Door Luc De Munck
De doorbraak van de verpleegstersopleiding in België situeerde zich in het begin van de twintigste eeuw. Toen ontstonden de eerste scholen voor ziekenverpleging in Antwerpen en Brussel, en creëerde de overheid een eenjarige opleiding voor het behalen van een bekwaamheidsdiploma voor ziekenoppassters. Na de Eerste Wereldoorlog kregen Belgische verpleegsters de kans om zich te vervolmaken in landen als Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, waar de opleiding een veel langere traditie had en op een hoger niveau stond. Daarbij speelde de Amerikaanse Rockefeller Foundation een belangrijke rol.
Pioniersrol voor de school Edith Cavell-Marie Depage
Het was de Brusselse school Edith Cavell-Marie Depage die kort na de Eerste Wereldoorlog als eerste enkele van haar leerlingen en haar directrice naar het buitenland afvaardigde. In maart 1919 besliste de school om twee afgestudeerde verpleegsters voor een stage naar London Hospital te sturen. Een dergelijke stage had de bedoeling om de meest verdienstelijke afgestudeerde verpleegsters, die na hun studies in dienst van de school waren gebleven, les te laten volgen in een buitenlands hospitaal met een daaraan verbonden verpleegstersschool. Hierdoor konden ze hun verworven kennis nadien ten dienste te stellen van collega-verpleegsters en leerlingen van de school. Niet toevallig werd geopteerd voor London Hospital: vanaf de oprichting van de Brusselse school werd de wetenschappelijke aanpak van de verpleging in de Angelsaksische wereld als na te streven model naar voor geschoven.
In februari 1920 besliste de school om ook directrice Jeanne De Meyer voor een stage van een jaar naar Groot-Brittannië te sturen. Ze verbleef er onder meer in de Royal Infirmary in Glasgow. In haar verslag over dit verblijf wees ze vooral naar de geest van discipline die in Glasgow heerste. De Meyer benadrukte dat ze tijdens haar verblijf had ingezien dat er verbeteringen in haar verpleegstersschool moesten aangebracht worden. Ze besloot haar verslag met de vraag om opnieuw twee verpleegsters van de school in de daaropvolgende zomer voor drie maanden naar Glasgow te sturen, wat effectief gebeurde. Een van beiden nam twee jaar later ontslag, nadat ze door een Brusselse arts werd ‘weggekocht’. Blijkbaar was een verpleegster die ervaring had opgedaan in Groot-Brittannië gegeerd op de Brusselse arbeidsmarkt.
Internationale opleidingen voor Belgische verpleegsters-bezoeksters
Ondertussen had ook de eerste katholieke verpleegstersschool Sint-Camillus in Brussel in januari 1920 twee afgestudeerde verpleegsters naar de Verenigde Staten gestuurd. Ze volgden gedurende zes maanden een cursus Public Health aan de universiteit van New York en bezochten er een aantal instellingen voor kinderwelzijn en sociale diensten van hospitalen. Na hun terugkeer publiceerden ze een 22 pagina’s tellend verslag over hun missie in het tijdschrift van het Nationaal Werk voor Kinderwelzijn (het huidige Kind en Gezin). Beide verpleegsters werden ook meteen lid van het technisch comité van de afdeling verpleegsters-bezoeksters van de school. Dit wijst erop dat ze hun opgedane buitenlandse ervaring op dat vlak meteen ten dienste van de school stelden.
In de zomer van 1920 kon de Vereniging van Verpleegsters-Bezoeksters als eerste rekenen op steun van de Rockefeller Foundation. Deze filantropische stichting was in 1913 opgericht en zorgde onder meer voor financiële ondersteuning van public health-initiatieven (waaronder het werk van verpleegsters-bezoeksters, de voorlopers van de huidige thuisverpleegkundigen). Op die wijze wou de stichting de internationale mobiliteit en de uitwisseling van personen en ideeën stimuleren. Via de stichting stuurde de Belgische vereniging vier verpleegsters-bezoeksters op stage naar Parijs en Londen.
Nog hetzelfde jaar kreeg Cécile Mechelynck van de vereniging de gelegenheid om in Londen deel te nemen aan de eerste public health course, georganiseerd en gefinancierd door de Liga van Rode Kruisverengingen. Dit was een internationale cursus, waarin een beperkte groep van leidinggevende verpleegsters op voorstel van hun nationale Rode Kruisverenging een voortgezette opleiding van zes maanden volgden.
