Maandelijks archief: oktober 2024

Hoe surreëel! 100 jaar surrealisme in het Engels, Frans en Nederlands

Door Kate Kangaslahti

Toen Europa zich eind mei 2020 begon los te weken van de vreemdheid van de eerste coronalockdown, nomineerde de Nederlandse krant de Volkskrant het woord ‘surreëel’ tot “het anglicisme van de week”. Tijdens de coronacrisis werden veel Engelse woorden en uitdrukkingen – waaronder ook het woord ‘lockdown’ – onderdeel van het dagelijks taalgebruik. Precies daarover klaagden de lezers van de Volkskrant; zij wilden fatsoenlijke Nederlandse alternatieven.

Maar columniste Nienke van Leverink stelde dat er een verschil bestaat tussen het gewone gebruik van Engelse woorden en échte anglicismen. “Anglicismen zijn gemakzuchtige, en in onze ogen vaak belabberde, leenvertalingen die klinken als correct Nederlands maar dat net niet helemaal zijn”, schreef ze. Daarom verzette ze zich tegen ‘surreëel’ als een slechte vertaling van het Engelse woord ‘surreal’, dat gewoon “‘surrealistisch’ betekent […]. ‘Surreëel’ verwijst alleen maar naar de stijl van het surrealisme, de kunststroming. Is het erg? […] Ja, het is erg dus.” Maar had ze gelijk?

André Breton en andere toekomstige surrealisten bij de opening van de tentoonstelling ‘Dada Max Ernst’ in Parijs in 1921. (Wikimedia Commons, Public Domain)

In het Engels is het woord ‘surreal’ een ‘back formatie’ (of moet dat terugvorming zijn?). Dat is het taalkundig proces waarbij nieuwe woorden ontstaan door affixen uit bestaande woorden te verwijderen. Dat kan misleidend zijn omdat het resultaat van dat proces er dan uitziet of klinkt alsof het de stam is van andere, langere woorden, terwijl het in feite net ontstaat vanuit die langere, oudere woorden. De Oxford English Dictionary vermeldt het vroegste gebruik van ‘surreal’ in het Engels in 1937. De term ‘surrealist’ verscheen daarentegen voor het eerst in een Engelse publicatie uit 1918 – ontleend aan het Frans – over het werk van de Franse dichter Guillaume Apollinaire.

Het was die avant-gardistische dichter Apollinaire aan wie we de uitvinding van het Franse woord ‘surréaliste’ in 1917 te danken hebben. Hij gebruikte dat nieuwe woord voor het eerst om een bijzondere theatervoorstelling te beschrijven: het ballet Parade, gecomponeerd voor de Ballets Russes van de Russische impresario Sergei Diaghilev. Dat ballet zat vol van de verrassingen en absurditeiten, maar onthulde ook enkele waarheden over de wereld, vond Apollinaire. Om dat ballet te beschrijven, combineerde hij het Franse ‘sur’ (in de zin van ‘voorbij’) en ‘réalisme’, en kwam zo uit op ‘surréalisme’ om een type kunst te definiëren die verder ging dan het alledaagse en de aard van de werkelijkheid probeerde te ontmaskeren.

André Breton, ‘Manifest van het Surrealisme’, 1924. (Privéverzameling)

Apollinaire stierf in 1918 aan de gevolgen van de Spaanse Griep, die andere wereldwijde pandemie. Dat betekende dat voor een korte periode het door hem bedachte woord ‘surréalisme’ met hem stierf. Maar het werd al snel nieuw leven ingeblazen door de Parijse dichter André Breton, die in de nasleep van de Eerste Wereldoorlog een groep kunstenaars en schrijvers rond hem verzamelde. Getraumatiseerd door hun oorlogservaringen, waren die artiesten allemaal overtuigd van de irrationaliteit en het morele bankroet van de moderne wereld.

Dat pessimisme werd de basis van een nieuwe tendens in de kunst en literatuur. In oktober 1924, 100 jaar geleden, eigende Breton zich de term van Apollinaire toe in zijn Manifest van het Surrealisme. Geïnspireerd door het werk van Sigmund Freud en zijn ideeën over het onbewuste en het belang van dromen, probeerden de surrealisten kunstwerken te maken die de bestaande sociale orde uitdaagden en de burgerlijke en bourgeois nadruk op logica, rede en de onderdrukking van het menselijk verlangen ondermijnden. Ze deden dit door bizarre, erotische of absurde kunstwerken te creëren die het begrip tartten.

