Maandelijks archief: september 2016

Aids – gegarandeerd meer tijd voor uzelf!

Gastblog door Pieter Verstraete.

Eind jaren zeventig van de voorbije eeuw werd de Westerse wereld opgeschrikt door de komst van een vreemde en klaarblijkelijk besmettelijke ziekte. Bij een aantal mannen uit grote Amerikaanse steden werd een zeldzame huidkanker en longaandoening vastgesteld. De homoseksuele achtergrond van de patiënten leidde ertoe dat het ziektebeeld in eerste instantie als Gay Related Immuno Deficiency Syndrome werd omschreven: een term die de deur wagenwijd en blijvend zou openzetten voor het gevoel van schaamte dat tot op de dag van vandaag aan de ziekte aids verbonden blijft.

Een straf van God

PieterVerstraete-Aids-RareCancerNYT1981In een tijd waarin homoseksualiteit nog maar net uit de lijst van psychiatrische aandoeningen was geschrapt, heractiveerde de term GRID inderdaad de idee dat homoseksualiteit iets was waar men zich voor diende te schamen. De jaren zestig hadden dan in bepaalde middens wel voor een bevrijding van de seksualiteitsbeleving gezorgd, voor nogal wat mensen bleef het liefhebben van iemand van hetzelfde geslacht een onvergeeflijke zonde. Conservatief denkenden grepen de berichten over de nieuwe ziekte maar al te graag aan om luidop te verkondigen dat het een straf van God was. Terwijl de medische gemeenschap worstelde met de naamgeving en de onwetendheid rond de specifieke verspreidingsmechanismen probeerde weg te werken, ontstonden bij het brede publiek de meest waanzinnige theorieën over hoe men de ziekte kon oplopen. De ziekte zou zich via een gecontamineerde WC-bril of een glas water kunnen verspreiden.

Al snel noopte de vaststelling dat de ziekte zich ook bij heteroseksuelen kon ontwikkelen tot naamsverandering: men sprak nu niet langer over GRID, maar had het over Aids: Acquired Immuno Deficiency Syndrome. De nieuwe naamgeving leek echter niet in staat de ziekte los te koppelen van het schuld- en schaamtegevoel.  Het verhaal van de Amerikaanse jongen Ryan White getuigt daarvan. White werd in 1984 gediagnosticeerd met aids. Hij was hemofiliepatiënt en liep de ziekte op ten gevolge van een bloedtransfusie. Nadat bekend was geworden dat hij de ziekte aids had, was hij niet langer welkom in zijn school. Zowel de directeur als verschillende ouders van kinderen die naar dezelfde school gingen, hadden zich fel gekant tegen de aanwezigheid van een aids-patiënt.

PieterVerstraete-Aids-IkHebAidsOok in Vlaanderen werd aids als een publiek gevaar gezien en werden aidspatiënten met omzichtigheid en wantrouwen behandeld. Dat blijkt althans uit de oproepen die de aids-telefoon – een sensibiliserings- en preventie-initiatief uit de tweede helft van de jaren tachtig – ontving. Zo maakte één van de bellers zich grote zorgen omdat haar dochter in Brussel een appartement had gehuurd net boven dat van een Congolees die toch wel erg veel mensen in zijn woning ontving. Een andere beller vroeg zich dan weer af of hij zijn haar nog wel moest knippen bij zijn homoseksuele kapper die de laatste tijd erg vermagerd was. Het resultaat van de paniek rond de ziekte was dat aids door vele patiënten angstvallig geheim werd gehouden en dat ze overvallen werden door schaamtegevoelens.

De schaamte voorbij?

