Gastblog door Valerie Vrancken.
In de zomer van 1430 verheugde de Brabantse bevolking zich op het huwelijk van hertog Filips I met een Aragonese prinses. Een delegatie was al onderweg om zijn aanstaande bruid op te halen, toen bleek dat het huwelijk moest plaatsmaken voor een begrafenis: de zesentwintigjarige hertog had namelijk enkele dagen voordien het leven gelaten. Vreugde sloeg om in collectieve rouw, geplande festiviteiten ruimden plaats voor een ernstige opvolgingscrisis. Want terwijl het gebalsemde lichaam van de kinderloze hertog twee maanden lang lag opgebaard in de Leuvense burcht, aasden niet minder dan tien pretendenten op de prestigieuze hertogstroon.
Een moordcomplot?
De keizer van het Heilig Roomse Rijk, Filips de Goede (heerser over Bourgondië, Vlaanderen en Namen) en de onpopulaire Margaretha van Bourgondië (voormalig gravin van Holland, Zeeland en Henegouwen) konden daarbij de beste kaarten op tafel leggen. Maar nog vooraleer de troonstrijd echt van start ging, gonsde het in Brabant van de geruchten dat Filips I zou zijn vergiftigd. De hertog stond immers bekend als een gezonde en robuuste vorst die geregeld deelnam aan tornooien en jachtpartijen. Zijn plotse dood stelde velen dan ook voor een raadsel.
Het scenario van een onnatuurlijke dood was bovendien niet uit de lucht gegrepen. In de jaren voordien hadden politieke tegenstanders zich zowel in Brabant als in naburige vorstendommen bediend van drastische maatregelen in de strijd om macht en titels. Zo stierf een belangrijke troonpretendent van Holland, Zeeland en Henegouwen in 1425 bijvoorbeeld aan de gevolgen van een vergiftiging. Jan IV, Filips’ directe voorganger, ontsnapte een jaar later op het nippertje aan een aanslag in het Zoniënwoud. Zijn oom, Jan Zonder Vrees, was al in 1419 op gewelddadige wijze om het leven gebracht.
De beschuldigende vinger wees in 1430 vooral in de richting van Filips de Goede, die Filips I in 1427 had aangeduid als opvolger indien hij kinderloos zou sterven. Het was dus ook vooral hij, zo werd geopperd, die het meeste baat had bij de vroegtijdige dood van zijn neef. Zeker nu die op het punt stond te huwen.
Kingmakers
Die geruchten kwamen de stedelijke en adellijke elites van het hertogdom slecht uit, aangezien hun voorkeur al vroeg uitging naar Filips de Goede. Kort nadat Filips I hem in 1427 had aangeduid als zijn mogelijke opvolger, hadden zij dan ook onderhandelingen met hem aangeknoopt over de voorwaarden van zijn eventuele opvolging. Met de jonge en robuuste Filips I aan de macht was dat een erg voorbarige zet, maar wel één die getuigde van realisme: sinds 1248 waren immers slechts twee erfopvolgingen in het hertogdom probleemloos verlopen. Bij iedere moeilijke opvolging hadden de Brabantse politieke elites – dat wil zeggen de bestuurders van de grootste steden en de machtigste edellieden – een doorslaggevende rol gespeeld, en in 1428 gingen ze er vanuit dat ze dat ook in de toekomst zouden doen.
Na de plotse dood van Filips I speelden ze die rol inderdaad met verve, daarbij geholpen door onduidelijke opvolgingsregels en tegenstrijdige verdragen. Filips’ eigen wilsverklaring bleek van weinig belang, want het was duidelijk dat enkel politieke steun vanuit Brabant of militaire overmacht de troonstrijd zou beslechten. Dat laatste scenario werd erg gevreesd door de bevolking, maar zover hoefde het niet te komen: Filips de Goede kon immers rekenen op een ruime steun onder de Brabantse politieke elites. Zij bleken aangetrokken door zijn rijke hofhouding en zijn profiel als graaf van Vlaanderen en toekomstig heerser over Holland, Zeeland en Henegouwen. De claims van Margaretha van Bourgondië en keizer Sigismund wogen voor de stedelijke en adellijke elites niet op tegen de financiële en economische voordelen die de deze vorst hen als toekomstig heer kon bieden. Op 5 oktober 1430 schoven ze uiteindelijk alle andere troonpretendenten terzijde, en huldigden ze Filips de Goede plechtig in als hertog.
Een ‘onthoofd’ hertogdom
De Brabantse politieke elites hadden zich daarbij een vergaande macht toegeëigend: ze hadden beslist over de hertogelijke opvolging zonder keizer Sigismund, de opperste leenheer van Brabant, erbij te betrekken. Nog jarenlang zou hij de opvolging door Filips de Goede betwisten, maar uiteindelijk bleek hij militair niet in staat om zijn claims kracht bij te zetten. De stedelijke en adellijke elites hadden daarnaast ook op bestuurlijk vlak de macht gegrepen in de periode na het overlijden van hertog Filips I. Als reactie op de vele geruchten bevolen ze allereerst een autopsie op diens lijk. De doodsoorzaak die daaruit naar voren kwam, was een maagkwaal. Die conclusie wordt ook bevestigd door de apothekers- en doktersuitgaven die terug te vinden zijn in de hertogelijke rekeningen van de jaren voordien. De naam van Filips de Goede en andere verdachten was dus gezuiverd.
De politieke elites gingen ook verder: ze droegen het dagelijkse bestuur van het hertogdom over aan de leden van Filips’ hertogelijke raad en beslisten dat het lichaam van de hertog pas zou worden begraven na de inhuldiging van diens opvolger. Dit was een symbool voor het doorleven van de hertogelijke macht, zelfs al was de hertog zelf overleden. Vanuit hetzelfde idee beslisten ze dat de muntslag en wetgeving onverminderd zouden worden voorgezet, en bevolen ze hertogelijke beambten hun taken te blijven uitoefenen.
Ook zonder politiek ‘hoofd’ en temidden van een ernstige politieke crisis bleef het hertogdom dus een tijdlang functioneren zoals voorheen – en dat was vooral de bijdrage van de Brabantse stedelijke en adellijke elites. Zij wierpen zich in deze periode niet enkel op als ‘bestuurders’, maar ook als echte ‘kingmakers’: zonder hen had Filips de Goede misschien nooit de hertogstroon kunnen bezetten. Toch zijn het net dergelijke politieke elites die bij de troonstrijd in series zoals Game of Thrones uit het oog verloren worden: het zijn sociale groepen die grotendeels buiten het hofmilieu vielen, die de Brabantse troonstrijd in 1430 hebben beslist. De realiteit was dus complexer dan fictie.
Valerie Vrancken is gastblogger. Ze verdedigde recent haar doctoraat over de laatmiddeleeuwse inhuldigingscharters van de Brabantse hertogen en is momenteel als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de onderzoeksgroep Middeleeuwen van de KU Leuven.
Titelafbeelding: Rad van fortuin uit John Lydgate, Siege of Troy (1457). Universiteitsbibliotheek Manchester.