Het surrealisme trok al snel internationale kunstenaars aan, waaronder de Belg René Magritte, die officieel lid werd van de groep in 1926 en uitgroeide tot een van de bekendste surrealistische schilders. In de jaren 1920 en 1930 breidde het surrealisme en zijn “revolutie van de geest” zich uit van Parijs en Brussel tot kunstenaars in Caïro, Kopenhagen, Londen, Mexico-Stad, Praag, Sydney en Tokio.

Cover van Time Magazine, 14 december 1936, met foto van Salvador Dalí door Man Ray. (Privéverzameling).

Het surrealisme werd een mainstream beweging die prominent aanwezig was in reclame en mode. In 1936, toen het Museum of Modern Art in New York een grote tentoonstelling wijdde aan Fantastic Art, Dada and Surrealism, stond de Spaanse kunstenaar Salvador Dalí op de cover van Time Magazine en ontwierp hij een etalage voor het chique warenhuis Bonwit Teller op Fifth Avenue – eveneens in New-York. De technieken van Magritte, die ook als commercieel illustrator had gewerkt, inspireerden het reclameontwerp. Het was ook toen dat het woord ‘surreal’ zijn retrograde intrede deed in de Engelse taal, als een weerspiegeling van de manieren waarop het surrealisme in de populaire cultuur was doorgedrongen.

Catalogus van de tentoonstelling ‘Fantastic Art, Dada and Surrealism’, Museum of Modern Art, New York, 1936. (Privéverzameling)

Maar betekenen het Engelse ‘surreal’ en het Nederlandse ‘surrealistisch’ dan echt hetzelfde? Van Dale definieert ‘surrealistisch’ als: “1) van, betreffende, in de stijl van het surrealisme; 2) van de surrealisten; en 3) als in het surrealisme, onwerkelijk, onwezenlijk, vreemd.” De Amerikaanse Merriam-Webster daarentegen, onderscheidt de betekenis van ‘surreal’ als “gekenmerkt door de intense irrationele realiteit van een droom”; terwijl ‘surréel’ in het Frans door Le Robert niet wordt gedefinieerd als ‘onwerkelijk’ maar eerder als “voorbij de werkelijkheid”. Hierin lijkt het belangrijkste verschil te liggen: ‘surreal’ (in tegenstelling tot ‘surrealistic’, dat ook in het Engels bestaat) wordt gebruikt om een gevoel of indruk te beschrijven dat vandaag in de publieke verbeelding bestaat, maar losstaat van de kunststroming zelf .

In 2016 verkoos de Merriam-Webster ‘surreal’ zelfs als woord van het jaar. Het aantal online zoekopdrachten naar ‘surreal’ namen dat jaar namelijk toe na verschillende gebeurtenissen, gaande van de terroristische aanslagen in Brussel tot de Brexit-stemming in Groot-Brittannië en de verkiezing van Donald Trump tot president van de Verenigde Staten. “It was surreal!” is een Engelse uitdrukking die sprekers gebruiken wanneer ze geconfronteerd worden met iets dat onbetwistbaar écht is, maar zo bizar dat het hun begrip van de werkelijkheid tart.

“Het is duidelijk een woord”, legt lexicograaf bij Merriam-Webster Peter Sokolowski uit, “waar mensen naar grijpen als ze ergens erg verbaasd en geschokt over zijn”. In 2020, te midden van een wereldwijde pandemie, deden sommige Nederlandstaligen dus iets soortgelijks. Is ‘surreëel’ dan niets meer dan een “luie leenvertaling uit het Engels”, zoals de Volkskrant suggereerde? Of is er plaats voor het woord in het Nederlands, los van – of ‘voorbij’ – het surrealisme?

Francisca Vandepitte, Geert Van der Hallen (eds), Imagine! 100 jaar internationaal surrealisme (Brussel: Ludion, 2024).

Ruth Brandon, Surreal Lives: The Surrealists 1917–1945 (New York: Grove Press, 1999). 

Kate Kangaslahti is een onderzoeksmedewerker bij de Onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 aan de KU Leuven. Haar onderzoek richt zich op de relatie tussen visuele cultuur en politiek in de eerste helft van de twintigste eeuw. Momenteel is ze ook docent aan het Instituut voor Europese Cultuur en Samenleving en mededirecteur van MDRN, een onderzoekslaboratorium voor literaire en culturele studies, met een focus op de eerste helft van de twintigste eeuw in Europa.