Toch valt de geschiedenis van aids in Vlaanderen niet samen met schaamte. Zowel de homobeweging als individuele personen trachtten de publieke opinie te bewerken en mensen bewust te maken van de impact die de bestaande beeldvorming had op homoseksuelen in het algemeen en HIV-besmette personen in het bijzonder. Zo bestaat er een opmerkelijke affiche waarmee de kijker wordt opgeroepen om zelf de ‘voordelen’ van het aids-stigma te ervaren:

“Bent u uw drukke sociale leven ook zo beu? Toe aan wat rust in uw leven? Probeer dan het ik heb aids stigma. Zeg dat u aids heeft, en ervaar het zelf! Gegarandeerd meer tijd voor uzelf! Geen zogenaamde ‘vrienden’ meer over de vloer! Nooit meer rekening houden met een partner! En werken? … Vergeet het maar”.

Pascal de Duve op de boekenbeurs.
Pascal de Duve op de boekenbeurs.

Ook de in Parijs levende Vlaamse filosoof en schrijver Pascal de Duve (1964-1993) verzette zich intensief tegen de dominante beeldvorming rond aids. Na het overweldigende success van zijn eerste roman Izo kreeg De Duve te horen dat hij HIV-positief was. Om zijn stukgelopen relatie en de diagnose een plaats te geven, besliste hij om in 1991 een transatlantische reis te ondernemen op een vrachtschip. Het relaas van zijn ervaringen publiceerde hij nadien in dagboekvorm onder de titel Cargo Vie.

Samen met enkele van zijn boeken moeten ook de vele televisieoptredens van De Duve gezien worden in het licht van de strijd die hij voerde tegen de schaamte, tegen het stigma dat als een uitgehongerde troep aasgieren rond de vele patiënten cirkelde. Zo diende hij Jan van Rompaey aan het begin van de jaren negentig ooit als volgt van antwoord op de vraag of hij zijn leven nog steeds de moeite waard vond:

“Het leven is de moeite waard, het leven is de moeite waard en daarom, gebruik alstublieft condooms. Trouw zijn dat is allemaal goed en wel. Dat is goed, dat is prachtig. Maar wij zijn maar mensen en ik zou absoluut willen dat mijn bijdrage deze avond bepaalde taboes doorbreekt, bepaalde mensen helpt om er voor uit te komen dat ze seropositief zijn of dat ze ziek zijn. Niet om er fier op te zijn. Dat is de vraag niet. Maar gewoon omdat men daar niet om beschaamd moet zijn.”

Pieter Verstraete is docent Historisch Pedagogiek aan de KU Leuven. Hij doet onder meer onderzoek naar de geschiedenis van pedagogische initiatieven voor personen met een handicap en naar de geschiedenis van preventie als educatieve ruimte in de context van besmettelijke ziektes zoals TBC, polio en AIDS/HIV.

KateKangaslahte-MulsCatalogueExposition de l’Art italien de Cimabue à Tiepolo, Tentoonstellingscatalogus.
Parijs, Petit Palais, 16 mei – 21 juli 1935.

Tijdens de gespannen jaren tussen de de Wererldoorlogen hielden veel Europese landen tentoonstellingen van hun nationale ‘scholen’ in het buitenland. De kunst diende een politiek doel. De Tentoonstelling van Italiaanse kunst van Cimabue tot Tiepolo in Parijs in 1935 was de grootste en indrukwekkendste van deze tentoonstellingen. Het was een triomf voor de bezieler ervan, Benito Mussolini. Sinds hij aan de macht was gekomen in 1922 waren de relaties tussen Frankrijk en Italië slecht geweest, maar in het midden van de jaren 1930 begonnen ze te verbeteren. De tentoonstelling opende vier maanden na het Frans-Italiaanse akkoord van januari 1935 en was de bekroning van een kort moment van toenadering. Er werden 490 schilderijen tentoongesteld, waaronder kleppers als De Geboorte van Venus van Botticelli, De Annunciatie van Leonardo de Vinci, De Heilige Familie van Michelangelo en De Storm van Giorgione.

Van de tentoonstelling zijn in de Leuvense Universiteitsbibliotheek een aantal catalogi bewaard. De catalogus die hierboven afgebeeld staat werd geschonken door de Vlaamse historicus en kunstcriticus Jozef Muls. Muls had de tentoonstelling in Parijs zelf bezocht, zo blijkt uit zijn bijgeschreven opmerkingen. Die private, spontane reacties op de schilderijen en hun tentoonstelling bieden – wanneer ze leesbaar zijn – een interessant contrast met de hyperbolische recensies die elders verschenen.

