Maandelijks archief: mei 2014

Slachtoffers van kortzichtigheid

“Verboden de zwarten eten te geven, ze worden gevoed.” Dat stond in 1897 te lezen op een bordje in het park van Tervuren. In het kader van de wereldtentoonstelling werden daar niet minder dan 267 Congolezen geëxposeerd. Meer dan honderd jaar later zijn er nog steeds sporen van deze menselijke dierentuin terug te vinden: aan de noordermuur van de kerk van Tervuren bevinden zich de graven van zeven Congolezen die hun verblijf in België niet overleefden.  Het zijn materiële symbolen van een pijnlijk verleden dat nog steeds niet verwerkt is.

L’ethnologie congolaise animée

Een zekere Th. Braun beschreef in La vie moderne het koloniale luik van de wereldtentoonstelling van 1897 als een “etnologie congolaise animée”. In plaats van droge informatie, aldus Braun, had men gezorgd voor hele “contingenten zwarten”. Dat had natuurlijk een veel grotere spektakelwaarde dan een tentoonstelling van levenloze etnografische objecten. De toeschouwers konden de Congolezen bewonderen in een heus Congodorp, dat een weerspiegeling moest zijn van de Congolese samenleving. Zo kregen bijvoorbeeld de Mayombe als “bosbewoners” hun plaats in het bos, terwijl de Bangala, die “zowel op het water als op het land” leefden, aan de rand van de Sint-Hubertusvijvers werden tentoongesteld.

SamDeSchutter-MenselijkeZoo-Bangalas

Als een rode draad doorheen deze menselijke zoo liep de tegenstelling tussen de wilde Congolezen, met hun “moeurs féroces et cannibales”, en de beschaafde Westerling, die via het koloniale project haar beschaving op de Congolezen wou overbrengen. Op de tentoonstelling van 1897 werd dit proces ook letterlijk verbeeld. “A côté de la barbarie, la civilization,” zo schreef Braun. Tegenover het Congodorp was een “village civilisé” te zien, met daarin een kleine groep jonge Congolezen die in België scholing genoten onder de hoede van een pater. Deze geschoolde Congolezen dienden als levend bewijs voor datgene waartoe de Belgische beschavingsmissie in staat was.

Ekia, Gemba, Kitoukwa, M’Peia, Sambo, Zao en Mibange

SamDeSchutter-MenselijkeZoo-AfficheExpositionWaar Braun in zijn lofzang echter over zweeg, is de tragische afloop die deze tentoonstelling voor enkele Congolezen kende. Door de slechte weersomstandigheden kregen velen te kampen met verkoudheden en griep. Zeven Congolezen overleefden hun verblijf in België uiteindelijk niet. De antikoloniale stemmen in België riepen scha en schande. Maar ook de katholieke bevolking van Tervuren protesteerde hevig, het zij om een geheel andere reden. Zij vonden het immers onaanvaardbaar dat de ongedoopte Congolezen op het kerkhof zouden begraven worden. De zeven ongelukkigen – Ekia, Gemba, Kitoukwa, M’Peia, Sambo, Zao en Mibange – werden uiteindelijk in ongewijde grond begraven.

In 2004 flakkerde dit debat plots weer op en werd duidelijk dat dit stukje geschiedenis nog steeds gecontesteerd is. In de Randkrant, een maandblad voor de inwoners van de Vlaamse rand rond Brussel, verscheen toen een column van Guido Fonteyn. Daarin gaf hij aan dat hij af en toe “op bedevaart” trekt naar de graven aan de kerk van Tervuren om “de slachtoffers van de menselijke kortzichtigheid” te groeten. Zijn kritische uitlatingen en zijn beschrijving van hoe de gesneuvelde Congolezen “in een naamloos massagraf gegooid” werden, schoten echter in het verkeerde keelgat bij de heemkundige kring van Tervuren. “Je reinste onzin,” zo fulmineerden ze in een antwoord dat niet veel later in de Randkrant werd geciteerd. In die tijd was het immers normaal dat de ongedoopte Congolezen, “net als de zelfmoordenaars”, niet in gewijde grond begraven werden. Bovendien gingen alle andere teraardebestellingen – met uitzondering van de eerste – gepaard met muziek, vlaggen en officiële toespraken. Ze werden ook bijgewoond door “heel wat volk”. Dat dat volk de begrafenisstoet uitjouwde is bij de heemkundige kring blijkbaar niet geweten. Zij hebben het eerder over de eerbied die deze Congolezen te beurt viel. De ceremoniële inkleding van hun begrafenis en de speciaal ontworpen grafzerken die zij kregen, zijn de getuigen van dat respect. “Alleen al het feit dat de grafstenen er vandaag nog altijd in goede staat bijliggen,” zo besluiten ze, “bewijst voldoende de eerbied die men er sinds 1897 in Tervuren steeds voor heeft betoond”.

