Gastblog door Bram De Ridder
‘De don Quijote onder de autocraten – verschrikkelijk in zijn strijdvaardigheid en wil om alles ondergeschikt te maken aan zijn futiele strijd tegen de geschiedenis’. Zo omschreef Anna Tiutcheva, hofdame in Sint-Petersburg, het gedrag van de Russische Tsaar Nicolaas I tijdens de Krimoorlog van 1853-1856. De Tsaar werd na het uiterst bloederige conflict vaak verweten zijn politiek gestoeld te hebben op persoonlijke trots, wars van de internationale verhoudingen en de ‘historische tradities van Rusland’. Maar schetsen zulke boude uitspraken wel de hele situatie? Was het conflict inderdaad een gevolg van Nicolaas’ drang om spectaculair de geschiedenis in te gaan?
De droom van Nicolaas
Voor de toonaangevende historicus Orlando Figes alvast wel. Nicolaas I was ‘meer dan wie ook verantwoordelijk voor de Krimoorlog’. Hij werd opgejut door religieuze en panslavistische ideologen en na jaren van onbetwist persoonlijk bestuur begon hij te geloven in de haalbaarheid van een agressievere imperiale politiek. De focus hiervan werd de bescherming van Orthodoxe Christenen in het Ottomaanse Rijk. De spanningen met de Turkse staat over dit onderwerp liepen dan ook geleidelijk aan op, en nadat Rusland de prinsdommen Moldavië en Walachije had bezet, kon de Sultan niet anders dan op 4 oktober 1853 de oorlog verklaren.
Maar Nicolaas had met zijn politiek veel op het spel gezet. Ondanks de waarschuwingen van enkele van zijn raadgevers dat een diplomatieke oplossing beter zou zijn, stuurde hij aan op een grotere militaire actie en eventueel zelfs een internationale verdeling van de Turkse gebieden. Het verzwakte Ottomaanse Rijk leek rijp voor de slacht. Maar de Tsaar had de reactie van enkele belangrijke spelers verkeerd ingeschat. Ondanks het excuus dat zijn inval de Slavische en Christelijke bevolkingsgroepen beschermde, provoceerden de Russische acties de Britten en Fransen tot een militaire tegenreactie. Eind maart 1854 verklaarden ook zij Rusland de oorlog.
De strijd tussen de Europese grootmachten concentreerde zich op de Krim. De oorlog was een menselijke tragedie, verergerd door de organisatorische en strategische incompetentie van alle partijen. De uiteindelijke balans woog zwaar: in totaal ongeveer driekwart miljoen doden, twee derde daarvan Russisch. Nicolaas I zou het einde van de oorlog ook zelf niet meer meemaken: totaal gedesillusioneerd overleed hij op 28 juni 1855. Na het sluiten van de Vrede van Parijs kon Tsaar Alexander II bovendien geen gebiedswinst voorleggen, maar verloor Rusland integendeel haar overwicht op de Zwarte Zee.
De Britse nachtmerrie
Dit verhaal legt de schuld netjes bij de Russische Tsaar, die los van de realiteit zijn eigen gang ging. Maar was één man echt verantwoordelijk voor het geweld, en verdedigden de Britten en Fransen enkel de internationale rechtvaardigheid? Dat was alleszins de mening van de toenmalige Britse media en politiek.
De Britten vreesden namelijk de groei van het Russische Rijk. Indien de Tsaar zijn invloed over de Ottomanen bleef uitbreiden, zou hun eigen imperium mogelijk in het gedrang komen. Een dergelijke machtsverschuiving was uiteraard niet wenselijk en de soevereiniteit van de Sultan moest dan ook verdedigd worden. Hierbij werd gemakshalve vergeten dat Groot-Brittannië zelf haar rijk had kunnen opbouwen ten koste van anderen.