Het was voor het eerst dat de Sovjetunie werk uitgeleend had aan een buitenlandse hoofdstad, onder meer twee werken van Leonardo de Vinci, Madonna Benois en Madonna Litta. Er bestond enige twijfel of het laatste werk inderdaad van Da Vinci was. Hoewel het officieel aan hem toegeschreven werd – wat wellicht een voorwaarde was geweest voor de uitlening – werd het in de catalogus als laatste schilderij van Da Vinci opgesomd en werd gewaarschuwd dat ‘het werk altijd is doorgegaan voor een werk van Leonardo da Vinci’. Uit de notities van Muls blijkt dat hij betwijfelde of de Madonna Litta helemaal door Da Vinci geschilderd was. Hij meende dat er een ‘andere hand’ aan het werk was geweest, zoals ook vandaag algemeen aangenomen wordt.

Tekst: Kate Kangaslahti. Afbeeldingen: Universiteitsbibliotheek Leuven.

Hoe de arts een rechter werd

Op 1 januari 1931 werd de wet tot Bescherming van de Maatschappij van kracht. Krankzinnige delinquenten konden, zo bepaalde die wet, aan verzorgingsmaatregelen onderworpen worden. Ze werden geïnterneerd in gespecialiseerde penitentiar-psychiatrische instellingen, waar speciaal opgerichte commissies beslisten over hun plaatsing en eventueel (voorlopige) vrijlating. Ook al was het een rechter die besliste over het effectief in kracht stellen van de maatregel, het was duidelijk een arts die besliste of een delinquent ervoor in aanmerking kwam of niet. Vrijlatingen waren enkel mogelijk indien een psychiater oordeelde dat de geestestoestand van de geïnterneerde opnieuw ‘normaal’ was. Met die wet was de arts een rechter geworden.

Dat mocht Marie ondervinden toen ze in de winter van 1954 in de buurt van Brussel gearresteerd werd voor poging tot moord. Ze had thuis de gaskraan opengedraaid, haar dochter was ternauwernood aan de dood ontsnapt. Marie ontkende de moordpoging en beweerde dat ze enkel zichzelf van het leven wilde benemen. Ze bevond zich naar eigen zeggen in een zeer zware periode en had genoeg van het leven.

Enkele dagen na de feiten verscheen Marie in het justitiepaleis voor de onderzoeksrechter. Ze vertoonde er vreemd gedrag en at meermaals papier op. Onder meer door deze ‘crises’ besliste de onderzoeksrechter haar onmiddellijk te laten opnemen in de psychiatrische vleugel van de gevangenis van Vorst. Hij beval bovendien een volledig psychiatrisch onderzoek door een gerechtspsychiater. Die verklaarde dat Marie zich zowel tijdens het plegen van de feiten als in de periode erna in een staat van krankzinnigheid bevond. Ze had haar daden niet onder controle. In overeenstemming met de wet van 1931 werd Marie dan ook geïnterneerd voor een periode van vijf jaar.

Een vaag begrip  

Zaal voor geïnterneerden in het Etablissement voor Sociaal Verweer in Bergen, een van de penitentiair-psychiatrische instellingen waar de commissie geïnterneerden naar toe kon zenden.
Zaal voor geïnterneerden in het Etablissement voor Sociaal Verweer in Bergen, een van de penitentiair-psychiatrische instellingen waar de commissie geïnterneerden naar toe kon zenden.

Bij Marie had de onderzoeksrechter, onder meer omdat ze papier had opgegeten, een concrete aanleiding om haar te laten onderzoeken door een gerechtspsychiater. Toch was het in de jaren 1950 niet altijd duidelijk waarom bepaalde criminelen wel en anderen niet in aanmerking kwamen voor internering. Dat had voornamelijk te maken met het feit dat een duidelijke definitie voor het begrip ‘krankzinnigheid’ zowel in de juridische als in de medische wereld afwezig was. Het begrip had bijgevolg een zeer ruime betekenis.

