Gastblog door Aragorn Fuhrmann en Kasper Swerts.
Verveling is een even banaal als herkenbaar spook. Of het je nu overkomt tijdens een dag met te veel regen en te weinig wifi, dan wel een door generatiekloven geteisterd communiefeest, iedereen is wel eens bang om in een plant te veranderen. Dat nagenoeg universele karakter van het lamlendige nietsdoen maakt het ook tot een boeiende, vaak onderschatte kracht in de geschiedenis. Neem nu bijvoorbeeld eind 1944, toen in België tussen de 55.000 en 70.000 verdachten van collaboratie werden opgesloten in gevangenissen en tijdelijke interneringscentra, zoals de gevangenis van Sint Gillis, het Klein Kasteeltje te Brussel en de interneringscentra van Lokeren en Sint-Kruis. In latere publicaties van collaborerende auteurs zoals Filip De Pillecyn werd de algemene stemming onder de geïnterneerden steevast voorgesteld als politieke rancune en verbittering aan het adres van een vijandelijke Belgische staat. Maar wat met dat veel alledaagser kwaad, genaamd verveling? “Gevangen zitten is de vervelendste stiel die er bestaat”, schreef een geïnterneerde aan zijn moeder.
We mogen natuurlijk niet vergeten dat de meeste geïnterneerden zich niet zonder reden in hechtenis bevonden. Het gaat hier immers over zogeheten ‘landverraders’, verdachten van economische, politieke of culturele medewerking met de bezetter, die eerst moesten worden heropgevoed voor ze weer toegang kregen tot het maatschappelijke leven. Maar dat oeverloze verveling en monotonie niet bepaald de ideale voedingsbodem vormen voor een dergelijke herintegratie, besefte ook de overheid. Na verloop van tijd groeide de mogelijkheid om de uren binnen de kampuren te wijden aan iets nuttigs of iets leuks.
Hier volgt daarom een kleine handleiding voor de geïnterneerde, bestaande uit zes absolute must haves om de dagelijkse sleur van het kampleven door te komen: van sigaretten tot een patente advocaat.
- Sigaretten
In de eerste maanden zochten de geïnterneerden verstrooiing in de weinige activiteiten die op dat moment tot de mogelijkheden behoorden: kaarten, schaken, lezen en – last but not least – roken. Alles hielp in de strijd tegen de verveling, ook wanneer de longen erdoor werden aangetast en de kampleiding het ten strengste had verboden. Of zoals iemand later over zijn dagen in een interneringscentrum noteerde: “Gepakt worden bij het roken was een zware overtreding. Hiertegen zondigde iedereen de gehele dag. In ‘t begin was het een kat- en muisspel”.
- Werkgerief
Geleidelijk aan werden de geïnterneerden beter uitgerust in hun pogingen om het spook van de verveling te lijf te gaan. Uiteenlopende attributen kwamen tot hun beschikking te staan: penselen en tekenpotloden, maar ook timmergerief, gietvormen en zelfs soldeerbouten. Dankzij de oprichting van de Dienst voor Wederopvoeding, Reclassering en Voogdij in november 1946 kon het culturele leven binnen de interneringscentra zich ten volle ontvouwen. Artistieke expressie en technische bedrijvigheid stimuleerden volgens het nieuwe interneringsbeleid immers de wederopvoeding van de geïnterneerden. Resultaat? Een outburst van soms verrassend vernuftige objecten, zoals een intrigerende lamp in de vorm van een waterpomp.
- Balvaardigheid
Clichés in de beeldvorming van collaboratie en repressie werden door het dagelijkse kampleven meestal tegengesproken. Maar andere stereotypen zagen zich er dan weer bevestigd: sluit honderden mannen op in een interneringscentrum en stel na verloop van tijd vast dat de zin van hun leven een vurig beleden sportcompetitie is geworden. Met de oprichting van de Welfare, de organisatie voor culturele bedrijvigheid in de interneringscentra, riepen de geïnterneerden zelf allerlei activiteiten in het leven om het vegeteren tegen te gaan: toneel, cabaret, zang en – niet het minst – sport. Dat de handbal- en volleybalcompetities op heel wat belangstelling konden rekenen, blijkt onder meer uit enkele bijzonder geestdriftige wedstrijdverslagen, zoals van deze handbalwedstrijd in het IC Merksplas: “Stan was flegmatisch zoals altijd, Nand stoer als een pantserwagen, den Djé bijtend als ‘n “peperbolleke”, […] zo zien we onze Pandoeren graag en we zijn zeker dat we met dit machtige zevental een kans hebben om de competitie te winnen.”
