaats was duidelijk dat wetenschap in de opvatting van Taylor een element was van elke cultuur. De Griekse natuurfilosofie, die voor de westerse wetenschap van cruciaal belang zou blijken, was gewoon één van de vele wetenschappelijke culturen die naast elkaar en tot op zekere hoogte onafhankelijk van elkaar bestonden. Dat wetenschap enkel het eigendom van de westerse beschaving zou zijn, werd hiermee meteen in vraag gesteld.
Een tweede observatie was dat wetenschap in elk van de culturen een fase van groei kende, maar ook van verval. De karakteristieke druppelvorm was zowel van toepassing op de Grieks-Hellenistische wetenschap als op de Syrisch-Perzische, de Arabische en de scholastieke wetenschap. Minder geprononceerd maar in wezen gelijkaardig was de meer geleidelijke achteruitgang van de Egyptisch-Assyrische, Byzantijnse en Indische wetenschap. Ik concludeerde dat wetenschapsgeschiedenis daarom niet enkel het verhaal kan zijn van een lineaire progressie, maar dat ze zich ook moet bezinnen over de periodes van verval en de relatie tussen wetenschappelijke cultuur en politiek-economische beschaving.
Een derde vaststelling die ik mijn studenten voorhield, ging over de bijzondere manier waarop de moderne experimentele wetenschap werd voorgesteld. De verspreiding van de westerse wetenschap na 1500 leek in niets op het verloop van de andere wetenschappelijke tradities. Zij overspoelde alle culturen. De manier waarop dat gebeurde, was zonder voorgaande. Vergelijkingen met vroegere fasen in de wetenschapsgeschiedenis kunnen daarom niet zonder meer gemaakt worden. We leven in een tijd die in wezen grondig verschilt van alles wat eraan vooraf ging. Wetenschapsgeschiedenis kan dus niet alleen over het verleden gaan, maar moet ook oog hebben voor de toekomst van onze wetenschap.
‘Universele’ wetenschap
Als inleiding tot de grote thema’s van de wetenschapsgeschiedenis heeft de grafiek jarenlang goed dienst gedaan. Maar met een grafiek ben je nooit klaar. De verleidelijke eenvoud van het lijnendiagram leidt je makkelijk af van de onuitgesproken vooronderstellingen die in de tekening zijn ingebakken. Ik kwam er pas laat achter, en hoewel mijn nieuwe inzicht de grafiek niet onbruikbaar maakte, werd juist dat punt nu de kern van mijn inleidend college.
In Taylors grafiek wordt elke wetenschappelijke cultuur aangeduid met de naam van een beschaving. De Grieks-Hellenistische wetenschap vind je bijvoorbeeld terug in de Grieks-Hellenistische beschavingsperiode. Hetzelfde geldt voor de Indische, de Egyptisch-Assyrische, de Arabische, en zo verder. Maar voor de hedendaagse wetenschap verschijnt geen geografische, maar een kwalitatieve aanduiding: ‘modern experimental’. Dat maakt een enorm verschil. Als Taylor die wetenschap als Europese wetenschap had aangeduid, dan zou die wetenschap met de opkomst van de Verenigde Staten als wetenschappelijk centrum nu al over haar hoogtepunt heen zijn. Net als de vorige wetenschappelijke bloeiperiodes zouden we ook hier de karakteristieke druppelvorm zien verschijnen. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zou ook een nieuwe bubbel verschijnen in Japan. En later zouden we ook bubbels zien ontstaan in China en Indië, in Zuid-Amerika en in de Arabische wereld.
Omdat de benaming ‘moderne experimentele wetenschap’ geen verwijzing meer bevat naar een bepaalde beschaving, suggereert Taylors grafiek dat die wetenschap universeel is, niet gebonden aan een bepaalde regio of cultuur. Tegelijk maakt de grafiek duidelijk dat deze wetenschap wel degelijk door en door Europees is. Het ontstaan van de moderne wetenschap (de ‘Wetenschappelijke Revolutie’) komt exclusief op naam van Europese geleerden als Copernicus, Vesalius, Galilei en Newton.
Het gangbare beeld was dat andere culturen de moderne wetenschap pas begonnen over te nemen nadat deze in Europa volwassen was geworden. Eenmaal buiten Europa draaide alles om imitatie en acculturatie, nooit om eigen, lokaal ontwikkelde wetenschappelijke kennis: de wetenschapsgeschiedenis van Indië gaat over Indië; de wetenschapsgeschiedenis van Europa gaat over het wezen van wetenschap.
Weg met de Wetenschappelijke Revolutie?
In 2017 schreef de Indisch-Franse wetenschapshistoricus Kapil Raj een artikel met de intrigerende titel “Thinking without the Scientific Revolution.” Volgens Raj werd het concept van de Wetenschappelijke Revolutie bedacht op het ogenblik dat Europa zijn dominante positie in de wereld voelde wankelen. In de nasleep van Wereldoorlog II, de Koude Oorlog en de dekolonisatie benadrukte de Wetenschappelijke Revolutie de westerse waarden in de wetenschap. Zij vormde, net als de Reformatie en de Verlichting, één van de peilers van de Europese identiteit. Dat vertaalde zich in een specifiek narratief voor de wetenschapsgeschiedenis. Raj pleitte ervoor om de wetenschapsgeschiedenis te herschrijven vanuit een mondiaal perspectief, waarin de rol van het Westen en ‘zijn’ wetenschap kritisch kan worden doorgelicht.
Ook vandaag gaan wetenschapshistorici niet vrijuit in het construeren en propageren van een eurocentrische wetenschapsopvatting. Het is een belangrijke uitdaging voor de huidige generatie om dat beeld te herdenken en te hervormen. Het achterhaalde perspectief op onze westerse wetenschapsgeschiedenis moet op de schop. De geografisch-chronologische aanpak van Taylors grafiek kan daarbij een inspiratie zijn.
Meer lezen?
Francis Sherwood Taylor, Science Past and Present (Londen: William Heinemann Ltd, 1945). Later ook uitgegeven onder de titel Science & Scientific Thought.
Kapil Raj, “Thinking Without the Scientific Revolution: Global Interactions and the Construction of Knowledge,” Journal of Early Modern History 21 (2017) 445-458.
Geert Vanpaemel is wetenschapshistoricus. Zijn onderzoek betreft de wetenschapsgeschiedenis in de Lage Landen na 1500, in het bijzonder de culturele dimensie van wetenschap en de circulatie van kennis. Eind 2021 ging hij met emeritaat als hoogleraar wetenschapsgeschiedenis aan de KU Leuven.
Titelafbeelding: Driedubbele microscoop. © Wellcome Collection (CC BY 4.0).