In de nasleep van de Slag bij Waterloo in 1815 groeide het slagveld uit tot een toeristische trekpleister. Doordrongen van vaderlandsliefde trokken reizigers naar Waterloo om de plaatsen te aanschouwen waar landgenoten voor de natie hadden gestreden. Tot de ergernis van Pruisische, Nederlandse en Franse bezoekers vielen vooral de Britse helden op in het herinneringslandschap. De aanspraak van Groot-Brittannië op de overwinning weerspiegelde zich in de herinnering aan toonaangevende officieren in de slag.
Jonge en oude ‘John Bulls’
Als bezoeker kon je in de negentiende eeuw niet ontkomen aan de Britse reiskoetsen en reizigers die overal schenen op te duiken. Volgens een Duitse reisgids waren de voertuigen vanuit Brussel volgepropt met jonge en oude ‘John Bulls’. Britten bezochten Waterloo om de macht en glorie van Groot-Brittannië te aanschouwen op het ‘great field for mighty deeds’. Na een aantal jaren leek de pelgrimstocht naar Waterloo zelfs te zijn uitgegroeid tot een onontkoombare vaderlandse daad. Britten die voor het eerst in Brussel vertoefden, voelden zich verplicht om hun vaderland te eren door een bezoek aan het slagveld.
Behalve de kolossale Nederlandse leeuwenheuvel ter ere van de heldenmoed van de Prins van Oranje (1826) en het Pruisisch monument in Plancenoit (1818) waren het de Britse helden die werden vereeuwigd in het herinneringslandschap. Vooral in de kerk van Waterloo zorgden de Britse regering en een aantal adellijke families voor de oprichting van verschillende gedenktekens ter ere van Britse officieren. In 1855 financierde de regering de restauratie en uitbreiding van de kerk met een subsidie van 25,000 frank op voorwaarde dat de Britse helden er een prominente plaats kregen. Vooraan sierde voortaan een buste van de Hertog van Wellington de koninklijke kapel.
Britse strijders
Wellington, de Britse held bij uitstek, was vanaf het begin goed vertegenwoordigd in het herinneringslandschap. Zo bestond er in de nasleep van de veldslag veel interesse in de ‘Wellingtonboom’, gelegen op de heuvelkam van Mont St. Jean vanwaar de hertog het slagveld had overschouwd. Voorbijgangers namen graag een stukje van de boom mee naar huis, zodat de boom een jaar na de strijd op mensenhoogte al helemaal was ontdaan van bladeren en takken. Uiteindelijk verdween de boom in 1818 uit het landschap, nadat een Brit bereid was geweest te betalen voor het resterende gedeelte van de boom.
De meeste bezoekers namen ook een kijkje in de kamer waar het been van Lord Uxbridge was geamputeerd. De Britse held had de amputatie van zijn been overleefd en stierf pas in 1854 op hoge leeftijd. Aan geïnteresseerden toonde de huiseigenares de stoel waarop Uxbridge was geopereerd en de laars van het afgezette been. Tegen goede betaling was ze bereid een stuk van de laars ter nagedachtenis aan bezoekers mee te geven. De gastvrouw schrok er ook niet voor terug om goedgelovige Britse bezoekers te plezieren met extravagante legenden over het been en de laars. Zo vertelde ze dat Uxbridge na de Slag bij Waterloo ieder jaar op pelgrimstocht naar Waterloo was teruggekeerd om het graf van zijn been in de aangrenzende tuin te zien. De oud-strijder zou zelfs met zijn zonen aan zijn operatietafel hebben gedineerd.
In de voetsporen van beroemdheden
Na verloop van tijd begon Waterloo, behalve als plaats van herinnering van de befaamde veldslag, ook aantrekkingskracht uit te oefenen als de plaats waar eigentijdse beroemdheden bijzondere ervaringen hadden meegemaakt. De romantische schrijvers Walter Scott, Lord Byron en Robert Southey bezochten Waterloo vrij kort na de slag en brachten vervolgens hun reisverslagen en poëtische werken over het slagveld op de markt. Hun exemplarische bezoeken zorgden voor een vergroting van de attractiewaarde van Waterloo voor landgenoten. Bij de rondgang op het slagveld zochten Britse toeristen dezelfde plaatsen op en imiteerden hun handelingen. Volgens reisgidsen waren de oorspronkelijke handtekeningen van Byron en Southey nog steeds te bezichtigen op de muur van de kapel van het fort Hougoumont. Veel bezoekers deden het hen na. Na verloop van tijd sierden ontelbare namen, data en adressen de gehele witte wand, waardoor de eigenaar de kapel elke vijf jaar opnieuw moest witten.
Uiteindelijk trokken de ‘verliezers’ toch aan het langste eind. De beroemdheid die de grootste impact had op het negentiende-eeuwse Waterlootoerisme was de Fransman Victor Hugo. Van 7 mei tot en met 30 juni 1861 had hij in Hôtel des Colonnes te Waterloo gelogeerd om er zich volledig te wijden aan het hoofdstuk over Waterloo in Les misérables. Kort daarna doken er geregeld bezoekers op om de levensstijl van de schrijver te herbeleven. Georges Barral en Charles Baudelaire begonnen hun bezoek aan het slagveld in 1863 met een rondgang in dit hotel. Aan de tafel waar Hugo regelmatig had gedineerd, kozen ze voor diens doorsnee lunch die door de grote vraag van reizigers was uitgegroeid tot een traditionele specialiteit van het hotel. Hugo’s middagmaal bestond uit drie eieren, zwarte boter, vinaigrette, peper en zout, knapperige frieten, een groot stuk gruyèrekaas en een tas koffie. Ook de hotelkamer van Hugo was een wezenlijk onderdeel van de toeristische attractie. Met Les misérables in het achterhoofd keek menig Fransman vanop het aangrenzende balkon uit over het slagveld. De komst van beroemdheden als Hugo zorgde voor een vergroting van de attractiewaarde van Waterloo, al bleven ook de nationale helden uit de veldslag de bezoeken van negentiende-eeuwse reizigers inspireren.
Meer lezen?
Jolien Gijbels, ‘Beleven en herinneren op het slagveld van Waterloo: een adellijk perspectief (1815-1870)’, Virtus: Journal of Nobility Studies, 22 (2015), 125-146.
Jolien Gijbels, ‘Oog in oog met het slagveld van Waterloo: het herinneringslandschap in de beleving van Britse, Franse, Pruisische en Nederlandse reizigers (1815-1870)’, De Negentiende Eeuw, 40 (2016), 104-121.
Ben Schoenmaker, Jeroen van Zanten en Jurriën de Jong, Waterloo. 200 jaar strijd, Amsterdam, 2015.
Jolien Gijbels is wetenschappelijk medewerker aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Ze doet onderzoek naar de omgang met dode lichamen in de negentiende eeuw. Eerder deed ze ook onderzoek naar reizigerservaringen op het negentiende-eeuwse slagveld van Waterloo.