- Radiostem
Ook in de gevangenis van Sint-Gillis vond het nieuwe interneringsbeleid, gericht op herintegratie na de vrijlating, weerklank. Vanaf de lente van 1947 resoneerde tussen 11.00 en 21.00 uur zelfs een hoogst onverwacht geluid binnen de gevangenismuren: Radio Sint-Gillis, een initiatief van de gedetineerden zelf, wilde het monotone gevangenisleven opluisteren met muziek, sportkronieken, taal en literatuur, luisterspelen, educatieve en medische praatjes. De directie steunde het initiatief, al diende een van de gevangenen er wel over te waken dat de presentatoren zich niet voorbij de grenzen van het politiek wenselijke praatten.
- Advocaat
405 493. Dat is het aantal gerechtelijke dossiers dat in de periode tussen 1944 en 1950 door de Belgische staat werd geopend tegen vormen van collaboratie met de Duitse bezetter. Het leven van de verdachten draaide volledig rond deze dossiers en een afspraak met de advocaat prijkte steeds bovenaan de agenda. Gedurende de interneringstijd wandelden dan ook geregeld dienaars van Vrouwe Justitia door de poorten van de gevangenis. Het valt allicht niet meer te achterhalen, maar het recordaantal van deze bewogen bezoekjes zou wel eens op naam kunnen staan van advocaat Frans Van der Elst. Zijn cliënten waren dan ook niet van de minste. Hendrik Elias bijvoorbeeld: voormalig leider van het VNV, een Vlaams-nationalistische politieke partij die een van de hoofdrolspelers was in de collaboratie.
- Good will
‘Al doende leert men’. Uiteindelijk vormen vooral arbeid en onderwijs de sleutel tot een succesvolle herintegratie in de maatschappij. Het was toch vanuit die optiek dat de Dienst Wederopvoeding, Reclassering en Voogdij de geïnterneerden vanaf 1947 een goed gestoffeerd pakket cursussen en opleidingen aanbood, waaronder talen, handelswetenschappen, elektriciteit en automechanica. Menige gevangene zag zo’n nieuwe stiel wel zitten: niet alleen was er het vooruitzicht van werkzekerheid, het was ook de geknipte gelegenheid voor wie aan de staat wilde tonen dat hij bereid was om bij te dragen aan de maatschappij. Bij heel wat geïnterneerden ontstond de hoop om – met een vervroegde vrijlating – weer als een goede burger deel uit te maken van de samenleving. Ze ondergingen de intrigerende transformatie van ‘landverraders’ tot ‘vaderlanders’.
De interneringscentra en het overgeleverde erfgoed roepen dan ook vragen op die vandaag, gezien de recente debatten over de teruggekeerde IS-strijders, nog niet aan relevantie hebben ingeboet: wat is een effectief interneringsbeleid? Welke activiteiten bevorderen de wederopvoeding van de gevangenen? En zijn er manieren om de ongewenste idealen te verdrijven die door een mensenhoofd spoken?
Benieuwd naar sportverslagen, schilderijtjes, knutselwerken en ander erfgoed uit de interneringscentra?
De expo ‘Gemaakt achter prikkeldraad’ is te bezoeken van mei tot eind september in het ADVN | archief voor nationale bewegingen.
De lezing ‘Een lamp in een kamp? Nieuw licht op de interneringsperiode na WOII’ vindt plaats op 16 mei, om 19.30 uur in het ADVN. Inschrijven kan via publiekswerking@advn.be
Meer lezen.
Grevers, H., Van landverraders tot goede vaderlanders. De opsluiting van collaborateurs in Nederland en België: 1944-1950, Amsterdam, 2013.
ADVN-Mededelingen, 63, maart, 2019. [themanummer rond erfgoed uit interneringscentra][http://www.advn.eu/web/mededelingen/ADVN-Mededelingen-63.pdf]
Aragorn Fuhrmann en Kasper Swerts zijn gastbloggers. Aragorn behaalde een master in de Nederlandse taal- en letterkunde aan de Universiteit Antwerpen en werkt als onderzoeker aan het ADVN | archief voor nationale bewegingen. Hij publiceerde eerder al over de kritische verwerking van oorlog, collaboratie en repressie in de fictie van Hugo Claus. Kasper behaalde een doctoraat aan de University of Edinburgh, is verbonden aan het ADVN als onderzoeker, en verricht comparatief onderzoek naar nationalisme, nationale bewegingen, en historiografie.