In 1903 wonnen Marie en Pierre Curie samen met Henri Becquerel de Nobelprijs voor Natuurkunde. Een jaar later memoreerde het Amerikaanse Vanity Fair de eerste vrouwelijke Nobelprijswinnaar en haar echtgenoot via een dubbelportret waarop hun ontdekking van radium werd verbeeld. Pierre staat op de voorgrond. De veel kleinere Marie staat achter hem en kijkt mee naar het zonet ontdekte radium. Compositorisch mocht de keuze om de kleinste persoon achteraan te plaatsen onhandig zijn, de vraag wie van hen de leiding had, was zo wel meteen beantwoord. Ook in de jaren nadien zou daar in de publieke opinie weinig twijfel over bestaan. Na Pierres dood werd Marie bijvoorbeeld ‘de weduwe van de uitvinder van het radium’ genoemd.
Het beeld was ook op een meer specifieke manier gekleurd door een stereotiepe invulling van mannelijke en vrouwelijke rollen in de wetenschap. In zijn ene hand houdt Pierre een boek, in de andere het resultaat van het onderzoek. Marie houdt één hand op de experimenteertafel en de andere op Pierres schouder en verbindt de denkende Pierre zo met het materiële werk dat nodig was voor de ontdekking. Die werkverdeling werd expliciet verbeeld in verschillende foto’s die van hen samen werden gemaakt: Marie als doener, aan het werk met labomateriaal, Pierre als denker, met een boek. In populariserende beschrijvingen van het labo-Curie heette het dan dat Pierre nadacht terwijl Marie geduldig roerde in de potten met kokende vloeistoffen waaruit radium zou worden geïsoleerd.
Het patroon refereerde aan een reële werkverdeling tussen beide wetenschappers, maar vergrootte de verschillen tussen hen beiden ook uit. Zoals uit hun gezamenlijke laboschriftjes blijkt, had geen van beiden een monopolie op de titel ‘doener’ of ‘denker’. In het publieke beeld van wetenschap bleef het predicaat van ‘denker’ én van ‘ontdekker’ aan mannen voorbehouden.
Tekst: Kaat Wils. Foto: Wikimedia Commons.