Maandelijks archief: juli 2018

Wouters 4 leukste historische plekken in Noord-Brabant

Tijdens de zomervakantie polsen we naar de toeristische tips van onze cultuurhistorici. Deze week: Wouter Egelmeers.

Weinig Belgen in de provincies Antwerpen en Waals- en Vlaams-Brabant zullen zich in de eerste plaats Brabanders voelen. In het noordelijkste deel van het oude hertogdom, het Nederlandse Noord-Brabant, is dat wel anders. Omdat vakanties dichtbij huis ook verrassende inzichten kunnen leveren en om het eenheidsgevoel onder de Brabanders nieuw leven in te blazen: enkele tips van Wouter Egelmeers, geboren Noord-Brabander.

  1. Den Bosch
Een close-up van het exterieur van de Sint-Janskathedraal. De toren was ooit tientallen meters hoger, maar werd in 1584 door de bliksem getroffen.

De hoofdstad van het Nederlandse deel van Brabant, en naast Leuven, Antwerpen en Brussel een van de oude hoofdsteden van het hertogdom, is ’s-Hertogenbosch. Met zijn gedeeltelijk bewaard gebleven vestingwerken, oude steegjes en het tot pal aan de stadswallen lopende natuurgebied “het Bossche Broek” is het een van de mooiste steden van Brabant. De van ontelbare luchtbogen en ornamenten voorziene Sint-Janskathedraal wordt gezien als het hoogtepunt van de Brabantse gotiek. De stichter van de stad was waarschijnlijk hertog Hendrik I van Brabant, die in de Leuvense Sint-Pieterskerk begraven ligt.

  1. Nassaustad Breda
Het interieur van de Prinsenkapel te Breda, met het praalgraf van Engelbert II van Nassau.

Breda is in veel opzichten na ’s-Hertogenbosch de ‘tweede’ stad van Noord-Brabant. In de negentiende eeuw heeft het er bij de oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden zelfs nog kort om gespannen of Breda de hoofdstad van de provincie zou worden. De stad wordt ook wel het ‘Haagje’ van het Zuiden genoemd, misschien vanwege de band met de familie van Oranje-Nassau. De Nassaus hadden Breda vanaf de vijftiende eeuw als thuisbasis, en als de Tachtigjarige Oorlog het niet had verhinderd, was Willem van Oranje net als zijn voorouders in de Bredase Onze-Lieve-Vrouwekerk begraven. Deze kerk is ook zonder Willems graf zeker de moeite van het bezoeken waard vanwege de goed bewaard gebleven architectuur en de zogenaamde Prinsenkapel, met het praalgraf van de Brabantse edelman Engelbrecht II van Nassau.

  1. Een Sint-Pieterskerk in zakformaat
Het interieur van de basiliek te Oudenbosch, compleet met een verkleinde versie van het baldakijn van Bernini.

Net als in het Belgische deel van het oude hertogdom is de bevolking van Noord-Brabant van oudsher katholiek. Hoe sterk dit katholicisme was, is nog te zien in het plaatsje Oudenbosch. Dit dorp functioneerde als verzamelpunt voor de ruim 3200 Nederlandse vrijwilligers die in de periode 1861-1870 bereid waren als zogenaamde ‘zoeaven’ hun leven te geven voor de paus, in de strijd tegen de Italiaanse nationalisten die van Rome de hoofdstad van de nieuwe verenigde republiek Italië wilden maken. De pastoor van Oudenbosch richtte voor de Italiëgangers een speciaal instituut op, geflankeerd door een verkleinde replica van de Sint-Pieterskerk in Rome, met de gevel van de Sint-Jan van Lateranen. Vlakbij deze bijzondere kerk is het enige zoeavenmuseum van Europa gevestigd.

