Tagarchief: Leestijd: 3 minuten

Nationalisme op de speelplaats

Gastblog door Sarah Van Ruyskensvelde.

Op 11 november 1940 organiseerde het Sint-Jozefscollege in Turnhout een requiemmis voor de overleden soldaten van de Eerste Wereldoorlog. De feestelijkheden werden opgeluisterd met een bespreking van een brochure over de 18-daagse veldtocht, symbool van een moedig Belgisch verzet tegen de Duitse inval van 10 mei 1940. De meeste leerlingen hadden voor de gelegenheid hun beste zondagskleren aangetrokken en tricolore strikjes opgespeld. Vier leerlingen gingen echter niet akkoord met deze gang van zaken. Het college verbrak volgens hen met dit patriottische ceremonieel de vooroorlogse betrokkenheid bij de ‘Vlaamse zaak’. Om zich daartegen te verzetten, verenigden ze zich in een Vlaamsgezind studentenclubje, ‘de 4’.

Dagboek van Juliaan Van Acker, september – december 1940. (Kadoc, Archief Belgische en Vlaamse Jezuïeten)
Dagboek van Juliaan Van Acker, september – december 1940. (KADOC, Archief Belgische en Vlaamse Jezuïeten)

Eén van de Vlaamsgezinde vier was Juliaan Van Acker, een 15-jarige die tussen september en december 1940 zijn ervaringen op het college in een dagboek neerpende. Het dagboek is niet enkel een weerslag van zijn ervaringen met de lessen, de pijnlijke herinnering aan zijn overleden moeder of van de moeilijke ravitaillering op de school. Juliaans persoonlijke relaas schijnt ook een uniek licht op de manier waarop het ideologisch conflict tussen Belgische patriottisme en Vlaams-nationalisme door leerlingen werd beleefd. Het toont ook aan hoe de associatie tussen Vlaams-nationalisme en collaboratie met de Duitse bezetter, een link die vandaag nog vaak wordt gelegd, niet noodzakelijk overeenstemt met de ervaring van de Vlaamsgezinde actoren zelf.

Alles voor Vlaanderen

De requiemmis vormde op dit Vlaamse college de concrete katalysator voor de heropleving van een Belgisch patriottisme. Na de mis stapte één leerling, volgens Juliaan “één van de ergste franskiljons”, op de prefect af met de vraag of de leerlingen de rosette mochten dragen als teken van hun vaderlandsliefde. Juliaan was gepikeerd:

“De prefect was er volledig mee ’t accoord! Er moet orde zijn in’t land, geen scheiding en de anderen: de Duitsch en Vlaamschgezinden … Ja daar spreken we niet over!”

Als tegenreactie besloten ‘de 4’ de brochure over de 18-daagse veldtocht die in de mis werd voorgelezen, te stelen. De ontdekking van deze diefstal zorgde voor heel wat consternatie onder de leerlingen. In een poging de voorlopig anoniem gebleven daders aan te wijzen, werd een petitie opgesteld en rondgedeeld op de speelplaats, zogezegd met de bedoeling de prefect verontschuldiging te vragen voor wat er in de requiemmis was gebeurd. Voor de initiatiefnemers was het echter duidelijk: wie de petitie weigerde te ondertekenen, was Vlaams-nationalist en moest zich dus schuldig gemaakt hebben aan deze onpatriottische daad. Toen enkele dagen later een aantal leerlingen onder het middagmaal ‘Leve België’ scandeerden, werd dit door enkele Vlaamsgezinde jongeren op boegeroep onthaald. Twee leden van ‘de 4’ verlieten boos de refter en werden uiteindelijk van school gestuurd.

De uitsluiting gooide enkel olie op het vuur. Eén leerling “sleurde er dadelijk Engeland en Duitschland tussen; juist gelijk dat hier wat mee te maken had!”, schreef Juliaan. Wanneer hij en twee van zijn Vlaamsgezinde vrienden ostentatief bleven zitten tijdens het zingen van de Brabançonne enkele dagen later, kon ook de prefect deze herhaalde uitingen van flamingantisme niet langer dulden:

“Ge zijt niet waardig die leeuwkens te dragen … afbrekers … dwepers … . Zulke mannen maken Vlaanderen kapot, dat worden de latere verraders van hun volk.”

Vlaams-nationalisme en collaboratie

Juliaans relaas verraadt hoe in de hoofden van de leerlingen en de prefect de Vlaams-nationalistische actie van deze jongens meteen onder de noemer van collaboratie werd geplaatst. Toch was de situatie veel complexer dan dat. Na zijn thuiskomst werd één van de van school gestuurde leerlingen, Fons, met open armen onthaald. Zijn ouders en familie waren verbolgen over de houding van de Jezuïeten. Daarom besloten ze een Vlaamsgezinde kennis aan te schrijven, die hun brief overmaakte aan de door de Duitse bezetter heringerichte Vlaamse Cultuurraad. Wanneer enkele leden van de Cultuurraad echter hun Duitse superieuren wilden inlichten, liet de kennis de brief prompt vernietigen. Dit incident toont aan hoe de Vlaamsgezindheid van de jongens, van hun families en van hun sociale netwerk niet noodzakelijk in collaboratie met de Duitse bezetter resulteerde. Wanneer hun Vlaams-nationalistisch engagement via contacten met de Vlaamse Cultuurraad dreigde te resulteren in collaboratie met de Duitse bezetter, wendden ze zich af.

Het vijfde jaar van het Sint-Jozefscollege in Turnhout in het schooljaar 1941-1942. (Kadoc, Archief Belgische en Vlaamse Jezuïeten)
Het vijfde jaar van het Sint-Jozefscollege in Turnhout in het schooljaar 1941-1942. (KADOC, Archief Belgische en Vlaamse Jezuïeten)

Dit persoonlijke relaas van een 15-jarige leerling toont aan hoe de bezetting een nieuwe dynamiek in de Vlaamse schoolcultuur met zich meebracht. Voor de oorlog werd geen melding gemaakt van een jaarlijkse Requiemmis, noch van het zingen van de Brabançonne op het college. Meer zelfs, het Turnhoutse Sint-Jozefscollege stond bekend om zijn groot aantal Vlaamsgezinde leerkrachten en leerlingen. In 1940 sloeg de sfeer echter om in vaderlandsliefde. Juliaan en enkele van zijn Vlaamsgezinde vrienden bleven gedesillusioneerd achter.

Sarah Van Ruyskensvelde is gastblogger. Ze is verbonden aan het Centrum voor Historische Pedagogiek. In mei 2014 verdedigde ze haar proefschrift over het Belgisch katholiek onderwijs tijdens de Tweede Wereldoorlog.