Fellowships van de Rockefeller Foundation
Begin 1923 werd de Amerikaanse verpleegster Edith Crowell, sinds 1917 afgevaardigde van de Rockefeller Foundation in Frankrijk, uitgenodigd op de beheerraad van de school Edith Cavell-Marie Depage. Ze stelde voor om twee verpleegsters van de school op stage naar Engeland te sturen op kosten van de stichting. Het ging hier over de zogenaamde fellowships, die de stichting sinds 1917 ter beschikking stelde, onder meer op het terrein van public health. Daarbij wilde de stichting veelbelovende krachten opleiden tot toekomstige leiders, die na hun stage verantwoordelijke functies in hun thuisland zouden opnemen. In 1917 kende de stichting 61 beurzen toe; in 1925 was dit aantal gegroeid tot 842.
De school verleende dergelijke beurzen aan Marie-Madeleine Bihet (die in 1941 De Meyer als directrice zou opvolgen) en Mariette Leblanc. Ze gingen in december 1923 naar Engeland en Schotland, werden ontheven van reiskosten en kregen wekelijkse een kleine vergoeding. Ze perfectioneerden er hun kennis en maakten een vergelijkende studie van de verpleegkundige methodes die in Groot-Brittannië werd gehanteerd. De school zag hun stage als een opstap naar de verdere vorming van een elite bij haar personeel, dat in staat werd geacht om leiding te geven aan de school. Na haar verblijf in Oxford verklaarde Bihet dat ze in die drie maanden meer theoretische kennis had opgedaan dan tijdens haar drie jaar studies in Brussel.
In mei 1924 mocht de school via de Rockefeller Foundation opnieuw twee verpleegsters naar het buitenland sturen: Elsa Hacks – die omwille van haar verdiensten tijdens de Eerste Wereldoorlog in 1923 de Florence Nightingalemedaille had gekregen, de hoogste internationale onderscheiding voor een verpleegster – ging naar Toronto, Philadelphia, New Haven en New York, terwijl Jeanne Libert naar Londen en Wenen afreisde. Het jaarverslag 1924 van de stichting benadrukte nog eens het doel van deze stages voor verpleegsters: ‘to prepare them for better service in their home lands.’
Bijdrage tot de persona van de Belgische verpleegster
De verschillende buitenlandse verblijven van Belgische verpleegsters in het begin van het interbellum waren er duidelijk op gericht om de wetenschappelijke waarde van het verpleegstersonderwijs in België te verhogen. Daarom kan voor deze verpleegsters het concept scientific persona worden gebruikt. Door het volgen van een voortgezette opleiding in het buitenland verwierf een aantal Belgische verpleegsters in de onmiddellijke naoorlogse periode niet alleen een waardevolle wetenschappelijke aanvulling bij hun eigen opleiding in landen die richtinggevend waren op dat vlak, maar droegen ze tegelijkertijd ook bij tot het verhogen van de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van het verpleegsterberoep.
Deze missies pasten ook in het ‘new regime of accountability’, zoals omschreven door Kaat Wils en Pieter Huistra. De verpleegsters moesten immers nadien verslag uitbrengen over hun buitenlands verblijf, met speciale aandacht voor de relevantie en toepasbaarheid van de bestudeerde voorbeelden in de Belgische context. Op die wijze leverde de persona van de in het buitenland gevormde wetenschappelijke verpleegster een belangrijke bijdrage tot het groeiende aanzien van de verpleegstersopleiding in België in de eerste helft van de jaren twintig. Ook nadien bleven deze buitenlandse ervaringen een vast onderdeel van de persona van de Belgische verpleegster, want tot begin van de jaren zestig genoot een aantal van hen van fellowships van de Rockefeller Foundation.
Meer lezen?
Josep L Barona, The Rockefeller Foundation, Public Health and International Diplomacy, 1920-1945, (Londen: Pickering & Chatto, 2015).
Pierre-Yves Saunier, ‘Wedges and Webs. Rockefeller Nursing Fellowships (1920-1940)’, Ludovic Tournés en Giles Scott-Smith eds., Global Exchanges. Scholarships and Transnational Circulations in the Modern World, (New York/Oxford: Berghahn, 2018), 127-139.
Ludovic Tournès dir., L’argent de l’influence. Les fondations américaines et leurs réseaux européens, (Parijs: Éditions Autrement, 2010).
Kaat Wils en Pieter Huistra, ‘Scholarly Persona Formation and Cultural Ambassadorship: Female Graduate Students Travelling Between Belgium and the United States’, Kirsti Niskanen en Michael J. Barany eds., Gender, Embodiment, and the History of the Scholarly Persona, (Cham: Palgrave MacMillan, 2021), 83-111.
Luc De Munck is doctoraatsonderzoeker aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Hij verricht onderzoek naar de persona van katholieke verpleegsters in België tussen 1919 en 1974. Titelafbeelding: Fiche van Marie-Madeleine Bihet, die in 1923 een fellowship van de Rockefeller Foundation ontving (Rockefeller Archiefcentrum, New York).