Georges Méliès (1861-1938) was één van de grote pioniers van de cinema. Tussen 1896 en 1912 draaide hij honderden korte films, die met veel succes werden getoond op kermissen en in de eerste bioscopen. Het waren stille films uiteraard, met hoofdzakelijk sprookjesachtige en komische scènes, en met veel aandacht voor technische hoogstandjes en ‘speciale effecten’, die de onervaren kijkers, nog nauwelijks vertrouwd met het nieuwe medium, vooral moesten verbazen. Toch waagde hij zich ook wel eens aan meer ernstige onderwerpen. Zo draaide hij een film over de Dreyfus-affaire (slechts negen van de elf scènes, van telkens één minuut, zijn bewaard gebleven). Hij deed dit in 1899, het jaar van de herziening van het proces van de ten onrechte van spionage beschuldigde joodse officier. Het was een uitzonderlijke film in Méliès’ oeuvre, en dat hij hem wilde realiseren, heeft alles te maken met het feit dat hij aan de maatschappelijke discussie deelnam, aan de kant van de ‘dreyfusards’ (in de film vertolkte hij zelf de rol van één van de advocaten van de beschuldigde).
Velen betreurden dat de film zo’n recente uitvinding was en dat we daardoor bewegende beelden van zoveel historische gebeurtenissen moeten missen. Nu was het zaak vooruitziend te zijn en eigentijdse publieke gebeurtenissen – de geschiedenis van de toekomst – vast te leggen. Zijn status en know how maakten Méliès daarvoor de aangewezen persoon. Charles Urban, filmproducer en zakenman in Londen, gaf hem daarom de opdracht de kroning van de Engelse koning Edward VII, die zijn in 1901 overleden moeder Queen Victoria opvolgde, te filmen. Toch waren opnamen van een dergelijke gebeurtenis in de begindagen van de cinema erg moeilijk, zo niet onmogelijk. De camera was groot, onhandelbaar en statisch, de belichting in Westminster Abbey was ontoereikend en niet te controleren, en bovendien had Méliès simpelweg niet de toestemming om bij de kroning aanwezig te zijn. Daarom besloot de cineast de kroning door acteurs en figuranten te laten naspelen in zijn eigen studio. Het koor van de kerk werd er als decor opgebouwd. Het werken in de studio had niet alleen het voordeel dat de omstandigheden voor de opnames ideaal konden worden gemaakt, het bood ook de kans de plechtigheid samen te vatten en te beperken tot een snelle opeenvolging van enkel de hoogtepunten.
Méliès’ film toont dus niet de eigenlijke ceremonie, maar een reconstructie. Nu ja, eigenlijk ook dat niet, want de film werd gedraaid nog vóór de kroning zelf. Het was een ‘reconstructie’ van een gebeurtenis die nog niet had plaatsgehad. Journalisten spraken dan ook van bedrog. Alles was nep. Maar was de film daarom niet accuraat? Méliès was voor de voorbereiding van de opnames naar Londen gegaan, had schetsen gemaakt van de locatie en had zich door de bevoegde personen zeer gedetailleerd laten informeren over het verloop van de plechtigheid. Op de avond van 9 augustus, de dag van de kroning zelf, werd de Le sacre d’Edouard VII al vertoond in Londen en Parijs. De film is schitterend, de weerklank was groot en die bereikte ook Buckingham Palace. De koning wilde de film zien. Naar verluidt was hij onder de indruk en tevreden. De ceremonie mocht dan al ingekort zijn, ‘in uw film is ze compleet’, zou hij hebben gezegd, en: ‘mes compliments, monsieur Méliès.’
http://www.youtube.com/watch?v=AoGYll8gX14
(Tom Verschaffel)