Titelafbeelding: de bekende pijp die kunstenaar René Magritte vaak schilderde, met op de achtergrond de woorden ‘surrealisme’ en ‘surreëel’, uit een woordenboek. De afbeelding werd samengesteld door Kate Kangaslahti zelf.

De moeilijke geschiedenis van een Berlijns paleis, in Google Maps-reviews

Door Jasper Snoeys

Wie het bekende Museumsinsel in Berlijn bezoekt, kan sinds 2021 niet naast het achttiende-eeuwse Stadtschloss kijken. Officieel heet dat paleis Humboldt Forum en er vinden verschillende tentoonstellingen en evenementen plaats, zoals een theaterspektakel over het Palast der Republik dat in de Duitse Democratische Republiek (DDR) op dezelfde plaats stond. Dat de Duitse hoofdstad op elke straathoek een stuk geschiedenis herbergt, is hier niet anders: het paleis is namelijk niet zomaar een paleis.

Ter voorbereiding op een trip naar het Humboldt Forum blijken online recensies op Google Maps voor veel toeristen interessant. Iemand schrijft er dat het ‘Indrukwekkend [is] om te zien hoe de geschiedenis hier weer tot leven komt en er tegelijk een nieuwe culturele bestemming is gevonden’. Of nog, over het dakterras: ‘Wat een adembenemend uitzicht. Net geopend, en de meeste delen lijken erg op het originele gebouw. Erg rijke geschiedenis.’ Het bezoeken waard, zo klinkt het.

Het in 1976 geopende Palast der Republik op de (toenmalige) Marx-Engels-Platz, met op de achtergrond de Fernsehturm die in 1969 het levenslicht zag op de Alexanderplatz. (Bron: Istvan, Wikimedia Commons, licentie Creative Commons)

Toch bevatten die recensies meer dan een oordeel: de negatieve commentaren trekken het historische karakter van het paleis in twijfel. Iemand schreef dat het een ‘imitatiekasteel is dat feitelijk in Euro Disney thuishoort’, gevolgd door een forse: ‘Het DDR verleden probeert men hier weg te poetsen’. Iemand die opgegroeid was in de DDR en het Palast der Republik kende, schreef dat het een ‘schande’ is dat het Palast afgebroken werd, waardoor ‘het verleden van de DDR-burgers uitgewist wordt’.

Dat een schijnbaar onschuldig barok paleis zoveel weerstand opwekt, is niet zonder reden. Het oude Stadtschloss, waar de koninklijke en keizerlijke families van Pruisen en Duitsland resideerden, werd in 1950 op aangeven van toenmalig DDR-leider Walter Ulbricht opgeblazen. Dat had te maken met de schade door de bombardementen aan het einde van de Tweede Wereldoorlog, maar vooral met de betekenis van het paleis. Het symboliseerde immers de monarchie en stond daarmee lijnrecht tegenover de arbeiderssamenleving zoals die zich moest voltrekken in het naoorlogse Oost-Duitsland.

Die nieuwe socialistische samenleving had nood aan een ander paleis van en voor het volk, vond Ulbricht. Het Palast der Republik, dat in 1976 opende, bood de Oost-Berlijners een restaurant, concertzaal én werkende telefoons in de inkomhal. Dat er in het Palast ook een Volkskammer was, waar het schijnparlement samenkwam, wordt af en toe vergeten. De modernistische architectuur en het DDR-embleem dat de gevel sierden ademen bovendien misschien vooral ostalgie uit; het nostalgische – maar veelal te positieve – gevoel naar de op Sovjet-leest geschoeide DDR. Toch was het een plek die vele inwoners van Oost-Berlijn liefhadden, zoals ook te lezen is in de reviews op Google Maps. Waarom moest het dan wijken voor het oude Stadtschloss?

De reconstructie van het oude Stadtschloss in 1993 door middel van opgehangen canvassen, tegen het net gesloten – maar nog niet gesloopte – Palast der Republik. (Bron: Friedrich-Karl Mohr, Wikimedia Commons, licentie Creative Commons)

Die beslissing heeft vooral te maken met de periode ná de hereniging van Duitsland, omstreeks 1990, en hoe dat andere Duitsland, de Bondsrepubliek (BRD), het Palast in het centrum van de nieuwe hoofdstad beschouwde als een laatste herinnering aan de autoritaire politiestaat die de DDR, in hun ogen, was. Het stond volgens hen bovendien de opbouw van een nieuwe collectieve Duitse identiteit in de weg. Net als de Mauer moest het paleis wijken. Dat het Palast vanwege asbest moest sluiten, kwam mooi uit. Omdat een renovatie te duur was, besliste het Duitse parlement in 2003 om het af te breken.