  1. Het slagveld bij Strijbeek
De Strijbeeksche Beek.

Het lot van negentiende-eeuwse veldslagen was vaak zwart-wit: of de plek waar ze zich hadden afgespeeld werd tot een trekpleister omgevormd, of ze verdwenen in de vergetelheid. Op Noord-Brabants grondgebied heeft een heel kleine veldslag plaatsgevonden – als hij die naam al verdient – waaromheen vrij recent alsnog een herinneringscultuur is ontstaan. In de winter van 1813-1814 rukten Pruisische en Russische troepen via Noord-Brabant op richting de belangrijke vesting- en havenstad Antwerpen. Aan de Nederlandse zijde van de bevroren Strijbeeksche Beek stootten tweehonderd Fransen en vierhonderd Pruisische manschappen op elkaar, waarbij er dertien doden vielen. Bijna twee eeuwen later, begin 2004, is er aan de rand van het voormalig slagveld een granieten zwerfkei geplaatst met een gedicht dat aan de slag herinnert. Op 2 januari 2014, precies tweehonderd jaar na de slag, werd het gevecht door historische re-enactors nagespeeld.

Wouter Egelmeers is als wetenschappelijk medewerker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar publicatiecultuur en piraterij in de negentiende-eeuwse wetenschap.

Joliens 5 favoriete slagvelden

Tijdens de zomervakantie polsen we naar de toeristische tips van onze cultuurhistorici. Deze week: Jolien Gijbels.

Plaatsen die met catastrofes en menselijk lijden worden geassocieerd, doen het goed in het toeristisch aanbod. Sinds de Eerste Wereldoorlog nam het aantal bezoeken aan voormalige strijdtonelen sterk toe. Toch zijn er ook voorbeelden van oudere slagvelden die al langer reizigers aantrekken.

  1. Troje
De muren van het oude Troje.

In de Griekse mythologie staat de Trojaanse oorlog bekend als de tienjarige belegering van Troje door het Griekse leger die uitmondde in een Griekse overwinning en de verwoesting van Troje. Vroege reizigers die het slagveld wilden bezoeken, waren niet alleen gefascineerd door de veldslag, maar ook door de herinnering aan beroemde machthebbers die het slagveld eerder hadden bezocht. Volgens de oud-Griekse geschiedschrijver Herodotos behoorde de Perzische koning Xerxes in 480 v.C. tot een van de eerste bezoekers. Een eeuw later, in 334 v.C., onderbrak de Macedonische vorst Alexander de Grote zijn invasie van Azië om een bezoek te brengen aan het slagveld van Troje. Net als Xerxes bracht hij er een offer aan de godin Athena en eerde hij de graven van de Griekse helden. Kort na zijn bezoek groeide het slagveld uit tot een grote trekpleister in de Oudheid.

  1. Groeningekouter (Kortrijk)
Het enige resterende deel van de Groeningebeek waarachter het Vlaamse leger zich had opgesteld.

Historische slagvelden vergen van bezoekers veel verbeeldingskracht. Veranderingen aan het oorspronkelijke landschap maken het moeilijk om zich de voorbije strijd voor te stellen. Dat is zeker zo bij oude strijdtonelen die door processen van stadsuitbreiding in de loop der geschiedenis onherkenbaar zijn geworden als slagveld, zoals de Groeningekouter in Kortrijk waar de Guldensporenslag plaatsvond. In 1302 versloegen de Vlaamse ambachten er aan de zijde van de Graaf van Vlaanderen de alliantie van de Vlaamse patriciërs en de Franse koning. Eeuwen later ontstond er een Vlaams-nationalistische cultus rond het slagveld, en deed de mythe van een Vlaamse vrijheidsoorlog met bijhorende helden als Pieter de Coninck zijn intrede. Dat Kortrijk ieder jaar op de officiële Vlaamse feestdag de Belgische media haalt, heeft dus vooral te maken met de toe-eigening van de veldslag door de Vlaamse beweging vanaf het einde van de negentiende eeuw.

  1. Merelveld (Kosovo)
De Slag op het Merelveld (Adam Stefanović, 1870).

Meestal herinneren slagvelden aan glorieuze overwinningen met bijhorend bloedvergieten en voorbeelden van heldenmoed. Het middeleeuwse slagveld Merelveld, daarentegen, herinnert de Serviërs aan een historische nederlaag. Op 5 kilometer van de huidige Kosovaarse hoofdstad Pristina versloeg het Ottomaanse leger in 1389 de Serviërs. In de ogen van Servische nationalisten uit de negentiende eeuw was dit een onrechtvaardige nederlaag die het begin van een eeuwenlange Ottomaanse overheersing inluidde. Deze nationale mythe ondersteunt ook nu nog de territoriale aanspraken van Servische nationalisten op Kosovo.

