Hoe de Maya’s ervoor gezorgd hebben dat er een uit insecten gewonnen kleurstof in je yoghurt zit

Door Milton Fernando Gonzalez Rodriguez; vertaald door Wouter Egelmeers

Hoe vreemd het ook mag klinken, de kans is groot dat je zonder het te weten een lepel yoghurt hebt gegeten, een hap van een cake hebt genomen, of een drankje hebt gedronken dat een uit insecten gewonnen kleurstof bevat. Het idee klinkt voor veel mensen misschien walgelijk, maar sommige van de roodste voedingsmiddelen bevatten sinds het midden van de twintigste eeuw een poeder dat is verkregen door het verwerken van cochenilleluizen (Dactylopius coccus). Een ​​aardbeienijsje moet immers qua kleur wel lijken op het fruit dat het zou bevatten, toch?

Van dierlijke oorsprong

Cochenilleluis. Leslie Seaton. Wikicommons, CC-BY-2.0.

Voedselproducenten en marketingexperts denken in ieder geval van wel. Om het visuele aspect van voedsel te verbeteren, vertrouwen ze op kleuradditieven die cosmetisch bijvoorbeeld ijs, cocktails en gebak aantrekkelijker maken zonder hun smaak of textuur te veranderen. Het rode extract dat wordt gemaakt van cochenille-insecten, oorspronkelijk afkomstig uit Meso-Amerika, reist door ons voedsel en andere producten onder verschillende pseudoniemen, zoals E120, natural red 4, C.I. 75470, of gewoon onder de Nederlandse benaming, karmijn. De cochenilleluizen waaruit deze stof gewonnen wordt, brengen hun hele leven door op stekelige cactussen. De cactusbladeren worden verzameld en vervolgens opgeslagen in magazijnen, waar werknemers de insecten van de planten schrapen. Zodra de insecten zijn gesorteerd en in de zon gedroogd, worden ze geplet, waardoor de felrode kleur in hun lichaam zichtbaar wordt. Uiteindelijk worden de geplette insecten gemengd met een zure alcoholoplossing. De zo verkregen kleur is nog net zo rood als toen de Maya’s en daarna de Azteken haar voor het eerst gebruikten om hun leven een vleugje meer kleur te geven.

Passie voor rood 

De opvallende kleur van karmijn bleef niet onopgemerkt toen de Spanjaarden in de vijftiende eeuw in Midden-Amerika arriveerden. Ze realiseerden zich al snel dat inheemse Amerikanen de sleutel in handen hadden om het Europese kleurenpalet uit te breiden en met deze felle, nieuwe roodtint de kunstwereld te hervormen. De Oude Wereld had nog nooit zo’n intense felrode kleur gezien. Spanje was dan ook niet bereid de mysteries achter zijn productie te onthullen. Het monopolie op dit handelsartikel werd angstvallig in handen van de Spaanse kroon gehouden.

Gravure van een plantage van cochenillecactussen met arbeiders die cochenille verzamelen en bereiden. Wellcome Collection, publiek domein.

Vele levens, bijvoorbeeld van spionnen en insectensmokkelaars, werden opgeofferd in een poging om elk aspect van deze lucratieve onderneming geheim te houden. Cochenille-extract was waardevol. Als gevolg van de schaarste van de rode kleurstof werd de kleur ook in Europa een statussymbool, een teken van macht, een onderscheidingsteken en een favoriet van gerechtsgebouwen, pausen en andere hooggeplaatsten, en natuurlijk kunstenaars. De stof werd het meest gebruikt in de textielindustrie, maar karmijn werd al snel ook een favoriet ingrediënt bij de fabricage van andere producten.

