Door Christiaan Engberts

Doorheen de woelige geschiedenis van de Leuvense universiteit is er één pand waarin haar heden en haar verleden bij uitstek samenkomen: de Universiteitshal. Vandaag de dag is dat het bestuurlijk en ceremonieel hart van de universiteit, maar haar geschiedenis als universitair gebouw gaat bijna net zo ver terug als die van de universiteit zelf. In de vroege veertiende eeuw besloot de Leuvense gemeenteraad tot de bouw van het pand om de stedelijke lakenhal te huisvesten. Een deel van die lakenhal werd in 1432 aan de universiteit toegewezen toen paus Eugenius IV zijn toestemming gaf om aan de Leuvense universiteit naast opleidingen voor kerkelijk recht, burgerlijk recht, medicijnen en artes (taal- en rekenkunde) ook een theologische faculteit in te richten. De universiteitshal is daarom een herinnering aan de twee partijen die het meeste invloed hebben gehad op de inrichting van de universiteit in haar vroegste jaren: de stad Leuven en de Katholieke Kerk.

Een negentiende-eeuwse afbeelding van de Leuvense Universiteitshal in de vijftiende eeuw (Bron: Wikimedia Commons)

Professorenwerving in Keulen

Die kerkelijke betrokkenheid was onmisbaar, vooral omdat het in laatmiddeleeuws Europa niet mogelijk was om zonder pauselijke goedkeuring een universiteit te stichten. Maar het was wel aan de stedelijke autoriteiten om die nieuwe universiteit van de grond af op te bouwen. Het toewijzen van universiteitsgebouwen behoorde daarbij tot een van de eenvoudigere opgaven. Het samenstellen van een gekwalificeerd professorenkorps was daarentegen misschien wel de grootste uitdaging. De Leuvense universiteit was immers de eerste universiteit in de Nederlanden en moest daarom in het buitenland op zoek gaan naar docenten. De in 1388 gestichte universiteit van Keulen was intussen uitgegroeid tot een gerenommeerde instelling die een grote aantrekkingskracht uitoefende op studenten uit de Nederlanden. Het is daarom ook niet verrassend dat de stad Leuven meerdere pogingen deed om Keulse geleerden naar Brabant te lokken.

Nicolaas van Cusa (Bron: Wikimedia Commons)

In de zomer van 1432 werd de stadsklerk Jan van Erpe bijvoorbeeld naar Keulen gestuurd om een nieuwe docent voor kerkelijk recht te zoeken. Van Erpe was daarvoor bij uitstek geschikt omdat hij als een van de eersten aan de jonge Leuvense universiteit zijn licentiaat in het kerkelijk recht had behaald. Naar aanleiding van Van Erpes trip werd besloten om hoogleraar Janne van Spulle aan te schrijven met de vraag of hij in Leuven zou willen komen werken. Van Spulle was niet ver van Leuven geboren en zou misschien wel interesse hebben om naar zijn geboortestreek terug te keren. Toen de twee brieven van de gemeenteraad aan Van Spulle niet tot het gewenste resultaat leidden, werd Van Erpe nogmaals naar Keulen gestuurd in de hoop dat hij hem zou kunnen overtuigen. Maar tot de teleurstelling van de Leuvense gemeenteraad zou Van Spulle echter in Keulen blijven tot zijn overlijden in 1447.

Professorenwerving op het Concilie van Bazel

De gemeenteraad van Leuven stuurde vertegenwoordigers niet alleen naar universiteiten in de buurt, maar zond hen ook naar andere plaatsen om professoren te werven. Dat blijkt onder meer uit de pogingen om een andere – nog veel beroemdere – Keulse kenner van het kerkelijk recht aan te trekken: Nicolaas van Cusa. Tussen 1428 en 1435 nam de gemeenteraad meerdere keren met hem contact op. De netwerkmogelijkheden die de Katholieke Kerk bood, bleken daarbij goed van pas te komen. Cusa nam namelijk als vertegenwoordiger van de bisschop van Trier deel aan het Concilie van Bazel (1431-1449) dat theologen en kerkrechtgeleerden uit heel Europa samenbracht. De Leuvense afgezant in Bazel, ene Henric Kuyk, slaagde er uiteindelijk niet in om Cusa voor de Leuvense universiteit te winnen. Cusa koos namelijk voor een kerkelijke carrière waarin hij het tot bisschop en kardinaal zou schoppen. Maar omdat het Concilie zoveel gerenommeerde geleerden voor langere tijd samenbracht, slaagde de een andere gemeentelijke gezant, Heinnen van Ruysbrouc, er enkele maanden later wel in om de hoogleraar Lodewyk de Gharsijs te  overtuigen om van Bologna naar Brabant te verhuizen.

Een paus, kardinalen en bisschoppen op het Concilie van Bazel (Bron: Wikimedia Commons)

In de vijftiende eeuw behoorde de universiteit van Bologna namelijk tot de meest prestigieuze universiteiten van Europa op het vlak van kerkelijk recht. Het besluit van de stad Leuven om op het Concilie van Bazel op zoek te gaan naar een nieuwe professor bleek dus toch een schot in de roos te zijn. De Leuvense opleiding in het kerkelijk recht kon trots pronken met haar gevierde Italiaanse hoogleraar, wiens komst te danken was aan een samenspel van stedelijke ondernemingsdrang en kerkelijke netwerken. Laat net dat samenspel verrassend veel gelijkenissen vertonen met hoe de stedelijke lakenhal werd omgevormd tot de universiteitshal van een katholieke universiteit.

Over de rol van universiteiten bij het Concilie van Bazel, zie: Antony Black, ‘The Universities and the Council of Basle: Collegium and Concilium,’ in: Josef IJsewijn and Jacques Paquet (eds.), The Universities in the Late Middle Ages, 511-523 (Leuven, Leuven University Press: 1978).

Fragmenten uit de boekhouding van de stad Leuven die betrekking hebben op de werving van Van Spulle, Cusa en Gharsijs zijn te vinden in: E. Reusens, Documents relatifs à l’histoire de l’université de Louvain (1425-1797), tome I (Leuven: 1903), 136-139.

Titelafbeelding: Fragment van de Leuvense Universiteitshal (Bron: Wikimedia Commons)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.