Door Christiaan Engberts
Tijdens het feestjaar naar aanleiding van 600 jaar KU Leuven schrijft postdoctoraal onderzoeker Christiaan Engberts elke maand een blogtekst over de geschiedenis van de Leuvense universiteit in de wereld. Dit is de derde blogtekst uit de reeks, zijn andere blogteksten kan je hier lezen.
Humanisme in Leuven
In de eerste helft van de zestiende eeuw beleefde de Leuvense universiteit een bloeiperiode. Ze groeide uit tot de meest toonaangevende humanistische onderwijsinstelling ten noorden van de Alpen. Humanistische geleerden lieten zich inspireren door de literatuur van de klassieke oudheid en hechtten veel waarde aan het bestuderen van teksten in de originele taal. Zij zorgden er daarom voor dat de universiteit naast onderwijs in het Latijn ook cursussen in het Grieks en het Hebreeuws aanbood. Dat stelde studenten in staat om oude Bijbelmanuscripten in die talen te lezen.

In 1517 kreeg het Leuvense onderwijs in het Latijn, Grieks en Hebreeuws een stevige impuls door de stichting van het Drietalencollege. De meest beroemde humanist van die tijd, Erasmus van Rotterdam, was daarbij nauw betrokken. Maar hij was niet de enige befaamde humanist die in toen in Leuven actief was. Al in 1556 werd aan een huis in de Oppendorpstraete – tegenwoordig de Diestsestraat – een gedenksteen aangebracht ter herinnering aan een ander groot humanistisch denker. Juan Luis Vives (1493-1540) kwam uit het Spaanse Valencia, maar tussen 1517 en 1523 woonde en werkte hij in Leuven.
Van Valencia naar Leuven
Vives was geboren in een familie van bekeerde joden. Ondanks de katholieke gezindheid van zijn familie, viel de Spaanse inquisitie hen toch regelmatig lastig. Dat bracht Vives ertoe om weg te trekken. Na enkele jaren in Parijs en een kort verblijf in Brugge, arriveerde hij in 1516 aan het keizerlijk hof te Brussel. Hier kwam hij in contact met de tutor van de toekomstige keizer Karel V, Willem van Croÿ (1458-1521). Die was zodanig onder de indruk van Vives’ intellectuele kwaliteiten, dat hij hem aanstelde als de privé-leraar van zijn neef. Die negentienjarige neef heette eveneens Willem van Croÿ (1498-1521) en was op dat moment al tot kardinaal en bisschop van Kamerijk benoemd.

Vives en zijn student vertrokken in 1517 naar Leuven. De universiteitsstad was voor beide jongemannen aantrekkelijk. Van Croÿ kon naast de lessen van Vives namelijk ook onderwijs bij verschillende Leuvense hoogleraren volgen. Vives kon op zijn beurt profiteren van een intellectueel stimulerende omgeving. Hij vond de tijd en de inspiratie voor een kleine stortvloed aan publicaties over verschillende onderwerpen. Daarnaast kreeg hij in 1520 op voorspraak van zijn leerling, kardinaal van Croÿ, de unieke toelating om als privaatdocent in de Universiteitshal les te geven. Zijn eerste lezingen vonden nog in datzelfde jaar plaats en behandelden Cicero’s Somnium Scipionum (Scipio’s Droom). Het jaar daarop gaf hij in de Universiteitshal les over de brieven van Plinius de Jongere. Hij vulde zijn onderwijsactiviteiten aan met een college over Vergilius’ Georgica, waarvoor hij zijn studenten bij hem thuis uitnodigde.
Vives aan de universiteit
De gedenksteen op Vives’ voormalige woonhuis was in het Latijn opgesteld en begon met de volgende woorden: “Hic gemini fo[n]tes Graecus fluit Atque Latinus”(Hier vloeien de tweelingbronnen, de Griekse en de Latijnse). In de tuin van zijn huis bevonden zich dan ook daadwerkelijk… twee bronnen! De herinnering daaraan wordt vandaag de dag levend gehouden door de huidige Tweebronnen-bibliotheek, die dicht bij Vives’ voormalig woonhuis is gebouwd. De naamgever van de bibliotheek was er zich terdege van bewust dat die twee waterbronnen voor Vives twee hoogst waardevolle bronnen van kennis symboliseerden: de Latijnse en de Griekse taal en literatuur. Hoewel hij in zijn eigen onderwijs in Leuven uitsluitend Latijnse bronnen behandelde, heeft Vives zeer waarschijnlijk ook een bijdrage geleverd aan de acceptatie van het Grieks (en het Hebreeuws) in Leuven. Het was zijn voornaamste leerling, de jonge Willem Van Croÿ, die in 1520 een slepend conflict over de status van het Drietalencollege binnen de universiteit naar algemene tevredenheid wist te beslechten.
De activiteiten van Vives bleven ook buiten Leuven niet onopgemerkt. Zijn aanwezigheid trok onder meer een grote hoeveel studenten uit zijn land van herkomst aan. Onder zijn meest succesvolle Spaanse studenten bevonden zich de latere bisschop van Osam, Honoratus Joannius, en de Spaanse vertaler van Plutarchus, Xenophon en Thucydides, Diego Gracian. Daarnaast werden zijn lessen ook druk bezocht door Engelse studenten. Onder meer de latere diplomaat Nicholas Wotton en Richard Warham, een familielid van de aartsbisschop van Canterbury, kwamen naar Leuven om bij Vives onderwijs te volgen.

Gedenksteen
In 1521 overleden zowel Willem van Croÿ senior als Willem van Croÿ junior. Vives bleef nog een korte tijd in Leuven als privéleraar van Robert van Croÿ (1507-1564), de jongere broer van de kardinaal en de toekomstige bisschop van Doornik. De Latinist en voormalig hoogleraar aan het Drietalencollege, Adrianus Barlandus, nam Vives’ taak echter al snel over. Die laatste vertrok uit Leuven en zou tot zijn vroegtijdige dood in 1540 afwisselend in Brugge en Engeland wonen. De gevelsteen die zestien jaar na zijn dood onthuld werd, toont dat hij in Leuven niet vergeten is. Vives’ oude woonhuis bestaat vandaag de dag niet meer, maar de gedenksteen is nog steeds te bewonderen achter de glazen deuren bij de ingang van van de Universiteitshal.
Meer lezen?
Gilbert Tournoy, Jan Roegiers en Chris Coppens (red.), Vives te Leuven (Leuven, Universitaire Pers Leuven, 1993).
Jan Papy (red.), Het Leuvense Collegium Trilingue 1517-1797: Erasmus, humanistische onderwijspraktijk en het nieuwe taleninstituut Latijn-Grieks-Hebreeuws (Leuven, Peeters, 2017).
Christiaan Engberts werkt als postdoctoraal onderzoeker aan de transnationale geschiedenis van de Leuvense universiteit in het kader van haar 600-jarige jubileum in 2025. In 2019 promoveerde hij aan de Universiteit Leiden met een proefschrift over wetenschappelijke deugden en wederzijdse evaluatie onder Duitse geleerden in de late 19e en vroege 20e eeuw. In de jaren voorafgaand aan het onderzoek naar de transnationale geschiedenis van de Leuvense universiteit doceerde hij cultuurgeschiedenis aan de Universiteit Utrecht en publiceerde hij onder meer over de geschiedenis van de oriëntalistiek en de psychologie.
Titelafbeelding: Gezicht op Leuven in de zestiende eeuw (Bron: Wikimedia Commons)