Een einde aan het monopolie

Na ruim twee eeuwen maakte de onafhankelijkheid van Mexico aan het begin van de 19e eeuw een einde aan het Spaanse monopolie. De Mexicaanse Onafhankelijkheidsoorlog (1810-1821) had veel gevolgen en een daarvan was de onmogelijkheid om de uitbreiding van de karmijnproductie naar andere delen van de wereld te beheersen. Tijdens de meest chaotische jaren wisten de Guatemalteken de techniek met succes naar hun land over te brengen, waardoor Guatemala op de karmijnmarkt de belangrijkste concurrent van Mexico werd. Tegen de jaren 1850 werd Guatemala ’s werelds grootste exporteur van karmijn en produceerde het land meer van de kleurstof dan zijn voorgangers ooit hadden weten te exporteren. Maar het geheim van de karmijnproductie was bekend.

Dactylopius coccus. Dick Culbert. Wikicommons, CC-BY-2.0

Zowel Spanjaarden als Nederlanders waren erin geslaagd de Meso-Amerikaanse techniek over te brengen naar landbouwgronden voor de kust van Afrika en in Azië. Tegen het einde van de jaren 1830 waren er op vijf van de Canarische Eilanden en op Java plantages opgestart voor het oogsten van Dactylopius coccus. De Spaanse regering probeerde zonder veel succes de Canarische boeren aan te moedigen een deel van hun wijngaarden te vervangen door cochenille-oogstcentra. Ondertussen hoopten Nederlandse ambtenaren op Java dat de karmijnindustrie een winstgevende onderneming zou worden. In 1827 hadden ze een operatie opgezet waarbij een spion ingehuurd werd om het geheim achter de teelt en verzameling van cochenilleluizen te stelen. De overproductie van karmijn op wereldniveau deed de prijzen echter kelderen. Daar kwam nog bovenop dat er tussen 1870 en 1880 in Duitsland nieuwe technieken werden ontwikkeld die het mogelijk maakten om synthetische pigmenten te produceren. Complexe oogstcentra van insecten waren niet meer nodig en het gebruik van karmijn daalde drastisch.

Hernieuwde belangstelling

De insectenkleurstof leek zijn langste tijd dus gehad te hebben. Plotseling kwam daar echter verandering in. Vanaf 1970 begonnen Westerse consumenten namelijk de voorkeur te geven aan natuurlijke additieven in hun voedsel in plaats van synthetische, voornamelijk veroorzaakt door de angst voor potentieel kankerverwekkende stoffen die toen opkwam. Deze afkeur van E-nummers en andere kunstmatige toevoegingen gaf aanleiding tot de herintroductie van cochenille-extract. Op enkele incidenten na krijgt karmijn niet veel aandacht in de media. Gerapporteerde allergische reacties en ontevreden vegetarische klanten die zich bedrogen voelen hebben niet geleid tot een verbod op het gebruik van cochenille-extract in voedingsmiddelen.

De Maya-innovatie om een ​​kleurstof uit een insect te extraheren, later gekopieerd door de Azteken en uiteindelijk overgenomen door de Europese kolonisatoren, speelt daardoor indirect opnieuw een belangrijke rol in de productie van roodfruitproducten, zoetwaren en dranken als Jumex Apricot, Orangina Rouge en Yaggo. Zo komen er behalve een uit insecten gewonnen kleurstof dus ook sporen van een eeuwenoude Mayapraktijk in je yoghurt terecht.

Meer lezen?

Herman Pleij. Van karmijn, purper en blauw. Over kleuren van de Middeleeuwen en daarna. Amsterdam: Prometheus, 2002.

Amy Butler Greenfield. Het volmaakte rood. Macht, spionage en de zoektocht naar de kleur van passie. Amsterdam: De Bezige Bij, 2005.

Milton Fernando Gonzalez Rodriguez is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis sinds 1750. Hij werkt als Marie Skłodowska Curie Fellow aan het project Medicinal Efficacy in Images and Words since the Advent of Mass Media in Western Europe (reMEDIAL NATURE), gefinancierd door Horizon 2020 (MSCA IF).

Titelafbeelding: Cochenillecactus (Nopalea cochenillifera) met insecten die zich ermee voeden, waaronder het cochenille-insect (Dactylopius coccus). Ingekleurde ets door J. Pass, ca. 1801, naar J. Ihle. Wellcome Collection, publiek domein.

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.