  1. Waterloo
Het slagveld in 1900.

Onmiddellijk na de Slag bij Waterloo in 1815 maakten de eerste bezoekers hun opwachting. Ze stonden oog in oog met de doden en gewonden die in de eerste weken na de strijd waren blijven liggen. De sporen van de veldslag maakten een diepe indruk op hen. Na enkele jaren werden ook een aantal monumenten vast onderdeel van een doorsnee bezoek. Een colonne ter ere van de Britse luitenant-kolonel Gordon (1817) werd gevolgd door een piramide ter nagedachtenis aan de moed van de Hannoveranen (1818) en een Pruisisch monument in Plancenoit (1819). Met de komst van de Nederlandse leeuw in 1826 bleef enkel de verliezende partij ondervertegenwoordigd. Franse bezoekers zouden tot het begin van de twintigste eeuw op hun eerste gedenkteken moeten wachten.

  1. Gettysburg
Canonnen op het slagveld van Gettysburg.

In 1863 kort na de driedaagse strijd in Gettysburg, de grootste veldslag uit de Amerikaanse burgeroorlog, ontstond de idee om het slagveld in de oorspronkelijke staat te bewaren. De Gettysburg Battlefield Memorial Association kocht verschillende stukken land op die later werden erkend als een National Military Park. Een groep veteranen legde zich toe op de ontwikkeling van het park met observatietorens, wegen en wegmarkering die de aandacht vestigen op de belangrijkste episodes uit de veldslag. Eerst werden vooral de overwinnaars, de noordelijke unionisten, vereeuwigd op het terrein. Na enkele decennia nam ook de interesse van veteranen uit zuidelijke staten toe. Al snel groeide de site uit tot een nationaal symbool. Op de herdenkingen van 1913 en 1938 vierden talloze overlevende veteranen uit het noorden en zuiden van het land de nationale hereniging van de Verenigde Staten.

Jolien Gijbels is als doctoraatsstudent verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 van de KU Leuven. Ze verricht onderzoek naar de rol van levensbeschouwelijke diversiteit in de Belgische medische pers in de negentiende eeuw.

4 keer ondergronds met Timo

Tijdens de zomervakantie polsen we naar de toeristische tips van onze cultuurhistorici. Timo Van Havere bijt de spits af.

Alvorens hij in 1788 Rome verliet, wilde Goethe de catacomben van Sebastianus bezoeken. De muffe ruimtes bevielen hem niet, zodat hij deze snel weer ontvluchtte. Met een goed boek compenseerde Goethe vervolgens het teleurstellende bezoek. Timo Van Havere zoekt naar een ondergrondse plaats waar het wel aangenaam vertoeven is.

  1. Sir John Soane’s Museum (Londen, Verenigd Koninkrijk)

De mooiste kelder ter wereld bevindt zich onder 13, Lincoln’s Inn Fields in Londen. Daar woonde vanaf 1813 John Soane. Deze neoklassieke architect maakte van zijn huis een ode aan de architectuur, waar hij graag bezoekers verwelkomde. Na zijn dood in 1837 werd de woning een museum.

De catacomben van John Soane in 1835.

Tegenwoordig blijft de voordeur van het huis gesloten. De recente restauratiecampagne heeft ervoor gezorgd dat bezoekers Soane’s woning betreden via de kelder van nr. 12. Het is jammer dat het parcours dat Soane zelf uitdacht, niet meer wordt gevolgd. Als nieuw aanvangspunt is de kelderverdieping nu belangrijker dan ooit tevoren.

De excentriciteit van het hele huis zit weliswaar al in de kelder verscholen. Een deel ervan werd een gotische fantasie, geconstrueerd rond de fictieve Padre Giovanni. Die monnik kreeg zelfs een graf, maar de inscriptie ‘Alas, Poor Fanny!’ maakt duidelijk dat de familiehond er begraven ligt. De laatste restauratie herstelde de verzameling grafurnen, die gepresenteerd worden in pseudo-catacomben. Toch lonkt de trap naar boven.

