Gastblog door Christophe Schellekens
Wie door het stadscentrum van Firenze wandelt, begrijpt dat de Renaissance, de periode die ongeveer de veertiende tot de zeventiende eeuw beslaat, meer is dan een historisch tijdvak uit een ver verleden. Bekende beeldhouwwerken en schilderijen van Michelangelo, Botticelli en andere klinkende namen blijven tot de verbeelding spreken en trekken hordes toeristen aan. In die hordes zijn opvallend veel Amerikanen herkenbaar en vooral hoorbaar: in ware Astrid Bryan-stijl vinden ze al dat Renaissancistisch erfgoed ‘amazing and great’.
Het zijn echter niet alleen de toeristen die in groten getale Firenze aandoen. De stad huisvest ook vele Amerikaanse studenten die een semester of een academiejaar doorbrengen in een vaak prachtig gehuisvest Florentijns bijhuis van hun Amerikaanse universiteit. Hun nachten slijten ze vaak al even hoorbaar in de vele bars en clubs die op dit cliënteel en hun gevulde portefeuilles gericht zijn. Talloze Amerikaanse historici brengen hun zomerdagen door in het Florentijns Staatsarchief. Revolutionaire interpretaties van de Italiaanse Renaissance, die voor Europeanen overdreven provocatief lijken, worden vaak door precies deze onderzoekers in het Engels gepubliceerd. Waar vandaan komt deze opvallende populaire én academische interesse voor de geschiedenis van een stad op een ander continent, een half millennium geleden?
Europese meesters
Voor de jaren 1920 besteedden Amerikaanse historici amper aandacht aan de Italiaanse Renaissance. Daar kwam vanaf de jaren 1930 verandering in door de instroom van Europese, voornamelijk Duitse onderzoekers, in de Verenigde Staten. Eén van hen was de Berlijnse joodse historicus Hans Baron (1900-1988). Baron was opgegroeid in het keizerrijk Duitsland, dat tijdens zijn jeugd steeds autoritairder en militaristischer werd. De Duitse nederlaag in de Eerste Wereldoorlog en chaos van de Weimarrepubliek waren voor Baron geen aanleiding om, zoals veel van zijn tijdgenoten, heil te zoek in autoritair gedachtegoed. Hij greep integendeel terug naar negentiende-eeuwse Duitse idealen over actief burgerschap.
Toen de Nazipartij in 1933 aan de macht kwam, begreep Baron dat zijn persoonlijke veiligheid en zijn intellectuele vrijheid in Hitlers Duitsland werden bedreigd. Hij verhuisde eerst naar Engeland en maakte in 1938 de oversteek naar de Verenigde Staten. Daar publiceerde hij in 1955 zijn belangrijkste werk, The Crisis of the Early Italian Renaissance. In dat boek stelde hij dat een politiek-militaire crisis rond 1400 voor Florentijnse denkers een drijfveer waren om nieuwe ideeën over burgerschap en de rol van de (stads)staat te formuleren. Volgens Baron stond de wieg van negentiende-eeuwse opvattingen over actief burgerschap, opvattingen die hem zo dierbaar waren geworden, in het Firenze van een half millennium voordien.
Amerikaanse leerlingen
Barons boek werd al snel als erg belangrijk beschouwd. In de context van de Koude Oorlog sprak zijn werk en zijn nadruk op de uitzonderlijke rol van Renaissancistisch Firenze immers tot de verbeelding in zijn nieuwe thuisland. Dat leende zich immers uitstekend als denkbeeldige bakermat en broedplaats van eigenschappen die de Verenigde Staten in die periode kenmerkten: een sterke retoriek over vrijheid en actief burgerschap, een agressief internationaal grootkapitalisme en een prestigeslag van culturele investeringen onder rijken.
Tegelijk kenden de Amerikaanse universiteiten in die tijd een erg sterke groei. Een nieuwe generatie historici werd er opgeleid en maakte kennis met het werk van Baron en de andere Europese immigranten die over de Renaissance publiceerden. Geïnspireerd en uitgedaagd door die publicaties trokken deze jonge Amerikaanse historici naar Italië, en in het bijzonder naar de rijke en goed bewaarde Florentijnse archieven.
Zo werden vanaf de jaren 1960 stapels Engelstalige boeken gepubliceerd over uiteenlopende aspecten van de Renaissance. Vele van de Amerikaanse bijhuizen van universiteiten werden in deze periode opgezet. Elk ambitieus Amerikaans geschiedenisdepartement stelde minstens één ‘Italianist’ aan. De oudere generatie Europese gemigreerde onderzoekers verging het doorgaans minder goed. Vaak kregen ze geen vaste positie als professor te pakken en moesten ze zich tevreden stellen met posities in de marge. Baron eindigde na een reeks tijdelijke aanstellingen als bibliothecaris. Zijn moeizame aanpassing aan de Amerikaanse samenleving en zijn doofheid waren belangrijke belemmeringen voor een meer succesvolle carrière.
Voorbij de Amerikaanse dominantie
De jonge generatie Amerikaanse historici uit de jaren 1960 is inmiddels op pensioen. Enkelen onder hen verhuisden naar Italië om zich daar, vrij van andere verplichtingen, uitsluitend aan onderzoek te wijden. Ze zijn vertrouwde gezichten in de Florentijnse archieven en bibliotheken. De dominante positie van Amerikanen in het schrijven van de geschiedenis van de Renaissance raakt echter over zijn hoogtepunt. Het einde van de Koude Oorlog, de globalisering en de emancipatie van bevolkingsgroepen van niet-Europese origine in de Verenigde Staten zorgen ervoor dat de Renaissance tegenwoordig een minder centrale plaats heeft in het Amerikaans geschiedenisonderwijs en in het onderzoek. Bovendien is er nu meer interactie tussen Amerikaanse, Italiaanse en andere buitenlandse historici. De blijvende stroom dollars naar bibliotheekcollecties, digitalisatieprogramma’s en beurzen voor onderzoek in Firenze, die ook voor niet-Amerikanen toegankelijk zijn, blijven echter een ander ‘amazing and great’ aspect van de Amerikaanse voorliefde voor de Italiaanse Renaissance.
(Christophe Schellekens)
Christophe Schellekens is gastblogger. Aan het Europees Instituut in Firenze bereidt hij een proefschrift voor over Italiaanse handelsgemeenschappen in het vroegmoderne Antwerpen.