Gastblog door Lieze Bertier
Waarschuwing: deze tekst bevat expliciete beschrijvingen die verband houden met seksueel geweld in een historische context. Lezers die hier gevoelig voor zijn, kunnen ervoor kiezen de tekst niet verder te lezen.
Op een schijnbaar gewone woensdag in het jaar 1515 verzamelde zich een grote menigte in de burg van Brugge, het versterkte machtscentrum van de stad, om de terechtstelling van Jan van Brelettes bij te wonen. Hij was door de stedelijke magistraten schuldig bevonden aan de verkrachting van ‘een jonge dochter’. Volgens het vonnis, dat in detail werd opgetekend, hadden Jan en zijn medeplichtige tien dagen eerder twee jonge meisjes op straat opgemerkt en hen enkele straten achtervolgd, totdat Jan erin slaagde een van hen bij de arm te grijpen. Hij verwondde haar ernstig en nam haar vervolgens onder dwang mee naar ‘’t Paternoster’ – een openbaar bordeel met een ironische naam – waar hij haar gewelddadig verkrachtte, aldus het vonnis.
‘Jeghen hueren danc ende wille’
In zaken van grensoverschrijdend gedrag komt de schuldvraag jammer genoeg maar al te vaak neer op een he said, she said-narratief. Een tijdloos vraagstuk, zo blijkt. In de middeleeuwen bestond echter een eenvoudig antwoord op die vraag. Doorslaggevend was of de vrouw op het moment van de vermeende verkrachting luidop om hulp riep. Dit geschreeuw toonde volgens middeleeuwse rechtsgeleerden beslist aan dat de handeling tegen de wil van de vrouw plaatsvond. Buren of toevallige passanten werden gealarmeerd door het hulpgeroep, konden het slachtoffer te hulp snellen en de dader onmiddellijk aangeven bij de autoriteiten, waarbij het hulpgeroep als onomstotelijk bewijs fungeerde.
Natuurlijk verliep dat alles in de praktijk niet altijd zo rechtlijnig. Wat als het seksueel geweld plaatsvond op een afgelegen plaats? Wat als de vrouw gewapenderhand bedreigd werd en niet om hulp kon roepen? Na de feiten kon de vrouw (of iemand uit haar dichte omgeving) een klacht indienen waarop een onderzoek werd gestart door enkele rechtsofficieren van de stad. Net zoals dat vandaag ook het geval is, was het vaststellen van wat er exact gebeurd was een complex proces.

De middeleeuwse rechters hielden daarbij niet alleen rekening met de status van het slachtoffer – was zij een jonge maagd die haar kans op een huwelijk in de rook zag opgaan of een prostituee die een ‘oneerbaar’ leven leidde? –, maar ook met de plaats, het tijdstip en de omstandigheden van de misdaad. Over het algemeen moest duidelijk blijken dat de goede en eerbare vrouw zich voldoende had verweerd tegen de avances van de dader. Dat kon bijvoorbeeld door zich voortdurend te verontschuldigen, te bidden of te benadrukken dat zij verloofd of gehuwd was.
Dat was niet anders voor het jonge slachtoffer van Jan. Nadat hij haar had achtervolgd, wilde hij haar meenemen naar een taverne om iets te drinken, waarop zij vriendelijk antwoordde dat ze dat niet zag zitten en hem vervolgens meermaals smeekte haar te verontschuldigen.
Gewelddadige seks of seksueel geweld?
Maar de dader liet het jonge meisje niet gaan. Integendeel, hij dreigde dat als zij zou roepen of proberen te ontsnappen hij haar armen en benen zou afhakken en haar de keel zou oversnijden. Ook iedereen die haar zou pogen te helpen zou hij ‘dood slaan’. Hij duwde haar zodat zij met de knieën op de grond viel, sloeg met zijn hand in haar gezicht en dwong haar uiteindelijk met zijn zwaard in de hand op een bed te gaan liggen. Een wreed en huiveringwekkend verhaal.