De Britten hadden bovendien hun eigen politieke plannen voor het Ottomaanse Rijk. Ze hadden er significante commerciële belangen en probeerden Turkije in te lijven in een vorm van ‘informal empire’. Doordrongen van de Britse liberale rol in de wereld, promootten de Britse politieke vertegenwoordigers hun eigen normen, waarden en cultuur, en probeerden ze het Ottomaanse Rijk (tot op zekere hoogte) te verwestersen. Commerciële en culturele druk gingen hand in hand bij het verzekeren van de Britse invloed.
De vrees voor een agressief Rusland ging echter een eigen leven leiden. De aan invloed winnende pers sprong op het thema, en droeg sterk bij tot het negatieve beeld dat van Rusland en de Tsaar werd gecreëerd. Politici die de oorlog met Rusland wilden voorkomen, konden rekenen op een stevige reprimande, wat zelfs zo ver ging dat sommige kranten vroegen om de executie van prins-gemaal Albert, de echtgenoot van Queen Victoria. De meeste media hadden één duidelijke wens: oorlog, met Groot-Brittannië als voorvechter van recht en rechtvaardigheid.
Aan de top van de politiek vertaalden deze elementen zich in het beleid van Palmerston, eerste minister vanaf februari 1855 maar al eerder betrokken bij het buitenlandse beleid. Al in 1833 was hij ervan overtuigd dat Rusland doelbewust en op agressieve wijze haar invloed en territorium wilde uitbreiden. Het gevolg was een even assertieve tegenpolitiek: met de steun van de publieke opinie ijverde hij voor een veel grootschaligere oorlog met Rusland. Een dergelijk groot conflict kwam er uiteindelijk niet, maar de teneur van zijn bewind was wel duidelijk: Rusland moest en zou aangepakt worden, met de Britten opnieuw als de vaandeldragers van Westerse vrijheid.
Het hele punt
Uit al deze opinies blijkt echter dat de Britse attitude (evenals de Franse) evenzeer had bijgedragen tot het oorlogsklimaat. Overtuigd van hun missie schrokken de Britten er niet voor terug om de wapens op te nemen, ook al waren er andere oplossingen mogelijk. Het idee was dat het imperiale en agressieve Rusland zichzelf maar in toom moest houden, zodat de beide grootmachten hun liberale principes en handelscontracten aan de Sultan konden oplegden. Deze nogal vreemde redenering van de Westerse beleidsmakers ging uiteraard niet ongemerkt voorbij aan het Russische hof. In december 1853 las Tsaar Nicolaas een commentaarstuk van de panslavistische auteur Pogodin:
‘Frankrijk neemt Algerije van Turkije, en bijna elk jaar annexeert Engeland een nieuw Indisch prinsdom: niets hiervan verstoort het machtsevenwicht; maar wanneer Rusland Moldavië en Walachije bezet, zij het enkel tijdelijk, verstoort dat wel het machtsevenwicht. Frankrijk bezet Rome en blijft er verschillende jaren in vredestijd: dat is niets; maar Rusland overweegt alleen maar om Constantinopel te bezetten, en de vrede in Europa is bedreigd. De Engelsen verklaren oorlog aan de Chinezen, […], en niemand heeft het recht om tussenbeide te komen; maar Rusland is verplicht de toestemming van Europa te vragen om te bakkeleien met haar buren. […]. We kunnen van het Westen niets meer verlangen dan blinde haat en kwaadaardigheid, aangezien het niets begrijpt en niets wilt begrijpen. ‘
Onderaan het geschrift van Pogodin schreef Don Quijote Nicolaas I een korte opmerking: ‘Dit is het hele punt’.
(Bram De Ridder)
Bram De Ridder is gastblogger. Hij is als Aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek verbonden aan de onderzoeksgroep Nieuwe Tijd van de KU Leuven. Hij doet onderzoek naar strategieën van grensbeheer tussen de Zuidelijke en de Noordelijke Nederlanden (ca. 1580-1660).