Een lieu de mémoire

De polemiek die in de Randkrant ontstond is een afspiegeling van de bredere nationale context en de moeilijke omgang met het koloniale verleden in België. Moeten de zeven Congolese graven in Tervuren ons herinneren aan de eerbied die de Congolezen in België in 1897 te beurt viel? Gezien de aard van de menselijke dierentuin waarvan zij deel uitmaakten en de gevolgen daarvan, lijkt respect niet de beste noemer te zijn voor deze episode uit de Belgische geschiedenis. Moeten we, zoals Guido Fonteyn, deze Congolezen dan eerder zien als “slachtoffers van de menselijke kortzichtigheid”?

Volgens de organisatoren van een herdenkingsplechtigheid die in 2013 gehouden werd bij de zeven Congolese graven, moeten de grafstenen vooral dienen als een krachtig symbool – een lieu de mémoire. Een kritische blik op de geschiedenis van deze plaats in Tervuren kan ons immers helpen om ook de huidige toestand, de plaats van de Congolese diaspora in België en de aanhoudende mechanismen van racisme en discriminatie in vraag te stellen. Het is echter treffend dat de aanwezigen op deze herdenking bijna uitsluitend uit de Congolese gemeenschap zelf kwamen.

(Sam De Schutter)

Meer lezen?

Maarten Couttenier, Congo tentoongesteld. Een geschiedenis van de Belgische antropologie en het museum van Tervuren (1882-1925), Leuven, 2005.

Sam De Schutter is gastblogger. Hij studeerde geschiedenis en antropologie in Gent en Leuven en is als praktijkassistent verbonden aan de onderzoeksgroep Moderniteit en Samenleving 1800-2000 van de KU Leuven. Zijn interesse gaat uit naar migratiegeschiedenis en de geschiedenis van postkoloniaal Afrika. Daarbij ligt zijn focus voornamelijk op de migratie tussen Congo en Europa.

Een mythe voor Belgen in Frankrijk

‘Mensen vergeten vlug. Weinig Belgen herinneren zich dat ze hun onafhankelijkheid eigenlijk aan Frankrijk te danken hebben,’ schreef  le Grand Echo, één van de meest gelezen kranten in Noord-Frankrijk in 1897. Op het einde van de negentiende eeuw verbleven zo’n half miljoen Belgen in Frankrijk. Officieel waren ze Belgisch, maar de meeste migranten hadden hun hele leven uitgebouwd in Frankrijk. Sommigen knipten de draad met het vaderland door en namen de Franse nationaliteit aan. Anderen probeerden hun Belgische roots met hun Franse leven te verzoenen. België mocht dan wel het vaderland zijn, Frankrijk was ontegensprekelijk de mère nourricière, de zorgzame moeder. Maar loyauteit koesteren tegenover twee natiestaten tegelijk, kon dat eigenlijk wel?

Ons Belgisch verleden, onze Franse toekomst

Brief van Arthur Dupont-Gruss aan de prefect van het departement Nord met de stempel van de Société des anciens officiers et sous-officiers belges/de l’armée belge.
Brief van Arthur Dupont-Gruss met de stempel van de Société des anciens officiers et sous-officiers belges/de l’armée belge.

‘Jazeker!’ bevestigde een groepje Belgische migranten onder leiding van Arthur Dupont-Gruss, Belgisch ondernemer in Rijsel. Dupont was een vooraanstaand man in de Belgische migrantengemeenschap. Hij was voorzitter van de Noord-Franse Société des anciens officiers et sous-officiers de l’armée belge en droeg in die hoedanigheid de Belgische vaderlandsliefde hoog in het vaandel. ‘Een overtuigd patriot, behulpzaam en gedienstig voor de gemeenschap,’ typeerden de leden hun voorzitter toen die een gooi deed naar de functie van Belgische consul in Rijsel. ‘Een arrogant man, bekend maar daarom niet geliefd,’ rapporteerden de lokale autoriteiten aan het Franse ministerie voor Buitenlandse Zaken. Dupont greep naast de post van consul, maar wierp zich des te meer op als vertolker van de Belgische sentimenten in Noord-Frankrijk.

