‘Soms genezen, dikwijls verlichten, altijd troosten’, stond er tijdens de Eerste Wereldoorlog op het speldje van de verpleegsters van het hospitaal L’Océan in De Panne. De zin vatte perfect de rol van Belgische verpleegsters in de oorlog samen. Ze waren met enkele duizenden, vaak nog maar net opgeleid, en aan het werk in moeilijke omstandigheden. Toch slaagden ze er geleidelijk in respect af te dwingen voor het verpleegkundig beroep, dat voor de oorlog geen gunstige reputatie had.
Een moeizame start
Tot het einde van de negentiende eeuw waren religieuzen verantwoordelijk voor het verschaffen van verpleegkundige zorgen. Professionele scholing was daarbij onbestaande. In 1882 kwam daar voor het eerst verandering in, toen de stad Luik een theoretische en praktische cursus voor lekenverpleegsters organiseerde. Bij gebrek aan leerlingen werd deze opleiding echter twee jaar later al stopgezet. Ook Brussel gaf in dezelfde periode een eerste aanzet: in 1883 stelde de liberale burgemeester Karel Buls tevergeefs voor om een verpleegstersschool op te richten, en vier jaar later startte de socialistische arts César De Paepe met de organisatie van een beperkte verpleegstersopleiding.
Deze eerste initiatieven hadden af te rekenen met heel wat tegenstand en vooroordelen: de kloosterorden vreesden voor de aantasting van hun monopoliepositie, terwijl het geneeskundig corps bang was voor een aantasting van zijn gezag. Ook de gegoede burgerij haalde de neus op voor het in haar ogen minderwaardige beroep van verpleegster. Verpleegsters hadden toen het statuut van dienstmeid en konden soms amper lezen en schrijven.
Vooroorlogse diploma’s
Ondanks de weerstand ging in 1902 een eenjarige opleiding voor lekenverpleegsters van start in het Stuyvenberghospitaal in Antwerpen. De echte doorbraak kwam er in 1907: in dat jaar zagen in Brussel niet minder dan drie opleidingen het licht. Onder impuls van de Raad der Godshuizen – de voorloper van het huidige OCMW – startte in het Sint-Janshospitaal een tweejarige opleiding. De Brusselse chirurg Antoine Depage begon zelfs met een driejarige opleiding. Als reactie op deze beide opleidingen voor lekenverpleegsters, ging kort daarna ook de katholieke verpleegstersschool Sint-Camillus van start met een eenjarige opleiding.
De wetgever reageerde opvallend snel op de nieuwe opleidingen. Op 4 april 1908 werd een koninklijk besluit goedgekeurd, waardoor verpleegsters voortaan over een bekwaamheidsdiploma moesten beschikken om hun beroep te mogen uitoefenen. De bestaande provinciale medische commissies organiseerden vanaf dan tweemaal per jaar cursussen en examens voor dit diploma. Tussen 1909 en 1914 reikten de commissies niet minder dan 4250 diploma’s uit. Ook de verpleegstersscholen van Brussel en Antwerpen leidden in dezelfde periode 300 verpleegsters op.
Een stoomcursus in Londen
Deze verschillende verpleegstersopleidingen liepen tijdens de Eerste Wereldoorlog gewoon door. Ze ondervonden verrassend genoeg weinig tot geen hinder vanwege de Duitse bezettende overheid. Heel wat jonge vrouwen voelden zich aangesproken door het perspectief om gewonden te verzorgen, maar ook het vooruitzicht op werkzekerheid speelde een rol. De provinciale medische commissies reikten in de oorlog 1500 diploma’s uit, terwijl de verpleegstersscholen in Brussel en Antwerpen 200 verpleegsters een meerjarige opleiding verschaften. Een aantal van hen kwam terecht in hospitalen in bezet België, anderen slaagden erin om hun druk gesolliciteerde diensten aan te bieden in de fronthospitalen.
In 1915 ging onder impuls van de Belgische dokter Charles Jacobs in het King Albert’s Hospital in Londen ook een stoomcursus van start voor Belgische vrouwen die naar Groot-Brittannië waren gevlucht. Er werden 150 verpleegsters opgeleid, die dan meteen naar hospitalen in niet-bezet België of Noord-Frankrijk werden gestuurd. Ze vervingen er Britse verpleegsters, die in het begin van de oorlog hun hulp hadden aangeboden aan poor little Belgium, maar nu terug in Groot-Brittannië gingen werken.
‘Nooit zal of kan ik die goede Zuster vergeten’
Door de inzet van al die gediplomeerde Belgische verpleegsters veranderde het beeld van hun beroep in de loop van de oorlog. In de eerste oorlogsmaanden heerste er nog veel wantrouwen tegenover deze jonge vrouwen, die omgingen met naakte mannenlichamen en het aandurfden hen onder de gordel te verzorgen. Grote delen van de bevolking vonden hun gedrag aanstootgevend, ze werden soms zelfs als prostituees betiteld.
Door hun deskundige zorgen en de groeiende waardering voor hun werk maakte dit wantrouwen geleidelijk plaats voor het beeld van de witte engelen: goed opgeleide vrouwen die dag en nacht klaarstonden om de gewonden te genezen, verlichten en/of troosten. ‘Nooit zal of kan ik die goede Zuster vergeten’, schreef een gewonde soldaat op het einde van de oorlog in het poëziealbum van een Belgische verpleegster. Het was illustratief voor de sterk gewijzigde houding tegenover het verpleegstersberoep.
Luc De Munck is student Cultuurgeschiedenis. Hij werkt aan een masterproef over het werk van Belgische verpleegsters tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Titelafbeelding: Een Belgische verpleegster aan het werk in het hospitaal L’Océan (Archief Belgische Rode Kruis, Brussel).
Mooi artikel in de aanloop naar Erfgoeddag met thema ‘zorg’.
Bedankt voor de reactie. Ter info: in het kader van Erfgoeddag geef ik op donderdag 13 april om 10.30 uur een lezing over de verpleegkundige zorg in Brussel in het begin van de 20ste eeuw (Brussels Ouderenplatform, Zaterdagplein 6, 1000 Brussel) en op Erfgoeddag (zondag 23 april) twee wandelingen over hetzelfde thema (vertrek om 10.30 en 14.30 uur aan het hoofdgebouw van het OCMW Brussel, Hoogstraat 298A, 1000 Brussel).