Die afbraak passeerde evenwel de herinneringen, emoties en betekenissen die veel Oost-Duitsers – of toch Oost-Berlijners – aan de plek koppelden. Iets wat lang onderdeel van hun leven was geweest, werd nu plots weggeveegd – of zoals iemand het op Google Maps schreef: ‘ze [hebben] de geschiedenis uitgewist en met de grond gelijk gemaakt’. Alsof hun ervaringen en identiteit deel waren van een ongewenst stuk Duitse geschiedenis, meer zelfs: alsof zij dat zélf waren. ‘Ik zal ons Palast der Republik echt voor altijd missen. (….) Wat zal het volgende zijn dat moet verdwijnen?’ Iets verderop valt te lezen dat het Palast ‘een echt cultureel centrum [was], vol leven, waar het verder grijze socialisme zichzelf een wat kleurrijke façade gaf’. Niet voor niets kregen de West-Duitsers al snel de bijnaam besserwessi’s.

De zes meter hoge letters die samen het Duitse woord voor ‘twijfel’ vormen, op het dak van het Palast der Republik in 2005. (Bron: Jula2812, Wikimedia Commons, licentie Creative Commons)

Dat het oude Stadtschloss op dezelfde plek als het Palast opduikt, is vooral een poging om het oude historische centrum van de stad, van voor de verwoestingen van de Tweede Wereldoorlog en de deling van Duitsland, te herstellen. In 1993 al reconstrueerde de Franse kunstenaar Catherine Feff met canvassen de façades van het oude Stadtschloss. Hoewel dat uitzicht sommigen kon bekoren, vormde het steeds meer vervallen Palast al snel het decor voor protesten. De Noorse artiest Lars Romberg versterkte die door in 2005 het woord Zweifel op het gebouw te plaatsen. Op Google Maps benadrukt iemand bovendien dat ook het Stadtschloss niet onbesproken was, het representeerde namelijk ‘de exacte periode (…) waarin koloniën tot slaaf werden gemaakt’.

De afbraak van het Palast werd stevig vertraagd, maar ook de debatten over hoe het oude Stadtschloss herop te bouwen liepen verre van vlot. Dat de plek van het afgebroken Palast dienstdeed als groene ligweide deerde weinig Berlijners – die open plek in het midden van de stad had nog wel iets, klonk het. ‘Waarom heeft men er geen woningen gebouwd?’, valt dan ook op Google Maps te lezen. Of nog: ‘Het geld had men beter gebruikt om scholen mee te bouwen.’ Alles behalve dat verdomde Stadtschloss.

Toch verrees vanaf 2013 het oude Stadtschloss, volgens iemand op Google Maps een ‘zielloze bunker’, terug uit de assen van 1950. Om het verschil met die eerste versie te benadrukken, is, toevallig of niet, de oostgevel strak, grijs en rechthoekig, zonder de pracht en praal die het barokke paleis typeerde. Het verklaart hoe erfgoed, datgene wat we in onze straten als geschiedenis typeren, nooit automatisch en uit zichzelf een betekenis heeft – ook al lijkt dat misschien zo. Het zijn net mensen die de geschiedenis maken, en datzelfde geldt ook voor erfgoed. Dat veel reviews op Google Maps het vooral hebben over het dakterras en de bar, hoort daar evenzeer bij.

Sharon Macdonald (ed.), Doing Diversity in Museums and Heritage: a Berlin Ethnography (Transcript, 2022).

Brian Ladd, The Ghosts of Berlin: Confronting German History in the Urban Landscape (The University of Chicago Press, 2018).

Carol Anne Costabile-Heming, ‘The reconstructed City Palace and Humboldt Forum in Berlin: restoring architectural identity or distorting the memory of historic spaces?’, Journal of Contemporary European Studies, 25 (4), 441-454 (2017).

Jasper Snoeys is als doctoraatsstudent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij voert onderzoek naar de emotionele en zintuiglijke ervaringen van erfgoedtoerisme in België. Daarnaast is hij ook mederedacteur van Cultuurgeschiedenis.be.

Titelafbeelding: Het in 2021 geopende Humboldt Forum langs de oostelijke zijde bekeken. De moderne betonnen zijgevel en het contrast met de heropgebouwde barokke façades van het achttiende-eeuwse Stadtschloss vallen hier op. Rechts achteraan de Berlijnse Dom. (Bron: ArildV, Wikimedia Commons, licentie Creative Commons)