In een tijdperk waarin nationaliteit synoniem was voor loyauteit, beweerden Arthur Dupont-Gruss en zijn aanhangers dat zij zich zowel Belgisch als Frans voelden. Ze voerden dit gevoel terug tot 1832, toen Frankrijk militaire hulp verleende aan het jonge België om zo het beleg van Antwerpen, door de Nederlandse koning Willem I, te breken. Met zijn interventie verzekerde Frankrijk zijn kersverse noorderbuur van een onontbeerlijke economische levensader en dus ook van een toekomst als koninkrijk. ‘We zijn een vrij volk,’ verkondigde Dupont tijdens een verenigingsbanket, ‘maar vergeten we vooral niet dat het Franse volk ons heeft gemaakt tot wat we zijn.’ Belgische patriotten die hun geschiedenis kenden, vonden het daarom niet meer dan normaal Frankrijk erkentelijk te zijn. En hoe kon men dit beter doen dan met een monument voor de gesneuvelde Franse soldaten van 1832?

De citadel van Antwerpen na het beleg van 1832
De citadel van Antwerpen na het beleg van 1832

Een Frans monument in België

Het idee voor het monument was eerder al in België gelanceerd. Als reactie op een flamingante propagandacampagne vóór een grandioze herdenking van de Boerenkrijg tegen Frankrijk in 1798, lobbyde een Fransminnende elite in Brussel voor een monument français in Antwerpen. Onderhuidse sympathieën voor één van de naburige grootmachten Frankrijk of Duitsland creëerden in de loop van de negentiende eeuw geregeld spanningen in het officieel neutrale België. Het voorstel van een monumentale zuil ter ere van 871 gesneuvelde en gewonde Franse soldaten werd afgewezen door het Antwerpse stadbestuur, dat een vrij liberale en flamingante herdenkingspolitiek voerde. Het monument zou uiteindelijk in Doornik komen te staan. De zwakke motivatie voor die keuze luidde dat de Franse troepen in 1832 via Doornik richting Antwerpen hadden opgerukt.

Foto van het Frans monument in Doornik. (fotograaf: Jean-Pol Grandmont)
Foto van het Frans monument in Doornik. (fotograaf: Jean-Pol Grandmont)

Op 19 september 1897 werd het monument français ingehuldigd op de Doornikse Place de Lille – de vroegere veemarkt – in bijzijn van Belgische en Franse hoogwaardigheidsbekleders en militaire vertegenwoordigers. De katholieke krant La Croix du Nord verheugde zich enkele dagen later over de grote Noord-Franse belangstelling voor de officiële plechtigheid. Het Belgische organisatiecomité verkondigde in zijn toespraken dezelfde boodschap als ook Dupont had gedaan: ‘België, […] hul je in vrijheid en trots, en wees erkentelijk tegenover je grote zus en vriendin, Frankrijk.’ Hoog op de stenen zuil keek België, een zegepalm in de hand, richting Frankrijk. Het publiek applaudisseerde vriendelijk en ging daarna vol overgave feesten aan de Rijselsesteenweg.

Een mythe voor Belgische migranten

Arthur Dupont-Gruss creëerde met zijn aandacht voor het beleg van Antwerpen in 1832 een verhaal waarmee de Belgische migranten in Frankrijk zich konden identificeren. Frankrijk was de beschermende moeder: in tijden van nood konden de Belgen altijd op haar rekenen. In 1832 stuurde ze soldaten voor de Belgische vrijheid, in 1897 verwelkomde ze Belgische arbeidsmigranten op zoek naar lonen en kansen op de arbeidsmarkt. Elke Belgische migrant in Frankrijk had daarom twee ‘ouders’: het Belgische vaderland en de Franse moederschoot.

Dupont bereikte met zijn boodschap slechts een gedeelte van de Belgische migrantengemeenschap. De meeste migranten maakten zich niet druk over de verzoening van hun Belgische roots met hun Franse leven, althans totdat externe omstandigheden zoals identiteitsbewijzen, werkvergunningen en legerdienst hen dwongen keuzes te maken. De morele leider van de Belgische migrantengemeenschap was Dupont dus nooit, maar hij was wel degene die de Belgische migranten in Noord-Frankrijk voorzag van een verleden dat paste bij hun dubbele eigenheid: Belgisch én Frans te zijn.

(Saartje Vanden Borre)

Saartje Vanden Borre is als postdoctoraal onderzoeker verbonden aan de onderzoeksgroep Cultuurgeschiedenis vanaf 1750. Ze publiceerde over het sociaal-culturele leven en de integratie van Belgische migranten in Noord-Frankrijk in de tweede helft van de negentiende eeuw. Momenteel werkt ze aan een geschiedenis van Kulak, de Kortijkse campus van de KU Leuven.

Titelafbeelding: Foto van Arthur Dupont-Gruss (links) tijdens de Frans-Belgische feesten in Rijsel in 1907.