De uitgebreide beschrijving van het geweld dat voorafging aan de eigenlijke seksuele handeling is opvallend. Alle daders van verkrachting die in Brugge bestraft zijn met een onthoofding – een van de zwaarste straffen die men kon krijgen – gedroegen zich enorm agressief en monsterlijk: achtervolgen, ontvoeren, intimideren, bedreigen, inbreken, verwonden en verkrachten. De zware bestraffing lijkt dus eerder het resultaat te zijn van de buitensporige gewelddaden, niet van de verkrachtingsdaad op zich.
Dat idee wordt bevestigd door de bestraffing van enkele pogingen tot verkrachting. Mannen die vrouwen achtervolgden en ontvoerden of bij hen thuis inbraken maar uiteindelijk niet slaagden in hun opzet, werden eveneens opmerkelijk zwaar bestraft. Zij werden namelijk aan de schandpaal gebonden, gegeseld en uiteindelijk voor vijftig jaar – zo goed als levenslang – verbannen uit de stad en bij uitbreiding het volledige graafschap Vlaanderen. De bewaring van de vrede in de stad was onmiskenbaar een belangrijke prioriteit van de autoriteiten en deze mannen veroorzaakten in de eerste plaats grote onrust in de stad.
Dark number
Uit schaamte of uit angst voor een slechte reputatie zullen heel wat vrouwen het niet aangedurfd hebben om zich openlijk en officieel uit te spreken over wat hen overkomen is. Toch lijkt het onwaarschijnlijk dat niet meer vrouwen in contact kwamen met mannen die slechte bedoelingen hadden en dat ze daar ook effectief vergelding voor eisten.
Die vergelding kwam er kennelijk veelal ‘in der minne’ oftewel aan de hand van een mondelinge en informele schikking tussen het slachtoffer, de dader en hun families. Van dergelijke onderlinge overeenkomsten zijn helaas amper sporen terug te vinden. Wat overblijft is aldus een sterk vertekend beeld (enkel gevallen met duidelijke bewijslast kwamen in aanmerking voor bestraffing) en een hoogstwaarschijnlijk bijzonder groot dark number.

Gelukkig achtten middeleeuwse rechtsofficieren het in sommige gevallen wel degelijk nodig verkrachters te bestraffen met het zwaard der gerechtigheid en dat ‘in exempel van anderen’. Ook in middeleeuwen stond de mythe van de brutale, boosaardige en moreel gecorrumpeerde verkrachter sterk. Jan beantwoordde aan dat stereotype en bekocht dat met zijn leven, onder luid gejoel van een woedende menigte.
Meer lezen?
J. Buntinx, ‘Verkrachting en hulpgeroep in het Oud-Vlaams recht’, Handelingen der Zuidnederlandse maatschappij voor taal- en letterkunde en geschiedenis nr. 9 (1955): 15–21.
G. Walker, ‘Everyman or a Monster? The Rapist in Early Modern England, c.1600-1750’, History Workshop Journal nr.76 (2013), 5–31.
G. Seabourne, ‘Rape and Law in Medieval Western Europe’, in: H. Skoda (red.), A Companion to Crime and Deviance in the Middle Ages (Leeds, 2023), 342–357.
Lieze Bertier werkt als wetenschappelijk medewerker en praktijkassistent binnen de Onderzoeksgroep Middeleeuwen aan de KU Leuven, campus Kortrijk. Ze studeerde recent af als historica aan de KU Leuven met een masterproef over huwelijksconflicten en -verwachtingen in het laatmiddeleeuwse Gent.
Titelafbeelding: Lucretia wordt met geboeide handen naar het bed gesleurd door Sextus Tarquinius. Miniatuur uit Roman de la Rose, Frankrijk, 1487-1495. Oxford, Bodleian Library, Ms. Douce 195, fol. 61v.