Zeker in de jaren 1950 beging de meerderheid van de krankzinnige delinquenten kleine delicten. In de psychiatrische annexen verbleef een diverse groep van onder meer recidivisten, drugs- en alcoholverslaafden, depressieven, daklozen of seksuele delinquenten. Soms haalden gerechtspsychiaters in hun verslagen specifieke psychiatrische (persoonlijkheids)stoornissen aan, maar dit was zeker niet altijd het geval. Voor Marie was een verwijzing naar haar emotionele instabiliteit en haar depressieve toestand voldoende om haar ontoerekeningsvatbaar te laten verklaren. Allicht voelde de arts ook geen behoefte hier dieper op in te gaan, omdat ze in het verleden al meermaals was opgenomen voor psychische stoornissen. De vaagheid van het begrip krankzinnigheid zorgde er bovendien voor dat een uitgebreide en gefundeerde argumentatie niet altijd nodig was.

Korte evaluatie van de gevangenisarts na Marie’s aankomst in de gevangenis van Vorst.
Korte evaluatie van de gevangenisarts na Marie’s aankomst in de gevangenis van Vorst.

Eens abnormaal, altijd abnormaal

De interneringsmaatregel werd vaak voorgesteld in specifieke omstandigheden. Vreemd gedrag tijdens de arrestatie of een zwaar  strafblad waren voor de onderzoeksrechter duidelijke signalen. Ze gingen meestal gepaard met pogingen tot zelfmoord, met onvrijwillige doodslag op een kind of partner, vrijwillige brandstichting, diefstal, kleine zedendelicten, landloperij of desertie in vredestijd.

Cartoon gemaakt door een geïnterneerde die aantoont hoe hij het voorkomen bij de commissie ervoer.
Cartoon gemaakt door een geïnterneerde die aantoont hoe hij het voorkomen bij de commissie ervoer.

Slechts bij één categorie misdadigers was geen twijfel mogelijk: diegenen met een psychiatrisch of interneringsverleden. Wanneer een crimineel eenmaal de stempel van ‘abnormaal’ of geestelijk ziek kreeg opgedrukt, zat hij of zij ermee opgezadeld tot het einde van zijn of haar dagen. Zo was Marie volgens de gerechtspsychiater gedurende haar leven meermaals het slachtoffer geweest van ‘nerveuze crises’. Om deze ‘crises’ te behandelen had zij enkele maanden in een psychiatrische instelling verbleven. Dit verklaart mee waarom de onderzoeksrechter onmiddellijk beval Marie door een psychiater te laten onderzoeken. De psychiater gebruikte bovendien Maries verleden als onweerlegbare argumentatie in zijn verslag.

Hoewel het advies van de psychiater niet bindend was,  bestond er amper een weg terug. In beroep gaan was bovendien een ingewikkelde procedure en leverde zelden resultaat op.  De ‘krankzinnige’ crimineel kon moeilijk aan de stigmatisering ontsnappen.

Tijdens de periode van internering ageerden artsen bijna als rechters. Enkel wanneer zij groen licht gaven, kon de geïnterneerde in aanmerking komen voor een voorlopige vrijlating. Hun macht groeide nog meer na de wetsverandering van 1964, die de vaste interneringstermijnen van vijf, tien of vijftien jaar afschafte. Het werd een maatregel van onbepaalde duur, waarbij de adviserende arts grotendeels instond voor de beslissing tot definitieve vrijlating. Sommige daders, al hadden ze slechts zeer kleine misdaden gepleegd en was de argumentatie vaag, werden zo meer dan twintig jaar opgesloten in een penitentiar-psychiatrische instelling.

Diane Staelens is Master in de Geschiedenis. Ze studeerde af in de richting Cultuurgeschiedenis vanaf 1750 met een masterproef over De vergeetput van justitie. Internering in België en de invloed van experten (1955-1975).