  1. Saint Agatha’s Historical Complex (Rabat, Malta)

Echte catacomben vindt men onder meer in Malta. Vooral Rabat, de voorstad van de voormalige hoofdstad Mdina, biedt ondergrondse bezienswaardigheden. Daar bevindt zich onder meer Saint Agatha’s Historical Complex, met een museum, een crypte en catacomben.

De overdaad in het museum contrasteert met de ondergrondse eenvoud.

Al wie de crypte van Sint-Agatha en de catacomben wil bezoeken, moet eerst wat tijd doorbrengen in het museum. Daar wordt een archeologische collectie getoond, aangevuld met een verzameling mineralen, kerkelijke kunststukken en diverse objecten. Er valt genoeg te ontdekken in dit wonderbaarlijk kabinet, van een vierduizend jaar oude Nijlkrokodil tot stukjes van de Berlijnse Muur.

In het ondergrondse labyrint holt de gids met gemak door de smalle, kronkelende gangen. Hoogtepunt is een ondergrondse ‘kapel’ met een fresco uit de derde eeuw. De weg daarheen leidt langs ontelbare graven, die door grafrovers en archeologen werden leeggehaald. Enkele skeletten bleven achter. Sommige zijn erg klein: de catacomben waren er voor heel het gezin. Na het bezoek is de Mediterrane zonneschijn des te fijner.

  1. Praetorium (Keulen, Duitsland)

Na de vernielingen van de Tweede Wereldoorlog had Keulen nood aan een nieuw stadhuis. De zogenaamde Spanischer Bau die daarom tijdens de jaren 1950 werd gebouwd, is niet lelijk. Het gebouw is wel erg onopvallend. De ingang van het Praetorium bevindt zich bovendien in een zijstraat, in de Kleine Budengasse.

Het betonnen dak scheidt het Praetorium van de Spanischer Bau.

De fundamenten van het Praetorium, het gouverneurspaleis uit de Romeinse tijd, werden ontdekt tijdens de bouwwerken. In 1956 opende de tentoonstellingsruimte onder het stadhuis, verbonden aan de ruïnes. Dit was een voorloper van het bovengrondse Römisch-Germanisches Museum dat in de jaren 1970 naast de Dom verrees.

Sindsdien werd de tentoonstelling in het Praetorium aangepast, maar toch voelt deze verouderd aan. Een nieuw museum is echter in de maak, met dank aan de grootschalige opgravingen vlakbij. Eerder werd hier al een stuk Romeins riool opengesteld, 150 meter lang. Bezoekers met claustrofobie wordt afgeraden zich daarin te wagen. Wie doorzet kan historisch slenteren, 10 meter onder de Keulse drukte.

  1. Brockville Railway Tunnel (Brockville, Canada)

‘Er kan maar één de eerste zijn,’ klinkt het in het Brockville Railway Tunnel Park Information Centre. En inderdaad, in Brockville – halfweg tussen Montreal en Toronto – bevindt zich de oudste spoorwegtunnel van Canada. Vanaf 1860 verbond de tunnel de industrie langs de Saint Lawrence met de rest van de regio.

De zuidelijke ingang van de spoorwegtunnel, vlakbij de Saint Lawrence.

De laatste trein passeerde in 1970. Vervolgens kocht het stadsbestuur de tunnel, maar het grootste deel ervan verdween achter een hek. Na een opknapbeurt is het nu mogelijk om door de volledige tunnel te wandelen. Die is kleurrijk verlicht en rijkelijk voorzien van infoborden. Het water dat van de tunnelwand drupt, zorgt voor wat avontuur.

Een nieuw bezoekerscentrum zal het succes van de heropening moeten bestendigen. In Brockville heerst enige verbazing over de geslaagde restauratie. Volgens een vrijwilliger zorgen de goede beoordelingen op TripAdvisor ervoor dat de tunnel op de 73ste plaats van de 4458 bezienswaardigheden in Ontario prijkt. Het historisch museum van Brockville droomt intussen ook van uitbreiding.

Timo Van Havere is als aspirant van het FWO verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Hij doet onderzoek naar archief en historische cultuur in de negentiende eeuw.